Typologie(ën)
tentoonstellingszaal
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1890-1906
Jef LAMBEAUX – beeldhouwer – 1886-1898
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Lambeaux werkte vanaf 1886 aan dit monumentale werk met als onderwerp de menselijke driften. Het ontwerp een houtskooltekening op doek op ware grootte van het reliëf, werd in 1889 voorgesteld op de driejaarlijkse Salon van Gent. Het ontwerp veroorzaakte veel beroering en wekte zowel lof als kritiek. Ondanks een heftige polemiek waarbij de katholieke pers het werk als immoreel en de overheidsuitgave als stuitend veroordeelde, plaatste de overheid een jaar later een bestelling bij de kunstenaar voor de uitvoering ervan in marmer.
Er werd besloten dat het kunstwerk in het Jubelpark zou komen in een speciaal daarvoor ontworpen paviljoen. Op voorstel van hofarchitect Alphonse Balat werd Victor Horta, een van zijn stagiairs, aangeduid voor het ontwerp. Dit was de eerste openbare opdracht van de jonge architect.
Op 08.08.1890 werd een contract afgesloten voor de uitvoering van het beeldhouwwerk en het paviljoen die binnen de acht jaar moesten voltooid zijn. Een jaar later werd de bouw van het paviljoen aangevat hoewel de plannen pas in 1892 aan de administratie werden overgemaakt. In 1894 stelde Lambeaux een gipsen model van het reliëf in zijn atelier tentoon. De titel van het werk was op dat ogenblik De lijdensweg van de mensheid. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1897 die plaatsvond in het Jubelpark, was het paviljoen voltooid, maar was het reliëf niet klaar; sommige onderdelen waren nog in gips. In 1898 was het geheel voltooid en op 01.10.1899 had uiteindelijk de inhuldiging plaats.
Drie dagen later werd het paviljoen evenwel afgesloten met houten panelen. Dit gebeurde op vraag van Lambeaux die niet tevreden was over de zenitale en frontale belichting van zijn reliëf. Horta had inderdaad een kleine tempel ontworpen met een glazen dak en een uit zuilen bestaande open hoofdgevel. De beeldhouwer vroeg aan de architect om zijn plannen te herzien en een gesloten gevel te ontwerpen, wat Horta met tegenzin uiteindelijk pas in 1906 zou doen. Niet langer geïnteresseerd in het project liet Horta het toezicht op de werkzaamheden over aan de Dienst van Civiele Gebouwen. De werken waren begonnen in 1909 en een jaar later werd het paviljoen heropend, maar zonder officiële inhuldiging. Het bleef bovendien onvoltooid.
Het bouwwerk en zijn reliëf werden beschermd bij K.B. van 18.11.1976. Twee jaar later schonk koning Boudewijn het geheel aan koning Khaled van Saoedie-Arabië, een gift die officieel werd bekrachtigd bij K.B. van 12.09.1979: de Belgische overheid deed afstand van het paviljoen ten voordele van de vzw Islamitisch en Cultureel Centrum van België, waarvan de zetel was gevestigd in de naburige Grote Moskee, met de bedoeling er een museum over de islamitische kunst in onder te brengen. Voor deze nieuwe bestemming moest het paviljoen worden verbouwd en het reliëf worden verwijderd. Er werd een eerste ontwerp gemaakt door de Tunesische architect Mongi Boubaker. In 1980 werd aan de demontage van het kunstwerk begonnen, echter zonder de nodige vergunningen. Een klacht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen leidde dan ook heel snel tot de stopzetting van de werkzaamheden. De commissie herinnerde eraan dat het paviljoen en het reliëf onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Daarna werden talloze alternatieven onderzocht, zoals de verplaatsing van de tempel en zijn reliëf naar de andere kant van het Jubelpark en de bouw van een nieuw museum naast de moskee. Aangezien men niet tot een oplossing kwam werd beslist om het idee van een museum op te geven. Vandaag valt het beheer van het paviljoen onder de Regie der Gebouwen in afwachting van een opheldering over zijn definitieve bestemming.
Beschrijving
Paviljoen
Het door Horta ontworpen paviljoen heeft de vorm van een tempietto met classicistische inslag. Het staat op een kleine gegazonneerde heuvel en is bereikbaar via enkele bakstenen traptreden, die een brede hardstenen trap vervangen. Het gebouw was oorspronkelijk vierkantig met zijden van veertien meter. Op basis van de plannen van de architect van 1906 werden de zuilen van de voorgevel vervangen door een muur. De zuilen zelf worden vooruitgeschoven zodat ze een pronaos vormen en de diepte van het gebouw zeventien meter werd.
Het gebouw heeft een bakstenen structuur en de gevel is bekleed met steen van Euville, die in de achtergevel is aangevuld met steen van Savonnières. Hardstenen sokkel. De voor- en zijgevels hebben een decor van bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en panelen, waarop oorspronkelijk een reliëf moest komen. De hoeken worden gemarkeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. is bekroond met een attiekmuur.
De voorgevel bestaat uit vier zuilen tussen twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die met het hoofdvolume verbonden zijn door een lage muur. Egaal frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., waarop eveneens een reliëf moest komen,geflankeerd door bekroningen. De sokkel bestaat uit vier traptreden geflankeerd door twee geprofileerde sokkels voor sculpturen. Aan de achterkant van het gebouw bevinden zich gelijkaardige sokkels. Achteraan in de pronaos is een centrale deur bekroond door een paneel met de tweetalige inscriptie ‘Les Passions Humaines par Jef Lambeaux - De Menschelijke Driften door Jef Lambeaux’. De vleugels van de deur zijn thans bekleed met metaal.
In de achtergevel is eveneens een deur die ook werd vervangen. Ze is bereikbaar via traptreden en is bekroond met een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). onder een paneel. In het bovenste gedeelte zijn acht kijkgaten aangebracht, waarvan sommige thans zijn dichtgemaakt. De friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en de attiekmuur zijn thans in zichtbare baksteen.
Ondanks zijn klassieke aspect bezit het gebouw elementen die de organische esthetica van de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. aankondigen. Horta opteerde voor doorlopende lijnen, gebogen wanden en afgeronde hoeken. Het onderste gedeelte van de muren is naar onderen toe lichtjes verwijdend en de sokkel met keellijst geeft de indruk dat het gebouw uit de grond opstijgt. De zuilen zijn bovenaan voorzien van canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster. die zorgen voor een zachte overgang tussen de schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. en het kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met plantendecor. Het frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. heef subtiel gebogen lijnen.
Het interieur is een bijzonder sobere ruimte. De muren zijn bekleed met witsteen van Euville en van Savonnières, boven een hardstenen plint. Ze zijn geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., waartussen grote panelen in geel marmer van Siena zijn aangebracht. Op zijn plan van 1906 voorzag Horta achter de hoofdingang een sas dat het licht van buiten moest afschermen. Dit werd echter niet uitgevoerd. Het reliëf staat parallel aan de achterwand tussen twee pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en op een hardstenen sokkel waarvan het profiel het silhouet van de sculptuur overneemt. Het werk was oorspronkelijk bekroond met een band in steen van Euville die echter in 1980 werd gedemonteerd. Achter het reliëf ligt een kleine technische ruimte die via een tweede deur toegankelijk is. De vloer is bekleed met een mozaïek in rood Griotte marmer, wit van Carrara en oranje van Verona. Het zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. is in de eerste twee derden van de ruimte verborgen achter een beschilderd cassettenplafond in hout en Eternit. In het achterste gedeelte, boven het reliëf, is het dak beglaasd.
In 2006 werd door de Regie der Gebouwen een ontwerp ingediend voor de restauratie van het paviljoen. Naast het reinigen en herstel van de gevels en in het interieur, voorziet dit ook in de vervanging naar oorspronkelijk model van het dak, de restauratie van de voordeur en de vernieuwing van de achterdeur. Bovendien moet de hardstenen trap voor het gebouw worden hersteld. Binnen zullen de platen in geel marmer van Siena worden gerestaureerd en onder het bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. zal een half doorschijnend velum worden aangebracht, zodat er diffuus licht op het reliëf valt, zoals Horta dat voorzien had.
Reliëf
Het reliëf van Lambeaux is gehouwen en samengesteld uit zeventien blokken Carrarisch marmer. Het is twaalf meter lang en acht meter hoog. Het is een compositie vol beweging die van links naar rechts in stijgende lijn gaat. Deze dynamiek wordt versterkt door een modelé dat verzacht en evolueert van haut-reliëf in het onderste registerVensterstrook in een topgevel. naar verzwakt reliëf bovenaan.
Het werk is opgebouwd uit verschillende groepen die allegorieën voorstellen van het genot en het ongeluk van de mensheid, waarop de Dood toeziet. In het onderste registerVensterstrook in een topgevel. zien we het Moederschap, de Verleiding, de Zelfmoord, de Drie Leeftijden van de Mensheid, en de Moord of Kaïn en Abel. In het middelste registerVensterstrook in een topgevel. bevinden zich de Ontucht, de Vreugde of het Bacchanaal, de Verkrachting, de Oorlog en de Wroeging of Adam en Eva. De Dood domineert de compositie, links geflankeerd door de Gratiën en rechts door de Helse Legioenen. Uiterst rechts is de gekruisigde Christus te zien, in het gezelschap van God de Vader en de drie Schikgodinnen.
Het reliëf kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd (DE CALLATAY, F., 1989, pp. 269-289). Bij een horizontale lezing zien we de mensheid die verdeeld is tussen het vrouwelijke principe, synoniem van plezier, links en het mannelijke principe, synoniem van lijden, rechts. Ze ontmoeten elkaar op dramatische manier in het midden met de Zelfmoord, de Verkrachting en de Dood. Bij een verticale lezing van beneden naar boven, zien we de mensheid die overgaat van het individuele principe naar het collectieve principe. Bij een derde, diagonale lezing, van de linker benedenhoek naar de rechter bovenhoek, zien we de mensheid vanaf de kindsheid tot aan de religie, voorbij de passie en de dood.
Beschermd op 18.11.1976.
Bronnen
Archieven
Archief Hortamuseum.
SAB/OW 32170 (1891-1892), 93577 (1982).
Publicaties en studies
BOAS, S., CORTEN, I., Inventaire du petit patrimoine du parc du Cinquantenaire, onuitgegeven studie uitgevoerd voor de Koning Boudewijnstichting, 2002-2003.
DELTOUR-LEVIE, C., HANOSSET, Y., Het Jubelpark. Zijn gebouwen en musea, Reeks Brussel, stad van kunst en geschiedenis, 1, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Monumenten en Landschappen, Brussel, 1993, pp. 43-45.
DEROM, P., De beelden van Brussel. Galerie Patrick Derom, Brussel, Uitgeverij Pandora, Antwerpen, 2000, pp. 109-111.
HORTA, V., Mémoires, tekst bewerkt, geannoteerd en ingeleid door Cécile Dulière, Ministerie van de Franstalige Gemeenschap, Brussel, 1985, pp. 26-29.
HOUBART, C., Le Pavillon des Passions humaines au parc du Cinquantenaire. Synthèse historique, onuitgegeven studie in het kader van de restauratie van het paviljoen van de Menselijke Driften, Regie der Gebouwen, Brussel, maart 2006.
Kroniek van het Jubelpark, 1880-1980, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1980.
Restauration du Pavillon des Passions Humaines, Pavillon Horta – Parc du Cinquantenaire, Stedenbouwkundige aanvraag, Regie der Gebouwen, 2006.
Tijdschriften
‘Monument aux passions humaines’, A+, 203, 2006-2007, p. 76.
DE CALLATAY, F., ‘Les “Passions humaines” de Jef Lambeaux: un essai d’interprétation’, Bulletin des Musées royaux d’Art et d’Histoire, 60, 1989, pp. 269-289.
DULIERE, C., ‘Le Pavillon des Passions humaines au Parc du Cinquantenaire’, Belgisch tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis, 48, 1979, pp. 85-97.
FORNARI, B., ‘Jef Lambeaux en de menselijke driften’, Monumenten en Landschappen, 5, 1989.
HAERENS, J., ‘Jef Lambeaux en het reliëf der Menselijke Passies. Een historisch overzicht’, Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 53, 1982, pp. 89-105.
SOLVAY, L., ‘Les Passions humaines, de Jef Lambeaux’, Bruxelles Exposition 1897, officieel orgaan van de internationale tentoonstelling, Rossel, Brussel, 1897, pp. 64-68.