






































































Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (m.b.t. onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Industrieel complex in neo-Vlaamse renaissancestijl,
ontworpen door architect Emile Tirou in 1889, ingehuldigd in 1890 en gewijzigd en afgewerkt van 1901 tot 1908 door
architect Henri Rieck.
Geschiedenis
Vanaf 1836 bouwde de Stad Brussel een extramuros
slachthuis nabij de Anderlechtsepoort (zie Slachthuislaan nr. 50). Het was
geïnspireerd op het door Napoleon ingevoerde Franse model volgens de voorschriften
van Jean-Nicolas Durand, die voor dit type van complex een inplanting buiten de
stad en met een orthogonale compositie voorstond. De eerste plannen werden
getekend door de stadsarchitect, Antoine Payen, een fervent aanhanger van het
neoclassicismeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd., die na korte tijd werd opgevolgd door architect P.Schmit.
Het complex, dat een enclave vormde in de gemeente Anderlecht, bracht heel wat
hinder teweeg in een wijk in volle verstedelijking. Daarnaast rezen al snel diverse
problemen, onder meer financiële. In 1876 stelde de burgemeester van de Stad,
Jules Anspach, de bouw van een nieuw complex voor, ditmaal intergemeentelijk, op
het verder afgelegen en minder gegeerde grondgebied van het Anderlechtse
gehucht Kuregem. Het project liep echter spaak op een ruzie over de verdeling
van de kosten en baten. Brussel koos er toen voor zijn eigen slachthuis te
blijven ontwikkelen. In 1881 dook het idee van een nieuw complex in Kuregem
opnieuw op en in 1881-1882 stelden twee groepen financiers en industriëlen aan
de Gemeente Anderlecht voor een openbaar slachthuis met een vee- en
paardenmarkt te bouwen. In 1887 werd een concessieakte voor 50 jaar verleend
aan een van die groepen: de maatschappij Charlet et Pierret, die een jaar later
de Société Anonyme des Abattoirs et Marchés Publics d’Anderlecht-Cureghem
werd. Deze concessie werd verleend in ruil voor de verlenging door de
maatschappij van twee straten, bekrachtigd bij K.B. van 22.05.1888: de Duitslandstraat
(de huidige Clemenceaulaan) en de Heyvaertstraat, toen nog beperkt tot de
Liverpoolstraat. Het plan van hun architect, Emile Tirou, werd in augustus 1889
aan de overheid voorgelegd, en hoewel nog niet afgewerkt werd het complex al een
jaar later ingehuldigd, op 24.08.1890. Het werd tussen 1901 en 1908 voltooid
door architect Henri Rieck.
Na een terugval, onder meer als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, werden de
installaties door de Gemeente overgenomen krachtens het K.B. van 19.12.1920,
dat hun exploitatie toevertrouwde aan de Régie de l’Abattoir et Marchés.
Tijdens de jaren 1950 werden de spoorverbinding van het slachthuis en de
installatie van de experimentele slachtlijn voor groot vee afgeschaft. In de
jaren 1960 werden verscheidene gebouwen gesloopt, waaronder de stelplaats voor
locomotieven en enkele loodsen, en in 1981 was het de beurt aan de watertoren. Na
de overdracht van de exploitatie van de site aan de maatschappij Abatan in 1983
werd de slachtactiviteit in één gebouw geconcentreerd. Op 08.08.1988 werden de
hal van de overdekte markt en de twee ingangspaviljoenen als monument beschermd.
In 1992 werden de kelders van de overdekte markt, die gedeeltelijk als
champignonkwekerij werden gebruikt, gerestaureerd en omgevormd tot een
tentoonstellings- en evenementenruimte die “Kelders van Kuregem” werd genoemd. In
1996 vernielde een brand verscheidene oude gebouwen, waaronder de
snijafdelingen en de koelkasten. In 2008 werd de veemarkt opgeheven en in 2015
werd de vleesmarkt vervangen door een voedingshal: Foodmet. Op het dak daarvan vestigde
zich drie jaar later een aquaponische stadsboerderij, de door de maatschappij
BIGH beheerde Ferme Abattoir. Volgens een masterplan dat vanaf 2009 werd uitgewerkt, is voor de komende jaren
een volledige stedenbouwkundige en architecturale herinrichting van de site
gepland.
Beknopt overzicht van de site tot aan de
jaren 1920
Het complex strekte zich uit tussen de heringerichte Kleine Zenne en
het Kanaal van Charleroi en werd opgevat als een kleine stad met een netwerk
van straten. Het besloeg een twintigtal hectare en was verbonden met de
ringspoorlijn. Het structureerde de ontwikkeling van een nieuwe wijk. Het werd afgeboord
door de verlenging van de Duitslandstraat en lag in de aslijn van de
lange Heyvaertstraat. Achter zijn in 1901 geplaatste hekken en portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). lag een geplaveid
openbaar plein bestemd voor de openluchtmarkt. Daarachter bevond zich de 100 x
100 meter grote overdekte markt, die vanaf 1903 en 1905 aan de rechterkant werd
aangevuld met winkelkramen en met broeibakken voor varkens. Kort na 1901
verrees links van het plein een houten overdekte schapenmarkt volgens een
ontwerp uit 1899, gesloopt vóór 1930. Rechts van het plein werd een gebouw met winkelkramen
uit 1890 al snel gedeeltelijk toegewezen aan de administratieve diensten; het
werd in 1925 verhoogd en gewijzigd om er de nieuwe diensten en de woning van de
machinist in onder te brengen. In 1903-1905 werd achteraan een volume in een
stompe hoek aangebouwd dat als schapenslagerij en schaapstal werd gebruikt.
Een spoorlijn verbond de site met het treinstation Brussel-West via een metalen
brug over het Kanaal; ze diende voor het veetransport en vormde een
sporenbundel die links van de site uitkwam. Rechts, aan de kant van het Kanaal,
stond een tiental broeibakken voor varkens en runderen. Evenwijdig daaraan bevond
zich een lijn van kleine lokalen die hoofdzakelijk voor de penserijen waren
voorbehouden. Achter de grote overdekte markt en in de aslijn ervan gaf een weg
toegang tot de blokken met stallen en de aan elkaar palende magazijnen, gebouwd
tussen 1891 en ongeveer 1914. Achter het blok aan de rechterkant lagen sinds
1901-1902 diverse gebouwen die bestemd waren voor de machinehallen, inclusief een
hoge schoorsteen, en voor de koelinstallaties. Aan het zuidelijke uiteinde van
de site stond een watertoren naast een stelplaats voor locomotieven.
Beschrijving van de bewaarde
oorspronkelijke gebouwen
Portiek en wachthuisjes
De hele site langs de Verlengde Duitslandstraat werd oorspronkelijk omheind
door een metalen hek dat in 1901 werd geplaatst naar de plannen uit 1899 van
architect Henri Rieck. Deze omheining werd gevormd door lansvormige staven met
punten versierd met bladwerk, verstijfd door gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes met
knopkapiteel onder een topstuk met paterae. In de aslijn van de Heyvaertstraat
bevat deze omheining een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. drieledige toegang met inspringende gebogen
flanken en zes pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Aan zijn oostelijke uiteinde bevindt zich een
secundaire ingang met twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Deze ingangen zijn uitgevoerd in baksteen,
steen en gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons..
Vanaf begin jaren 1930 werd het hek geleidelijk vervangen door winkelkramen,
maar van de ingangen is de ordonnantie grotendeels bewaard. De centrale ingang
aan de monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. had oorspronkelijk twee grote vleugels die ophingen aan
twee vierkante gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), waaraan ook twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met laterale hekken
in het opengaande deel waren bevestigd, verankerd in de grote rechthoekige
gemetselde pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Dit deel werd in de jaren 1920 gewijzigd: de ingang bestond
van dan af uit twee dubbele vleugels bevestigd aan een centrale gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons.
pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en aan voornoemde pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). De rest van de compositie bleef ongewijzigd:
aan elke kant zijn drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met hekken in een cirkelboog (een ervan aan de
rechterkant is openslaand) bevestigd aan het paar kleinere gemetselde pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…)
van een secundaire ingang met twee minder hoge vleugels. Aan het oostelijke
uiteinde van de afsluiting bevindt zich een analoge ingang, waarvan de vleugels
echter zijn verdwenen. Het geheel wordt vandaag aangevuld met enkele moderne of
gerecupereerde hekken (zie kantoren van de Administratie), die geen band hebben
met het oorspronkelijke geheel.
De twee grote pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) twee dienen als sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. voor een bronzen stier die wordt toegeschreven
aan de Franse beeldhouwer Isidore Bonheur. Aan de achterzijde daarvan bevindt
zich een wachthuisje met een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Het blok rust op een
geprofileerde sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en wordt gevormd door drie banden en een zwaar hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.
op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. dat met paterae en een tandfriesLijst met kleine repetitieve kubusvormige elementen (tanden); guttae hebben de vorm van een afgeknotte kegel en bevinden zich eerder onder aan een console of triglief. is versierd. Het getraliede vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.
heeft de vorm van een aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning.: onderdorpel op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., pilastervormige
stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust., entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met waaiermotief en sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met bol. De
zes overige pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. zijn eenvoudiger: afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met bolvormige
schamppaal; twee banden, de bovenste versierd met twee diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen.; friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van
paterae en gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken. met vierkant topstuk met diamantkoppenPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen. en
dennenappel. De bewaarde gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van de hoofdingang bestaat uit twee
registersVensterstrook in een topgevel. van panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting., onder een kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met invloed van de Korintische stijl
waaruit een oude smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… verlichtingsarmatuur oprijst.
De twee wachthuisjes, die aan hun drie zijden worden beschermd door een
veerooster dat identiek is aan dat van de overdekte markt, rusten op een stenen
onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en worden verstevigd door vier hoekpijlers die, samen met de twee kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.
op hoog voetstuk van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., een platform dragen dat door een houten
kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. wordt afgeboord. Al deze steunen zijn in gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. uitgevoerd
en hebben een Korintisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.. De vloer van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. bestaat uit één
hardstenen plaat. Het volledig beglaasde wachthuisje heeft een centrale deur
tussen twee loketten; het vaste raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. aan de zijkanten is voorzien van een
ijzeren roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Overdekte markt
Deze imposante open hal werd in 1889-1890 opgetrokken naar de plannen van
architect Emile Tirou; ze is volledig uitgevoerd in gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons., ijzer en glas en
beslaat een oppervlakte van 10.000 vierkante meter. Boven een kelder in
baksteen verrijzen fijne geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met voet en kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., op
een orthogonaal rooster van tien meter, behalve op de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), die een dubbele
breedte heeft en hoger is om er glazen ventilatieluiken in onder te brengen. De
grote, overal uitstekende kapconstructie met gedrukte boogBoog waarvan de kromming lager is dan de overeenkomstige rondboog. van de hal wordt dus
doorbroken door deze centrale verhoging, die een vergelijkbare boogvorm heeft.
De 110 steunen zijn uitgevoerd in zeventien verschillende typen, met een geleidelijk
toenemende hoogte en talrijke korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken.; ze dragen ijzeren tralieliggers die een
volledige steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. vormen op de twee gevels en een hellende boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. elders, waar
ze een uitspringende consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. vormen waarop de kapstijlen van het centrale dak
rusten. Het windverband wordt verzekerd door diagonale liggers aan de
achterzijde van de gevels.
De bedaking, vroeger in zink en thans in asfaltroofing, laat haar bebording van
houten planken rusten op een metalen raster van fijne gebogen daksparren en
rechte gordingen, die laatste in traliewerk in een eenvoudig zigzagmotief. Op
de middentravee, hoofdliggers met variabele hoogte die de vorm van de gordingen
bepalen. Het holronde profiel van de kapstijlen en de kromming van de balken
vormen pittoreskeCottagestijl (eind 19e tot midden 20e eeuw): Verwijst naar de Engelse ‘cottage’ en is aldus geinspireerd op landelijke architectuur. Gekenmerkt door het decoratief aanwenden van hout in puntgevels, balkons, loggia’s, enz. Pittoreske vormgeving en volumewerking vaak benadrukt in het dakenspel. hoefijzerbogenBoog die meer dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een hoefijzer..
Op de voor- en achtergevel wordt een immense glaspartij met een metalen
structuur met monelenStenen vensterstijl. gedragen door negen steekbogenBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. in vakwerk, op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.
die analoog zijn aan die aan de zijkanten. Boven de zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. verstijven vierkante
kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. de glaspartij. De ruiten zijn thans verdwenen, behalve in de luiken
van het centrale dak.
In de hal zijn de meeste metalen hekken met colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. van de veeboxen bewaard
gebleven.
Op de achtergevel is de rechterhelft van een oorspronkelijke galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. met
ijzerstructuur onder een vroeger beglaasd lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. bewaard gebleven; hij
bevat portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. in vakwerk rond metalen panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. onder een glazen
raamVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. in het buitenblind (verdwenen); een analoge indeling kenmerkt ook de
rechterflank van de hal.
De kelder, die thans toegankelijk is via een inrit en een ondergrondse doorgang
in het westen en via trappen in het noorden, werd aangelegd onder de hal, die
toen nog in aanbouw was, om het probleem van de stabiliteit veroorzaakt door een
moerassige vochtige bodem op te lossen. Zo zijn de funderingen in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.
van de kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. van de hal tot vier meter diep vastgezet in bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…)
waarvan de omvang door de grootte van de steun werd bepaald en die door bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.
onder ribgewelf werden verbonden. Aan de randen is de kelder uitgebreid met één
traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van vijf meter met gebogen muren die tot buiten de perimeter van de hal
komt, om de druk van het terrein van buitenaf op te vangen.
Oude eerste stal van het linkerblok
Deze stal, die in 1889-1890 samen met vijf analoge stallen werd gebouwd naar de
plannen architect Emile Tirou, werd midden 20e eeuw omgevormd tot kleedkamer en
refter.
Rechthoekig gebouw van één bouwlaag in baksteen en hardsteen op een
afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met rusticaIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met verhoogde dakvlakken
op een kort onderschild, vroeger bedekt met zink, thans met golfplaten. De
hoeken van de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. zijn gedeeltelijk versierd met hoekkettingenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. met hoge
schouderstukken met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en een bijpassend topstuk met anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. en gebogen
frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; gladde, lichtjes gebogen aandaken. Centrale toegangen voor het vee
(aan de westkant gewijzigd), met hoekkettingenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. zoals op voormelde hoeken en
bekroond door een lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. met volute, ontlast door een bakstenen
steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. met aanzetstenenGeprofileerd of versierd blok (natuur)steen waarop een boog of een strek steunt. en een sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. in steen, bekroond door een halve
bol. Op de westgevel, twee zijvensters met uitspringende onderdorpel (verlaagd)
en een afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. die wordt verlengd in een band. Op de oostgevel,
eenzelfde vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. links en eenzelfde band, aan de rechterkant boven een
toegangsdeur die wellicht de oorspronkelijke is. Op de twee topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., centrale
blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rolwerkcartouche en klein halfcirkelvormig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met een onderdorpel
die een band vormt, versierd met halve bollen. De gootmuren waren
oorspronkelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en zijn sinds de herbestemming van het gebouw opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen.
met deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met betonnen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vernieuwd.
Onder een metalen gebinte, interieur overdekt door een pseudotongewelf in
bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. vakwerk. De verluchting van de stal verliep via een tussenliggende
ruimte die werd geventileerd door de halve manen van de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Overblijfselen van een groep van vier
stallen (van zes) aan het uiteinde van het linkerblok
Deze gebouwen, die vóór 1914 werden gebouwd in dezelfde stijl als de
hierboven beschreven stallen, vertoonden zowel voor- als achteraan een
afwisseling van gevels volgens twee schema’s: de ene flankeerde een ingang voor
het vee, met twee voorbouwen met vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., de andere had een uitspringende
ingang in een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. tussen twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in het vlakke deel van de gevel. Het
geheel, vandaag verenigd onder eenzelfde plat dak met daklichten, is met meer
dan twee eenheden ingekort.
De westelijke zijde is het best bewaard gebleven. Ze bevat de overblijfselen van de eerste vier gevels, uitgelijnd op de uitkragingen van een afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. versierd met rusticaIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en voorzien van enkele hoekblokkenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel.. Alle voorbouwen hebben een uitspringende geveltop met schouderstukken, trappen, dekstenenNatuurstenen of keramische plaat, op bijvoorbeeld een geveltop, om het onderliggend metselwerk tegen regen te beschermen. en anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief., onder een klein gebogen of driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..
De als portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. behandelde ingangen worden bekroond door een rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. van baksteen en steen; hun aanzetstenenGeprofileerd of versierd blok (natuur)steen waarop een boog of een strek steunt. en sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. zijn versierd met een gehouwen diamantkopPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen., en de sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. wordt ook versierd met een dennenappel. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de voorbouwen sluiten aan bij de portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., maar hun boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. is getoogdBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. De muuropeningen in het vlakke deel van de gevels worden bekroond door een lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. die in een band wordt verlengd; deuren met geprofileerd kussenblok1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met uitspringende onderdorpel. Alle ingangen waren vroeger vergezeld van schamppalen.
Aan de ertegenover liggende voorzijde zijn slechts vier voorbouwen met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. intact gebleven.
Kantoren van de Administratie
Gebouwd in 1889-1890 naar de plannen van architect Emile Tirou, volume met winkelkramen dat al snel aan de administratie werd toegewezen en in 1925 drastisch werd gewijzigd door architect Thilly, die er nieuwe kantoren, diensten en een woning in onderbracht.
Oorspronkelijk gebouw, in bak- en hardsteen en op een afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., met één bouwlaag onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. tussen uitspringende topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.; het was opgedeeld in zes identieke winkelkramen en achterwinkels, elk met achterin een binnenplaatsje met toilet. Op de door een metalen markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. beschermde voorgevel, groepen van twee winkelkramen in een compositie volgens spiegelbeeldschema, met twee deuren onder impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. en twee grote etalages. De lateienBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. en tussendorpelsStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. vormden een doorlopende band onder ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. in baksteen, die van de etalages met stenen sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. met een halve bol. Aan de binnenplaats, zelfde indeling van deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens spiegelbeeldschema. BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. waartegen een schoorsteenkanaal op arcatuur was aangebouwd, met aandaken met schouderstukken en dekplatenNatuurstenen of keramische plaat, op bijvoorbeeld een geveltop, om het onderliggend metselwerk tegen regen te beschermen. versierd met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en vazen. In het leien dak bevonden zich twee houten dakkappelen met schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. per winkelkraam, een vooraan en een achteraan, in de as van de etalages.
In 1925 vonden ingrijpende wijzigingen naar identiek model plaats: de markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. werd verwijderd en een verdieping met kantoren werd toegevoegd onder eenzelfde type dak, wat de heropbouw van de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. noodzaakte, terwijl op de binnenplaatsjes uitbreidingen van een of twee bouwlagen onder platform werden gebouwd. Op de linker gevelmuur staan nu vier kleine winkelkramen naast elkaar, aan de kant van de gevel terugwijkend gevolgd door drie nog smallere winkelkramen, uitmondend aan de ingangsvestibule van de kantoren; de ruimte met de drie winkelkramen aan de rechterkant is niet gewijzigd. De vestibule leidt naar de achterliggende kantoren en naar een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. bestemd voor de nieuwe verdieping, dat een deel van een oud binnenplaatsje inneemt.
Op de begane grond van de voorgevel zijn enkele muuropeningen gewijzigd en herbestemd. Op de verdieping bevinden zich zes paren venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., symmetrisch uitgelijnd tussen twee banden. De nieuwe topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. worden door banden belijnd en hebben hetzelfde decor als de oude (met enkele recuperaties). Op de linker puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en zijn uitbreiding bevinden zich de muuropeningen van de vier nieuwe winkelkramen, drie met een gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deur en etalage onder eenzelfde lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt.; op de verdieping omkaderen drie brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., van hetzelfde type als die vooraan, een nieuw schoorsteenkanaal. De puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan de overzijde en een vergelijkbare uitbreiding zijn eenvoudiger: drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met gelijke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. omkaderen hier het schoorsteenkanaal, en de onderste muuropeningen zijn korter. Het nieuwe dak, ook met leien bedekt, bevat dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. die analoog zijn aan de oorspronkelijke, zes vooraan, vijf achteraan.
In de voorste linkerhoek van het gebouw is een van de gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van het oude ingangshek van de zone met de broeibakken verankerd. Een tweede pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) lijkt te zijn hergebruikt in een recent hek dat is bevestigd aan de oude oostelijke secundaire ingang van het slachthuis.
Schuin aangebouwd in de linker achterhoek van de kantoren van de Administratie, bevindt zich nog het gevelvlak van een oude hangplaats voor schapen (1905), aansluitend bij de kantoren. De centrale deur met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. wordt door twee drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. geflankeerd.
Bronnen
Archieven
GAA/Propriétés communales [Gemeentelijke eigendommen].
GAA/DS 4613 (31.12.1890), 4961 (19.12.1891), 5309 (31.12.1892), 5793 (27.01.1894), 6962 (06.01.1897), 7482 (05.08.1898), 7916 (04.07.1899), 8727 (06.12.1901), 9223 (09.01.1903), 10384 (30.06.1905), 11592 (20.12.1907), 17171 (13.11.1923), 18624 (20.04.1925), 45840bis (1965), 45839bis (19.01.1972).
SAB/NPP M8 (1937, 1943, 1944).
SAB/OW 105525 (1889-1890).
KBR/CP III 3485.
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M. (red.), Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, CIVA, Brussel, 2011, p. 77.
BIGH, Dossier de Presse, 23.04.2018.
CULOT, M. [red.], Anderlecht 1. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 45.
LOMBA, F., GRANVILLE, A., “L’abattoir d’Anderlecht”, in De l’art à la science ou 150 ans de médecine vétérinaire à Cureghem. 1836-1986, Edition des Annales de Médecine Vétérinaire, Brussel, 1986, pp. 541-544.
SCHOONBROODT, B., Anderlecht, coll. Guide des communes de Bruxelles, CFC-Editions, 1998, pp. 70-74.
SCHOONBROODT, B., Anderlecht. Les Chemins du Patrimoine, Cultureel Centrum van Anderlecht, s. d., pp. 37-42.
SÉNÉCHAL, C., L’abattoir illustré. Un abattoir: une histoire de ville, d’humains et d’animaux, Forum Abattoir, 2016.
VANDEMEULEBROEK, M., L’abattoir d’Anderlecht (Scriptie), La Cambre, 1984.
Tijdschriften
“Abattoirs et Marchés d’Anderlecht-Cureghem”, Le Patriote Illustré, 25.03.1894, p.179.
“La viande tranche de ville mode de vie”, Les Cahiers de la Fonderie, 20, 1996.
SÉNÉCHAL, C., “L’abattoir d’Anderlecht: les trois vies d’une exception urbaine”, Uzance, 4, 2015, pp. 52-62.
STEVENS, T., PATRICIO, T., “De overdekte markt te Anderlecht. Voorstudie van de restauratie”, Erfgoed Brussel, 8, 2013, pp. 20-39.
“Un abattoir en ville”, Bruxelles en mouvement, 256-257, mei 2012.
VAN AUDENHOVE, J., “Les abattoirs et marchés de Cureghem”, Anderlechtensia, 36, juni 1985, pp. 33-47.
VAN DAMME, D., “Notes sur les abattoirs d’Anderlecht”, Anderlechtensia, 67, 1993, pp. 13-19.