Typologie(ën)
herenhuis
bijgebouwen
bijgebouwen
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1825-1850
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 10861
Beschrijving
Neoclassicistisch geïnspireerd herenhuis uit XIX b dat in de loop der tijden talrijke wijzigingen heeft ondergaan.
Drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel op arduinen geprofileerde plint met keldergaten. Rechthoekige muuropeningen. Begane grond met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., centrale inrijpoort die naar een binnenplaats leidt. Verdiepingen ingeschreven tussen hoekpenanten en geleed door kordons; in tweede bouwlaag doorlopend balkon op voluutconsoles, leuning met gedraaide ijzeren tralies; centraal deurvenster onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Muuropeningen van bovenste verdieping met vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Oorspronkelijk entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. vervangen door leien gevelbeëindiging.
Interieur met gedeeltelijk bewaard houtwerk, lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, plafonds en oude schouwen.
Overdekte doorgang geritmeerd door Ionische zuilen waartussen zij-ingangen met fraai afgewerkt houtwerk; leidt naar binnenplaats met bijgebouw waaraan beglaasd dak n.o.v. arch. H. MARTIN werd toegevoegd in 1912. Vergroting en verbouwing van achtergevel in 1961 n.o.v. arch. X. DE COMBRUGGHE: gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. in aluminium. In 1935 project voor gebouw van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in eclectisch geïnspireerde stijl, met garage en repetitielokaal, n.o.v. arch. VAN EECKHOUDT, op vraag van L. Berner, directeur van theater 'La Gaité'. Het uiteindelijke gebouw werd opgetrokken volgens een tweede ontwerp in art-decostijl uit 1936. Deze herhaaldelijk vergrote en verbouwde constructie, o.a. tot naaiatelier in 1956, heeft weinig van zijn oorspronkelijk uitzicht behouden.
Heden bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en bakstenen gevel met twee bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan drie oorspronkelijke volgens plan van 1936 met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Vijf later toegevoegde traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) + twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van zijgevel in baksteen; grote muuropeningen met metalen roedenverdeling.
Drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel op arduinen geprofileerde plint met keldergaten. Rechthoekige muuropeningen. Begane grond met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., centrale inrijpoort die naar een binnenplaats leidt. Verdiepingen ingeschreven tussen hoekpenanten en geleed door kordons; in tweede bouwlaag doorlopend balkon op voluutconsoles, leuning met gedraaide ijzeren tralies; centraal deurvenster onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Muuropeningen van bovenste verdieping met vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Oorspronkelijk entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. vervangen door leien gevelbeëindiging.
Interieur met gedeeltelijk bewaard houtwerk, lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, plafonds en oude schouwen.
Overdekte doorgang geritmeerd door Ionische zuilen waartussen zij-ingangen met fraai afgewerkt houtwerk; leidt naar binnenplaats met bijgebouw waaraan beglaasd dak n.o.v. arch. H. MARTIN werd toegevoegd in 1912. Vergroting en verbouwing van achtergevel in 1961 n.o.v. arch. X. DE COMBRUGGHE: gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. in aluminium. In 1935 project voor gebouw van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in eclectisch geïnspireerde stijl, met garage en repetitielokaal, n.o.v. arch. VAN EECKHOUDT, op vraag van L. Berner, directeur van theater 'La Gaité'. Het uiteindelijke gebouw werd opgetrokken volgens een tweede ontwerp in art-decostijl uit 1936. Deze herhaaldelijk vergrote en verbouwde constructie, o.a. tot naaiatelier in 1956, heeft weinig van zijn oorspronkelijk uitzicht behouden.
Heden bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en bakstenen gevel met twee bouwlagen en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan drie oorspronkelijke volgens plan van 1936 met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Vijf later toegevoegde traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) + twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van zijgevel in baksteen; grote muuropeningen met metalen roedenverdeling.
Bronnen
Archieven
GASJ/DS/OW 8398 (1912), 12561 (1935), 12824 (1936), 15676 (1961).
Opmerkelijke bomen in de nabijheid