Typologie(ën)
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
Frans J. SEULEN – architect – 1887
Frans J. SEULEN – architect – 1913-1919
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van de stationsgebouwen in Brussel (Thierry Demey)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1864 werd op de oude vlakte aan de onderzijde van het domein Monplaisir en op de huidige plaats van het station van Schaarbeek een klein reizigersstation gebouwd, Halte Helmet genaamd. Het was een houten barak die rechtstreeks in verbinding stond met een bescheiden goederenstation in de as van de Leeuwstraat (de huidige Anatole Francestraat). In 1871 besliste het ministerie van Openbare Werken deze halte door een nieuw station te vervangen. Daartoe verwierf het in 1873 een groot geheel van terreinen, met als doel het Noordstation en het station van de Groendreef te ontlasten en een vormingsstation te bouwen. In 1880, na de aanleg van de Prinses Elisabethlaan, toen nog de Koninklijke Sint-Mariastraat, werd vóór de halte een plein aangelegd, het Nationaal Plein. Het duurde tot 1887 en de stimulans gegeven door de bouw van het nieuwe gemeentehuis van Schaarbeek voordat het plan van een nieuw reizigersgebouw werd opgesteld en uitgevoerd. Het was een ontwerp van de architect der Belgische Spoorwegen F. J. Seulen en betrof het linkerdeel van het huidige station.
In het licht van het toenemende reizigers- en goederentransport vatte de staat in 1913 het plan op om het station van Schaarbeek uit te breiden met een gebouw dat uitsluitend voor de reizigers bestemd was; het werd pas in 1919 uitgevoerd. Dezelfde architect, Seulen, tekende de plannen. Het aantal sporen voor reizigerstreinen werd tot twaalf uitgebreid en er werden ondergrondse gangen gemaakt. Om de vroegere overwegen te vervangen werden de Leeuwenoprit en de Albertbrug gebouwd.
Het reizigersgebouw aan het plein en het bagagedepot en de luifelsAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. van de perrons werden beschermd bij regeringsbesluit van 10.11.1994.
Beschrijving
Bâtiment des recettes of Reizigersgebouw.
De twee delen van het gebouw voor reizigers werden ontworpen met een interval van 26 jaar door J. F. Seulen, architect van de NMBS, die de twee gebouwen op elkaar liet aansluiten. De twee delen zijn in eclectische stijl met invloed van de neo-Vlaamse renaissancestijl, maar ze verschillen lichtjes van elkaar: het deel uit 1887 heeft een meer historiserend karakter, terwijl dat uit 1913-1919 een grotere invloed van de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. vertoont. Gemeenschappelijke materialen en uitvoering: baksteen met hardstenen elementen en banden in Gobertangesteen, leien daken. Schuine onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. Rechthoekige diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen. op de benedenverdieping. EntablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met polychrome versiering met vierkante diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen. en bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. waarop de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). rust. Op de achtergevel, een reeks kraagstenen halverwege de benedenverdieping waarop vroeger wellicht een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. rustte. De meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zijn rechthoekig, met een of meer kruisramen en bekroond door een ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. DakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdak. Alle gevels zijn even fraai bewerkt. De achtergevels nemen de compositie van de gevels aan het plein over, maar dan vereenvoudigd. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en deuren bewaard of vervangen naar oorspronkelijk ontwerp.
Linkervolume (1887)
Gebouw met drie volumes van ongelijke hoogte, breedte en diepte, met oorspronkelijk een administratief deel met loketten, een wachtzaal en kantoren, een deel bestemd voor de technische installaties (lampenopslag- en onderhoudsplaats), en de woning van de stationschef.
Het centrale deel van twee bouwlagen is asymmetrisch en rechthoekig, onder een leien schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Het heeft drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met links een vierkante toren met wijzerplaten, gescandeerd door horizontale en diagonale banden en bekroond door een dak onder een uitgelengde bolvormige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.. Deur onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., met een rondbogige deur geflankeerd door halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en langwerpige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., onder een entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met opschrift “CHEMIN DE FER – SPOORWEG”. Op de verdieping, grote rondbogige muuropening met kruisramen en met gebogen laterale verdelingen. Borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met balustersVaasvormige spijl van een borstwering.. SleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met de heraldieke leeuw van België. Rechtertravee behandeld als Brugse travee(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën., bekroond door een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning. onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. KruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld..
Zijvolumes van één bouwlaag. Het volume links wordt bekroond door een deels opengewerkt zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met metalen gebinte, aan het plein voorzien van drie kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. TopgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met rechte aandaken en toppilastersOverhoekse pilaster ter bekroning van gevel.. Rechtervolume thans met vier muuropeningen, oorspronkelijk vijf, maar de laatste werd verwijderd bij de bouw van de rechtervleugel in 1913-1919. Achtergevel zonder uitspringende elementen, met op de benedenverdieping een afwisseling van rondbogige deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met enkel of dubbel kruisraam.
Interieur grondig gewijzigd in de loop der jaren, met uitzondering van twee zalen. De muren van de rechthoekige lokettenzaal eerste klas worden gescandeerd door Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Een van de lange zijden is voorzien van drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., waarvan er twee worden ingenomen door een loket in gevernist eikenhout. Vloer van tegels in marmer van Mazy met witmarmeren cabochons. Het oude buffet van het station is grotendeels bewaard. Het is overdekt door een gewelf onder gedrukte kloosterboog met een daklicht.
Rechtervolume (1913-1919)
Het rechtervolume is groter en imposanter dan het linkervolume. Het bestaat hoofdzakelijk uit een immense wachtzaal met loketten. Het is symmetrisch en heeft een hoofdvolume van twee bouwlagen onder een imposant tentdak bekroond door een bolvormige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met vier oeils-de-boeuf. Aan dit dak zijn, in kruisvorm, vier zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. bevestigd – die evenwijdig met het plein onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., die loodrecht op het plein onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Dit volume heeft drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en wordt afgeboord door twee andere traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van dezelfde hoogte, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van één enkele traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Aan de zijkant, twee kleine loodrechte volumes van één bouwlaag, ook onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.; rechts, uitgelijnd op de achtergevel, volume met eenzelfde indeling maar imposanter. Op de voorgevel, zijtraveeën van het centrale volume voorzien van een rechthoekige toegang die recent door een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. is gedicht; op de verdieping, grote muuropening onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. verborgen achter een ijzeren plaat opengewerkt met cirkels. Metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., gescandeerd door fijne pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) waarop de latei rust. TopgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. onder aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning. met gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., op de verdieping van de zijvolumes voorzien van een muuropening met dubbel kruisraam geflankeerd door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en versierd met een nis. De topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van het centrale volume is breder, met op de benedenverdieping drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat., bekroond door een immense rondbogige muuropening gescandeerd door twee gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes. Ook hier verbergen de metalen bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. opengewerkt met cirkels en voorzien van klinknagels de echte dragende elementen van de muuropening, die daarnaast ook rusten op de fijne pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.. De drie muuropeningen op de verdieping van het centrale volume zijn voorzien van een tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. met kruiskozijnen en bloemmotieven. Op de topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., paneel met het opschrift “CHEMIN DE FER DE L'ÉTAT / STAATSSPOORWEG” en een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.; toppilastersOverhoekse pilaster ter bekroning van gevel. onder obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt.. Makelaars1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant..
De compositie van de achtergevel is bijna identiek aan die van de hoofdgevel. Op het paneel van de topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. staat het opschrift “SCHAERBEEK”.
Interieur grotendeels ingenomen door de wachtzaal, waarvan de structuur en het decor bewaard zijn. De zaal is opengewerkt met twee registersVensterstrook in een topgevel. van muuropeningen en wordt aan de zijkant overdekt door een plafond dat rust op immense metalen leggers met klinknagels die over de hele diepte van het gebouw lopen en met cirkels zijn opengewerkt. Het middendeel van de zaal wordt bekroond door een gewelf met gedrukte kloosterboog. De tien loketten hebben een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in granito waarop een fijne eikenhouten structuur rust: ze vormen een imposant rechthoekig parallellepipedum in neorenaissancestijl. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. voorzien van voetsteunen. Breed beglaasd bovendeel gescandeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en zuiltjes, bekroond door een gecanneleerde friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Zijmuren deels bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen., deels in baksteen en versierd met panelen. Vloer met de oorspronkelijke grijze, bordeaux en witte tegels. Bronzen gedenkplaat voor de “Français réintégrant leur patrie en reconnaissance à la Belgique pour son magnifique accueil”, gemaakt door Victor Demanet in 1946. Gedenkplaat voor de werknemers van de NMBS die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld.
Reizigersuitgang (n.o.v. architect J. F. Seulen, 1913-1919)
Links wordt het reizigersgebouw met het bagagedepot verbonden door een geheel dat de uitgang voor de reizigers vormt. Het bestaat uit een bedaking van ijzeren balken en glasplaten die aan het plein in een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. uitmondt. Dak met vier vlakken dat aan de zijkanten rust op metalen korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken.. Geklonken balken, sommige opengewerkt met cirkels. LuifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op vier steunen van geklonken balken die een omgekeerde L vormen, versterkt door korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken.; bedaking in houten latwerk. Bewerkt smeedijzeren traliewerk tussen de steunen van de balken.
Bagagedepot (n.o.v. architect J. F. Seulen, 1913-1919)
Klein rechthoekig gebouw onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. in dezelfde materialen en met dezelfde behandeling als het reizigersgebouw. Steekboogvormige of rechthoekige muuropeningen.
Perrons (n.o.v. architect J. F. Seulen, 1913-1919)
Zes dubbele perrons voor reizigers, met per perron een grote doorlopende luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. of twee kleinere luifelsAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., onder een gegolfd dak op geklonken metalen balken in een T- of M-vormig profiel. De perrons worden verbonden door twee ondergrondse betonnen gangen die zijn bekleed met beige geverniste baksteen gescandeerd met lagen groene geverniste baksteen. De bekleding met keramiektegels van de trappen die naar de perrons leiden is verdwenen. Bewaard smeedijzeren traliewerk.
Bronnen
Archieven
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1872, pp. 184-185; 1873, p. 55; 1886, pp. 15-19; 1907, p. 293; 1912, pp. 665-666.
Huis der Kunsten van Schaarbeek/lokaal fonds.
Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v.], Schaerbeek. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 118.
DEMEY, T., Les Gares Bruxelloises. Un patrimoine méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dienst Monumenten en Landschappen, Brussel, 1994, pp. 13-17.
Il était une fois… les bistrots de Schaerbeek, Gemeente Schaarbeek, Schepenkantoor voor de Middenklassen, s.d., pp. 11, 46, 170.
Tijdschriften
VAN HEESVELDE, P., “Grandeur et décadence d'une géante. La gare de Schaerbeek”, Les Cahier de la Fonderie, oktober 1998, p. 61.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid