Institut des Dames de Marie en Institut Supérieur de Pédagogie Galilée
Vergotestraat 38, 38a-40, 40a
Typologie(ën)
school
klooster/abdij
klooster/abdij
Ontwerper(s)
René THÉRY – architect – 1907
WAUTERS – architect
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Neoromaans
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Lambrechts-Woluwe (Apeb - 2010-2012)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 20983
Beschrijving
Scholencomplex van het vrij onderwijs, met een kleuterafdeling, een lagere en middelbare afdeling en een opvoedkundig instituut.
Geschiedenis
In 1907 werd een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een gebouw in U-vorm (A) als pensionaat en klooster, naar plannen van de Franse architect René Théry. Deze aanvraag kwam van de geestelijken van Saint-Augustin du Roule, die in 1903 uit Frankrijk waren verjaagd als gevolg van de wet-Combes. Wellicht in 1910 werd dit eerste gebouw uitgebreid met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de westzijde, aan de kant van de binnenplaats (A'). Het omvatte gratis klassen, een betalend externaat, een internaat en een klooster. Een overdekte recreatiezaal binnen het huizenblok, die later tot turnzaal (C) werd omgevormd, stamt wellicht uit deze bouwfase. In 1925 werd een kapel (B) aangebouwd aan de achterzijde van het hoofdgebouw, aan de oostzijde, n.o.v. de zoon van architect René Théry in samenwerking met architect Maugue. In 1931 werden nieuwe lokalen gebouwd, het ene gedeeltelijk ter vervanging van de linkervleugel van het hoofdgebouw (A''), het andere op de plaats van de huidige nr. 40a Vergotestraat (D). Door het tekort aan leerlingen verkochten de geestelijken de gebouwen in 1958 aan de Dames de Marie, van wie het klooster in de Lignestraat werd onteigend voor het project van het Rijksadministratief Centrum. Zij boden lager onderwijs en lager secundair onderwijs aan en ontwikkelden een normaalschool (drie jaar hogere cyclus en één jaar pedagogische opleiding). In 1977 werd het gebouw dat in 1931 aan de straatkant was opgetrokken en waarin zich de lagere school bevond, vervangen door een modern gebouw van modulair beton, n.o.v. architect A. Wauters (D). Van 1990 tot 1996 doorliep het complex een fase van diverse bouwwerken en verbouwingen gekenmerkt door een postmoderne esthetiek (n.o.v. architecten Ter Assatouroff, Liétart en Noiret): de bouw van een nieuwe normaalschool (G), een nieuwe verbinding tussen de oude kapel en het hoofdgebouw (E), de bouw van een bijgebouw aan de turnzaal (F), de inrichting van een refter voor de kleuterschool onder de kapel, de inrichting van een polyvalente zaal en een klein oratorium in die zaal. In 2006-2008 werd in de tuin een gebouw voor het kleuteronderwijs opgetrokken dat de twee geprefabriceerde paviljoenen uit 1958 verving (H); daarnaast werd een verdieping toegevoegd aan de turnzaal (C).
Beschrijving
Hoofdgebouw (A) in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. gekenmerkt door de esthetiek van het klooster van Roule aan de Rue Hoche in Parijs, n.o.v. architect René Théry in 1907 en uitgebreid, wellicht in 1910, met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (A') aan de binnenplaats. Aan de straatkant ligt het rond een binnenplaats omheind door een muurtje van hardsteen en zandstenen breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., met smeedijzeren traliewerk met leliemotieven. Gebouw van drie bouwlagen aan de voorgevel en vier aan de achtergevel, onder afgewolfd leiendak.
Voorgevel van baksteen met witstenen elementen. De zijvleugels hebben vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de binnenplaats en één aan de straatkant. Het centrale volume heeft negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de twee aan het uiteinde hebben verspringende bouwlagen, de vijf centrale vormen een eerste risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., de drie middelste een tweede; op die laatste bevindt zich een extra bouwlaag bekroond door een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met een klok. Op de benedenverdieping, rondbogige muuropeningen in het centrale volume, steekboogvormig op de zijvleugels. Uitspringende sleutels. In het midden, bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. beschermd door een gewelfde markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. op smeedijzeren armatuur. Op de verdiepingen, muuropeningen onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... van de rechtervleugel bewaard, dat op de benedenverdieping van het centrale volume met gerenoveerde roedeverdeling.
Achtergevel in baksteen met elementen in donkere baksteen en hardsteen. Achttien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verdeeld over drie volumes van negen, vijf en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de middelste inspringend. De gevel wordt gescandeerd door arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., met rondbogige muuropeningen in de eerste twee bouwlagen en steekboogvormige in de twee laatste. Bewerkte bakstenen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). onder de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Doorlopende markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. op smeedijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. op de benedenverdieping.
Interieur. Grote hal onder caissonplafond. De symmetrische en regelmatige zijden hebben elk drie rondbogige muuropeningen, al dan niet blindZonder opening; blind venster, schijnopening., beklemtoond door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Marmeren mozaïekvloer in waaiervorm. Beelden van Maria en Jozef. Eikenhouten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdeling. Het hoofdvolume en zijn twee vleugels worden doorkruist door lange gangen waaraan de klaslokalen liggen. Een van de twee trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. aan de zijkant heeft nog zijn oorspronkelijke structuur, met marmeren treden en een smeedijzeren leuning.
Voormalige recreatiezaal, verbouwd tot turnzaal (C). Binnen het huizenblok, langwerpig gebouw verbonden met het hoofdgebouw (A) door een overdekte speelplaats met Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf. waarvan het glas nu verdwenen is. Het gebouw is van baksteen, met witstenen elementen, en werd waarschijnlijk gebouwd tijdens de eerste bouwfase van de school, rond 1907-1910. Het werd in 1990 uitgebreid met een lateraal volume voor het sanitair (F) en kreeg in 2006 een verdieping onder gebombeerdGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont. dak. Op de benedenverdieping, rondbogige muuropeningen, sommige als glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat., zes aan de lange zijde en drie aan de kortere zijden. Decor van breedarmige kruisen onder het stenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Gewelfd interieur met gedrukte kloosterboog. Houten parket met ellebogen.
Kapel in neoromaanse stijl, ontworpen in 1925 door de zoon van architect René Théry in samenwerking met architect Maugue. Bakstenen gebouw met witstenen elementen, van het basiliektype, met een schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gescandeerd door steunberen, en een vijfhoekig koor, aan weerszijden geflankeerd door een bijgebouw. TrapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. geschraagd door een gedrongen klokkentoren onder kegelvormig dak met uitsprongen. De eerste bouwlaag volgt de helling van het terrein en dient als refectorium, met rechthoekige muuropeningen, sommige gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Erboven heeft de kapel rondbogige muuropeningen, die van het schip met metalen roedeverdeling versierd met wit en geel glas. In 1970 werd de kapel opgesplitst in twee bouwlagen, de eerste als sportzaal, de tweede getransformeerd in polyvalente zaal in 1990. Die zaal wordt gescandeerd door de zichtbare dakstoelen van het gebinte, die vroeger gedeeltelijk achter een plafond verborgen zaten. Klein oratorium gebouwd in het koor in 1990. Eikenhouten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Glas-in-loodramen met voorstelling van Pierre Fourier, de oprichter van de orde van Roule, een Geboorte van Jezus, en Alix Le Clerc, leerling van Pierre Fourier.
Engelse tuin met bomen die als opmerkelijk zijn geïnventariseerd. Oude muren rond het eigendom.
Geschiedenis
In 1907 werd een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een gebouw in U-vorm (A) als pensionaat en klooster, naar plannen van de Franse architect René Théry. Deze aanvraag kwam van de geestelijken van Saint-Augustin du Roule, die in 1903 uit Frankrijk waren verjaagd als gevolg van de wet-Combes. Wellicht in 1910 werd dit eerste gebouw uitgebreid met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de westzijde, aan de kant van de binnenplaats (A'). Het omvatte gratis klassen, een betalend externaat, een internaat en een klooster. Een overdekte recreatiezaal binnen het huizenblok, die later tot turnzaal (C) werd omgevormd, stamt wellicht uit deze bouwfase. In 1925 werd een kapel (B) aangebouwd aan de achterzijde van het hoofdgebouw, aan de oostzijde, n.o.v. de zoon van architect René Théry in samenwerking met architect Maugue. In 1931 werden nieuwe lokalen gebouwd, het ene gedeeltelijk ter vervanging van de linkervleugel van het hoofdgebouw (A''), het andere op de plaats van de huidige nr. 40a Vergotestraat (D). Door het tekort aan leerlingen verkochten de geestelijken de gebouwen in 1958 aan de Dames de Marie, van wie het klooster in de Lignestraat werd onteigend voor het project van het Rijksadministratief Centrum. Zij boden lager onderwijs en lager secundair onderwijs aan en ontwikkelden een normaalschool (drie jaar hogere cyclus en één jaar pedagogische opleiding). In 1977 werd het gebouw dat in 1931 aan de straatkant was opgetrokken en waarin zich de lagere school bevond, vervangen door een modern gebouw van modulair beton, n.o.v. architect A. Wauters (D). Van 1990 tot 1996 doorliep het complex een fase van diverse bouwwerken en verbouwingen gekenmerkt door een postmoderne esthetiek (n.o.v. architecten Ter Assatouroff, Liétart en Noiret): de bouw van een nieuwe normaalschool (G), een nieuwe verbinding tussen de oude kapel en het hoofdgebouw (E), de bouw van een bijgebouw aan de turnzaal (F), de inrichting van een refter voor de kleuterschool onder de kapel, de inrichting van een polyvalente zaal en een klein oratorium in die zaal. In 2006-2008 werd in de tuin een gebouw voor het kleuteronderwijs opgetrokken dat de twee geprefabriceerde paviljoenen uit 1958 verving (H); daarnaast werd een verdieping toegevoegd aan de turnzaal (C).
Beschrijving
Hoofdgebouw (A) in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. gekenmerkt door de esthetiek van het klooster van Roule aan de Rue Hoche in Parijs, n.o.v. architect René Théry in 1907 en uitgebreid, wellicht in 1910, met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (A') aan de binnenplaats. Aan de straatkant ligt het rond een binnenplaats omheind door een muurtje van hardsteen en zandstenen breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., met smeedijzeren traliewerk met leliemotieven. Gebouw van drie bouwlagen aan de voorgevel en vier aan de achtergevel, onder afgewolfd leiendak.
Voorgevel van baksteen met witstenen elementen. De zijvleugels hebben vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de binnenplaats en één aan de straatkant. Het centrale volume heeft negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de twee aan het uiteinde hebben verspringende bouwlagen, de vijf centrale vormen een eerste risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., de drie middelste een tweede; op die laatste bevindt zich een extra bouwlaag bekroond door een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met een klok. Op de benedenverdieping, rondbogige muuropeningen in het centrale volume, steekboogvormig op de zijvleugels. Uitspringende sleutels. In het midden, bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. beschermd door een gewelfde markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. op smeedijzeren armatuur. Op de verdiepingen, muuropeningen onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... van de rechtervleugel bewaard, dat op de benedenverdieping van het centrale volume met gerenoveerde roedeverdeling.
Achtergevel in baksteen met elementen in donkere baksteen en hardsteen. Achttien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verdeeld over drie volumes van negen, vijf en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de middelste inspringend. De gevel wordt gescandeerd door arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., met rondbogige muuropeningen in de eerste twee bouwlagen en steekboogvormige in de twee laatste. Bewerkte bakstenen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). onder de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Doorlopende markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. op smeedijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. op de benedenverdieping.
Interieur. Grote hal onder caissonplafond. De symmetrische en regelmatige zijden hebben elk drie rondbogige muuropeningen, al dan niet blindZonder opening; blind venster, schijnopening., beklemtoond door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Marmeren mozaïekvloer in waaiervorm. Beelden van Maria en Jozef. Eikenhouten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdeling. Het hoofdvolume en zijn twee vleugels worden doorkruist door lange gangen waaraan de klaslokalen liggen. Een van de twee trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. aan de zijkant heeft nog zijn oorspronkelijke structuur, met marmeren treden en een smeedijzeren leuning.
Voormalige recreatiezaal, verbouwd tot turnzaal (C). Binnen het huizenblok, langwerpig gebouw verbonden met het hoofdgebouw (A) door een overdekte speelplaats met Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf. waarvan het glas nu verdwenen is. Het gebouw is van baksteen, met witstenen elementen, en werd waarschijnlijk gebouwd tijdens de eerste bouwfase van de school, rond 1907-1910. Het werd in 1990 uitgebreid met een lateraal volume voor het sanitair (F) en kreeg in 2006 een verdieping onder gebombeerdGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont. dak. Op de benedenverdieping, rondbogige muuropeningen, sommige als glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat., zes aan de lange zijde en drie aan de kortere zijden. Decor van breedarmige kruisen onder het stenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Gewelfd interieur met gedrukte kloosterboog. Houten parket met ellebogen.
Kapel in neoromaanse stijl, ontworpen in 1925 door de zoon van architect René Théry in samenwerking met architect Maugue. Bakstenen gebouw met witstenen elementen, van het basiliektype, met een schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gescandeerd door steunberen, en een vijfhoekig koor, aan weerszijden geflankeerd door een bijgebouw. TrapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. geschraagd door een gedrongen klokkentoren onder kegelvormig dak met uitsprongen. De eerste bouwlaag volgt de helling van het terrein en dient als refectorium, met rechthoekige muuropeningen, sommige gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Erboven heeft de kapel rondbogige muuropeningen, die van het schip met metalen roedeverdeling versierd met wit en geel glas. In 1970 werd de kapel opgesplitst in twee bouwlagen, de eerste als sportzaal, de tweede getransformeerd in polyvalente zaal in 1990. Die zaal wordt gescandeerd door de zichtbare dakstoelen van het gebinte, die vroeger gedeeltelijk achter een plafond verborgen zaten. Klein oratorium gebouwd in het koor in 1990. Eikenhouten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Glas-in-loodramen met voorstelling van Pierre Fourier, de oprichter van de orde van Roule, een Geboorte van Jezus, en Alix Le Clerc, leerling van Pierre Fourier.
Engelse tuin met bomen die als opmerkelijk zijn geïnventariseerd. Oude muren rond het eigendom.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 273-22.
GASLW/DS 3261 (1931), 3275 (1931), 5490 (1937), 12759 (1977), 13164 (1980), 14476, 14868 (1990).
GAS/DS 273-22.
GASLW/DS 3261 (1931), 3275 (1931), 5490 (1937), 12759 (1977), 13164 (1980), 14476, 14868 (1990).
Publicaties en studies
JURION-de WAHA, F., La mémoire des pierres. Découvrez l'architecture scolaire à Brussel, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 8-10.
Mahieu, M., Van Liempt, V. (red.), 1908. 1958. 2008. Cent ans au 40 rue Vergote, Institut des Dames de Marie, s.l., 2009.
Websites
Inventaris van de Opmerkelijke Bomen, Park van het Instituut “Dames de Marie”.
JURION-de WAHA, F., La mémoire des pierres. Découvrez l'architecture scolaire à Brussel, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 8-10.
Mahieu, M., Van Liempt, V. (red.), 1908. 1958. 2008. Cent ans au 40 rue Vergote, Institut des Dames de Marie, s.l., 2009.
Websites
Inventaris van de Opmerkelijke Bomen, Park van het Instituut “Dames de Marie”.