Typologie(ën)
winkel
werkplaats (ambachtelijk)
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1909-1912
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33438
Beschrijving
Kantoor-
winkel- en ateliergebouw in art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. n.o.v. architect Victor Horta, 1909.
Complex op onregelmatige - grosso modo L-vormige - plattegrond, volgens de richtlijnen van Philippe Wolfers ontworpen rondom twee rechthoekige binnenplaatsen. Oorspronkelijk winkelruimte en werkhuizen beneden, ateliers op tweede bouwlaag, kantoren op volgende twee verdiepingen, appartement ter hoogte van verdieping met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. en achteruitwijkende dakverdieping. Zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede gevel met zwarte granitobekleding voor benedenverdieping, witsteen voor de verdiepingen. Expressieve gevel met rijke materiaalkeuze en vloeiend lijnenspel, hoewel reeds behorend tot een meer klassieke fase binnen Horta’s œuvre onder meer door het achterwege laten van decoratief smeedijzerwerk en de koppeling van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens repeterend ritme.
Originele gevelcompositie, met symmetrische travee-indeling verbroken door asymmetrisch geplaatste en bredere convexe bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte.; harmonische combinatie van horizontale en verticale lijnen respectievelijk door de rechte en gebogen waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en lekdrempels en de verdiepte penantenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. verhoogd door de sierlijke zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. van de verdiepte bovenbouw met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw.. Benedenverdieping met variërende raamhoogten en verspringende plintenHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. volgens hoogteverschil; verfijnde detailuitvoering op penantenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. en sierlijke profilering als beëindiging van de puilijst; vitrines omlijnd door slanke metalen profielen; poort met vleugeldeur en markant ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. met typische art nouveauvormgeving.
Oorspronkelijk winkelmeubilair van mahoniehout uit Honduras gefineerd met dito platen, ontworpen door Victor Horta en in 1912 uitgevoerd door de Londense firma Sage; in 1974 gedemonteerd en in 1977 overgebracht naar de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, departement Sierkunsten.
Geplande, doch niet gerealiseerde uitbreiding in Bergstraat waarvoor ontwerpen van V. Horta van 1930 : in eerste versie met acht bouwlagen hoge art decogevel, in tweede versie met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Complex op onregelmatige - grosso modo L-vormige - plattegrond, volgens de richtlijnen van Philippe Wolfers ontworpen rondom twee rechthoekige binnenplaatsen. Oorspronkelijk winkelruimte en werkhuizen beneden, ateliers op tweede bouwlaag, kantoren op volgende twee verdiepingen, appartement ter hoogte van verdieping met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. en achteruitwijkende dakverdieping. Zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede gevel met zwarte granitobekleding voor benedenverdieping, witsteen voor de verdiepingen. Expressieve gevel met rijke materiaalkeuze en vloeiend lijnenspel, hoewel reeds behorend tot een meer klassieke fase binnen Horta’s œuvre onder meer door het achterwege laten van decoratief smeedijzerwerk en de koppeling van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens repeterend ritme.
Originele gevelcompositie, met symmetrische travee-indeling verbroken door asymmetrisch geplaatste en bredere convexe bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte.; harmonische combinatie van horizontale en verticale lijnen respectievelijk door de rechte en gebogen waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en lekdrempels en de verdiepte penantenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. verhoogd door de sierlijke zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. van de verdiepte bovenbouw met loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw.. Benedenverdieping met variërende raamhoogten en verspringende plintenHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. volgens hoogteverschil; verfijnde detailuitvoering op penantenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. en sierlijke profilering als beëindiging van de puilijst; vitrines omlijnd door slanke metalen profielen; poort met vleugeldeur en markant ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. met typische art nouveauvormgeving.
Oorspronkelijk winkelmeubilair van mahoniehout uit Honduras gefineerd met dito platen, ontworpen door Victor Horta en in 1912 uitgevoerd door de Londense firma Sage; in 1974 gedemonteerd en in 1977 overgebracht naar de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, departement Sierkunsten.
Geplande, doch niet gerealiseerde uitbreiding in Bergstraat waarvoor ontwerpen van V. Horta van 1930 : in eerste versie met acht bouwlagen hoge art decogevel, in tweede versie met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Bronnen
Archieven
SAB/OW 5 (1909-1912), 40871 (1930).
Archief KCML, dossier 2.42.
Publicaties en studies
BORSI F., PORTOGHESI P., Victor Horta, Brussel, 1977, p. 105-107, 172.
DULIERE C., Victor Horta, Mémoires, Brussel, 1985, p. 120-124.
HAERENS J., Art Nouveau et Art Déco, le Magasin Wolfers, Brussel, 1983.
LOZE P., Guide de Bruxelles XIX' et Art Nouveau, Brussel, 1985, p. 49-50.