Analyselaboratorium en depot chemische producten "Ch. Delacre et Cie"
Villa Hermosastraat 10
Typologie(ën)
opslagplaats/loods
Ontwerper(s)
Paul SAINTENOY – architect – 1896-1897
G. HUBRECHT – 1928
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30623
Beschrijving
Gebouw met art nouveau-inslag
naar ontwerp van architect Paul Saintenoy van 1896, voltooid in 1897; eertijds
verbonden met de gelijknamige apotheek door Saintenoy van 1898-1900 (zie
Koudenberg nr. 64-66). Later in gebruik door warenhuis Old England (zie Hofberg nr. 2); belangrijke verbouwing naar
ontwerp van architect G. Hubrecht van 1928.
Baksteenbouw met ijzerstructuur op rechthoekige plattegrond; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., vijf bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldak (pannen). Ondiepe voorbouw met drie bouwlagen, bijkomende smalle deurtravee links en plat dak; toevoeging van glaskap in 1907, vervangen door bovenlichten in 1928. Gevels met beglaasd ijzeren skelet - geprofileerde posten met voluut- en palmetkapiteel, doorgetrokken lateien met klinknagels - waarin vierledig houten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op gemetselde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Massieve onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en hoekpenanten met platte banden; kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op ijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Voorgevel. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met geprofileerde plint en puilijst, rustieke banden en diamantkoppen van arduin. Oorspronkelijk deur, twee hogere poorten tussen lichtspleten en twee middenvensters, met geblokte posten en ijzeren latei met rozetten; poort links omgebouwd tot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., drie rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tot ruim portaal met dieperliggende toegangen (1928). Terugwijkende bovenste twee verdiepingen oorspronkelijk onder overkragende bedaking op uitgelengde ijzeren consoles, recent verwijderd; linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gedicht (1928). Achtergevel met toegevoegde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. (1939).
Interieur. Ijzeren balkenlagen op kolommen en gemetselde troggewelven; betonnen trap - ter vervanging van oorspronkelijke houten - en centrale schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. (1928); aanpassingen voor appartementen (1939).
Baksteenbouw met ijzerstructuur op rechthoekige plattegrond; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., vijf bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldak (pannen). Ondiepe voorbouw met drie bouwlagen, bijkomende smalle deurtravee links en plat dak; toevoeging van glaskap in 1907, vervangen door bovenlichten in 1928. Gevels met beglaasd ijzeren skelet - geprofileerde posten met voluut- en palmetkapiteel, doorgetrokken lateien met klinknagels - waarin vierledig houten raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op gemetselde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Massieve onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en hoekpenanten met platte banden; kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op ijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Voorgevel. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met geprofileerde plint en puilijst, rustieke banden en diamantkoppen van arduin. Oorspronkelijk deur, twee hogere poorten tussen lichtspleten en twee middenvensters, met geblokte posten en ijzeren latei met rozetten; poort links omgebouwd tot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., drie rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tot ruim portaal met dieperliggende toegangen (1928). Terugwijkende bovenste twee verdiepingen oorspronkelijk onder overkragende bedaking op uitgelengde ijzeren consoles, recent verwijderd; linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gedicht (1928). Achtergevel met toegevoegde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. (1939).
Interieur. Ijzeren balkenlagen op kolommen en gemetselde troggewelven; betonnen trap - ter vervanging van oorspronkelijke houten - en centrale schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. (1928); aanpassingen voor appartementen (1939).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 24471 (1896-1897, 1907), 36641 (1928), 50381 en 50851 (1939).