Typologie(ën)

bijgebouwen
villa
Serre
park

Ontwerper(s)

Oscar FLANNEAUarchitect1905

BERVAESlandschapsarchitect1962

Stijlen

Eclectisme met pittoresk karakter

Inventaris(sen)

  • Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Landschappelijk
  • Wetenschappelijk
  • Sociaal
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2018

id

Urban : 38425
lees meer

Beschrijving

De Koloniale Tuin was vroeger een exotische plantentuin en is thans een 2,5hectare groot openbaar park afgebakend door de Jean Sobieskilaan, de Ebbebomenlaan en de Witte-Acacialaan. Met zijn buren, het Sobieskipark en de Tuinen van de Bloemist, vormt deze tuin een groene ruimte van bijna negen hectare. De Koloniale Tuin en het Sobieskipark werden in 1978 door de Koninklijke Schenking overgedragen aan de Belgische Staat, en wordt beheerd door Leefmilieu Brussel.

Geschiedenis
Een eerste Koloniale Tuin, met twee serresBroeikast., werd op het Stuivenbergdomein aangelegd bij K.B. van 03.02.1900. In 1902 verhuisde de tuin naar domein Vanderborght, tegenover het Stuyvenbergdomein, waar zes serresBroeikast. werden gebouwd. In 1905 kocht koning Leopold II het terrein bestemd voor de huidige Koloniale Tuin. Hij verhuisde er de zes serresBroeikast. naartoe, die er onderling werden verbonden door vier monumentale beglaasde galerijen voor de heel hoge planten. Later werd aan de noordkant van het complex een grote hal toegevoegd die als wintertuin dienstdeed. Aan de ingang van de site bouwde architect Oscar Flanneau een villa in cottagestijl waarin de administratieve en technische diensten werden ondergebracht. Aan het andere uiteinde van het serrecomplex verrees een gebouw, in dezelfde stijl, als koetshuis en paardenstal, kennelijk van dezelfde auteur.
De Koloniale Tuin had een dubbele functie: enerzijds, gewassen uit Congo invoeren, selecteren en aan het Belgische klimaat aanpassen, en anderzijds, granen en planten uit tropische streken invoeren en kweken, ze in quarantaine plaatsen, insecten en schimmels verwijderen en ze ontsmetten voordat ze naar Congo werden opgestuurd om aldaar te worden gekweekt.
Rond 1951 zette de Koloniale Tuin zijn activiteiten stop. Het personeel en de tropische planten verhuisden naar de Plantentuin van Meise. In het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling werden de serresBroeikast. in 1956 opnieuw in dienst genomen en werden er de meeste planten bestemd voor de groene ruimten van Expo 58 gekweekt. Maar in 1962 werden de serresBroeikast. gedemonteerd en door een grasveld vervangen, toen de tuin tot park werd omgevormd onder toezicht van architect-landschapsarchitect Bervaes. In 1965 werd het park voor het publiek opengesteld. Sinds 1975 is de Koloniale Tuin verbonden met het huidige Sobieskipark via een ondergrondse doorgang onder de Witte-Acacialaan.

Beschrijving
De tuin wordt afgesloten door een smeedijzeren hek en is volledig door bomen omgeven. Hij is opgedeeld in twee delen waardoor wandelpaden lopen. Aan de noordkant is hij behandeld als Engelse tuin, met in het midden een groot grasveld afgeboord door bloemperken en twee fonteinen; aan de zuidrand van het grasveld groeit een opmerkelijke Atlantische ceder. Aan de zuidkant vormt de tuin een bosje van dennenbomen, kastanjebomen, populieren, balsembomen, beuken en hulststruiken, naast enkele aucuba's en rododendrons.

Villa
Op nr.41 van de Ebbenbomenlaan, villa in cottagestijl, n.o.v. architect Oscar Flanneau. Ze huisvestte oorspronkelijk de administratieve en technische diensten van de Koloniale Tuin maar werd de woning van de hoofdtuinier toen het park voor het publiek open werd gesteld; nadien werd de villa de conciërgewoning.

Aan de ingang van de tuin, tegen de Ebbebomenlaan, lang rechthoekig gebouw met talrijke uitkragingen. Hardstenen sokkel en twee bouwlagen met een pittoreske mengeling van bakstenen banden en witstenen kettingen, houten vakwerk met gevarieerde motieven en beraapt vulwerk, en andere houten structuren. De voorgevel wordt gedomineerd door een vierkante toren met een gemetselde benedenverdieping en één verdieping in vakwerk, bekroond door een paviljoen met dakvenster. De tweede bouwlaag van het hoofdvolume vormt een verhoging in een hoog uitkragend dak met gevarieerde uitsnijdingen en hellingen en met analoge dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., schoorsteenpijpenHet boven het metselwerk of dak uitstekende deel van een schoorsteen. en makelaars1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant.. Alle daken hebben ze een schubvormige leistenen bedekking. De meeste muuropeningen zijn rechthoekig, sommige met moneelStenen vensterstijl., andere zijn korfboog- of rondboogvormig.
Links van de toren, hoekportaal met trappenpartij naar twee ingangen in een gemetselde opstand, opengewerkt met houten hoefijzervormige arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. en overdekt door een lage uitsprong in vakwerk in de tweede bouwlaag. De linker topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. en een deel van de achterzijde zijn terugwijkend, met houten vakwerk. Rechts van de toren, gemetselde eerste bouwlaag met, achter enkele treden, een dienstdeur die door een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op een metalen zuil wordt beschermd. Rechterzijgevel in hetzelfde metselverbandWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt., inclusief het dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.; naar achter terugwijkende benedenverdieping in dezelfde materialen onder een bouwlaag met vakwerk. De as van de compositie wordt dan gevormd door een deel van de opstand in metselwerk met uitkragende tweede bouwlaag en afgesneden geveltop, met daarin een uitspringende dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). met boogvormig onderspant. Mogelijk bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , met herstellingen naar oorspronkelijk ontwerp. De meeste ramen met schuifraam en roedeverdeling.

Voormalige stallen en koetshuis
In het midden van de tuin, haaks op de Jan Sobieskilaan en naar het noorden gericht, klein rechthoekig bouwwerk in dezelfde stijl als de villa. Benedenverdieping in baksteen, op drie zijden versierd met banden witsteen; drie steekboogvormige karrenpoorten die lateraal en in de hoogte door een rechthoekig venster worden verlicht. Zolder met verhoging versierd met vakwerk (behalve achteraan), met op de gevel een gemetseld dakvenster onder halfschild en, op de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met moneelStenen vensterstijl.. Uitspringende leistenen dakbedekking met halve schilden en makelaars1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant.. Twee kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. aan de voorzijde. Oorspronkelijk schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... ; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdeling.




Bronnen

Publicaties en studies
DEMEY, T., Bruxelles en vert, Badeaux, Brussel, 2003, pp.
 79-81.

Publicaties en studies
COSYN, A., “Le Jardin colonial de Laeken”, Bulletin Officiel du Touring Club de Belgique, 4, 15.02.1921, pp. 83-85.
KINDS, R., “Notice concernant le Jardin colonial de Laeken”, Bulletin Officiel du Touring Club de Belgique, 4, 15.02.1921, pp. 85-87. 
GIRAUD, P., “Un charmant petit parc… ou une ajoute au ‘Plan Vert’”, Brabant Tourisme, 9, september 1965, pp. 10-11.
VANDEN BUSSCHE, G., “Een miskende, of liever een weinig bekende Lakense tuin. De Koloniale Tuin”, Laca Tijdingen, september 1997, pp. 3-10.
VAN DER ELST, W., “De serres van Stuivenberg en omgeving. Een historische terugblik”, Laca Tijdingen, september 2003, pp. 32-34.

Websites
LEEFMILIEU BRUSSEL-BIM, Koloniale Tuin (Infofiches-Groene Ruimten).