Voormalige fabriek van de elektriciteitscentrale van de Société des Tramways Bruxellois
Fernand Demetskaai 32, 33-34
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1901-1903
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1894 nam de elektrificatie van het net van de Société des Tramways Bruxellois een aanvang met de indienstneming van een hoogspanningskabine in de Brogniezstraat in Anderlecht. In 1899 werd aan de Société een concessie tot in 1945 verleend, op voorwaarde dat ze alle lijnen van haar spoornet zou elektrificeren. In 1901 besliste ze dus een steenkoolcentrale te bouwen voor het opwekken van elektrische hoogspanningsenergie voor de bestaande fabrieken, die tot onderstations werden omgevormd. De daartoe gekozen site was een uitgestrekt hellend terrein langs het Kanaal van Charleroi dat in het noorden werd afgeboord door de spoorlijn die het slachthuis van Kuregem met de westelijke ringspoorlijn verbond. Deze ligging verzekerde een makkelijke bevoorrading van steenkool en water. Na een wedstrijd werd de Duitse bouwmaatschappij Union Electricitäts Gesellschaft aangeduid om de fabriek te bouwen. De werken begonnen in 1901, en de fabriek werd in 1903 in gebruik genomen en op 27 juni van datzelfde jaar door koning Leopold II ingehuldigd.
Het hoofdgebouw bestaat uit twee tegen elkaar gebouwde hallen evenwijdig aan het kanaal, de machinezaal vooraan en het ketelhuis achteraan. Het werd halverwege de helling ingeplant, met het oog op een eventuele latere uitbreiding, en rustte op een 1,50 meter dikke betonvloer, gewapend met twee lagen oude rails, een oplossing die noodzakelijk was gezien het moerassige karakter van het terrein. Het ketelhuis werd aan weerszijden door twee 60 meter hoge schoorstenen geflankeerd. Aan het kanaal werd het terrein afgesloten door een muur met smeedijzeren traliewerk, aan de zuidkant onderbroken door de directeurswoning. In het noorden, langs het spoorwegtalud, stond een lang gebouw met 21 steenkoolsilo’s, die vanaf de aken werden bevoorraad via een brugkraan op stoom die de steenkool op een transportband boven de silo’s loste. De onderste klep van die silo’s opende naar een tweede transportband die, via een tunnel onder de binnenplaats, leidde naar de emmerkettingen die in de kelders van de centrale tot aan de stookketels liepen. Die brachten de stoom voort die nodig was voor de stroomaggregaten die aan turbo-alternators waren gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. om een spanning van 6600 volt te leveren.
In 1932 werd de elektriciteitscentrale een reservecentrale, en vier jaar later werd ze buiten gebruik gesteld. De twee schoorstenen werden vóór 1944 afgebroken. Het complex, dat sinds 1954 eigendom is van de MIVB, is geconverteerd tot reparatiewerkplaats voor wissels en rails. Na 1971 werd het silogebouw geleidelijk ingekort, en vandaag blijft nog enkel de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over.
Beschrijving
Bakstenen gevels belijnd met hardsteen. De hallen en het silogebouw hebben een metalen draagstructuur die verborgen zit in het metselwerk.
Op nr. 33-34, gebouw met de machinezaal en het ketelhuis, met veertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), aan de uiteinden geflankeerd door blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvlakken. De machinezaal heeft een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met gebroken kap met beglaasd onderschild, het ketelhuis een lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. met daklichten. Muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel..
Op de hoofdgevel van de machinezaal, stenen rustica-onderbouw met, smalle vensters en poorten. Daarboven, geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., bakstenen gevel met drie registersVensterstrook in een topgevel.: het eerste blindZonder opening; blind venster, schijnopening., het tweede met hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., het derde als hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., eveneens met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Zijgevels met veelhoekige geveltop met zes gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder doorlopende latei. Op de noordelijke topgevel, twee grote inrijpoorten gescheiden door een voorbouw van twee bouwlagen en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder twee grote venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. De zuidelijke topgevel werd oorspronkelijk opengewerkt door twee analoge maar blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muuropeningen, met daarin ingewerkt een kleinere poort, eveneens blindZonder opening; blind venster, schijnopening., onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.; de linker muuropening werd vóór 1922 opengemaakt.
Op de hoofdgevel van het ketelhuis, twee vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters., het eerste laag en op latere datum voorzien van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. Van sommige hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in het bovenste register is het ondergedeelte dichtgemetseld. Poorten van latere datum of gewijzigd. Zijgevels opengewerkt met een groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee monelenStenen vensterstijl., dat op de noordgevel thans dichtgemetseld en achter een volume onder plat dak met lage vensters, dat op de zuidgevel boven een inrijpoort van latere datum.
Grotendeels vervangen metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met metalen roedeverdeling; dat van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de voorgevel bevatte een openslaande vleugel in het ondergedeelte.
Elke hal bevat één ruimte met zichtbare metalen structuur. De muren van de machinezaal zijn bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., de achterste zijn versierd met twee registersVensterstrook in een topgevel. van panelen die overeenstemmen met de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vooraan. In het midden, aan de kant van de kaai, rustte het bedieningspaneelIn de machinezaal bevindt zich een elektromechanisch paneel dat de informatie ontvangt en doorgeeft die nodig is om de lift te doen starten of te doen stoppen. op een gebogen mezzanine op zuiltjes (verwijderd). TopgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met gekruiste liggers. Aan de zuidkant, twee analoge registersVensterstrook in een topgevel. van panelen. Aan de noordkant, vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat opent vanuit de voorbouw in het midden, met omlijsting met panelen. Over de hele breedte van de hal, twee portaalkranen die de oorspronkelijke vervangen. Oorspronkelijk, vloer met betegeling in dambordpatroon.
In de oude laagspannings- en hoogspanningskamers in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., bakstenen gewelfbogen op pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van geklonken balken en halve tongewelven.
Vandaag gereduceerd tot de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), silogebouw van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. haaks op de kaai, met in de nok een verhoging, ook onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., waarin zich de transportband bevindt. Muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Zijgevels geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. TopgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van twee traveeën met inrijpoorten. Geveltop met rechte aandaken, geflankeerd door hoekpijlers en centraal een uitspringend muurvlak tot aan de top van het dak, waar zich de muuropening van de transportband bevindt.
Tussen de hallen en het silogebouw, terras met steunmuur in baksteen en steen in een decor van hoekblokken, belijnd door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. (sommige balustersVaasvormige spijl van een borstwering. verdwenen). Links, brede trap met balusterleuning.
Op nr. 32, rechthoekige woning van twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Drie gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de voorgevel en de rechterzijgevel; deur rechts aan de kant van de kaai, centrale deur op de zijgevel. Op de achtergevel, twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping en drie op de verdieping. Op de linkerzijgevel, één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen die het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht. Drie houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met recht voor-, achter- en zijvlak. Vensterluiken op de benedenverdieping aan de kant van de kaai verwijderd. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdeling bewaard.
De bocht van de kaai volgend, omheiningsmuur in baksteen en steen, geritmeerd door pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) rond smeedijzeren traliewerk met spits toelopende uiteinden die naar de kaai terugwijken; schuine dekstenen. Links van de woning, muur zonder traliewerk. Rechteruiteinde van de muur verwijderd. Voortuin met gedeeltelijk bewaard plaveisel.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 9209 (05.01.1903).
Publicaties en studies
HUBERTY, C., VALENTE SOARES, P., De Brusselse kanalen, coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 25, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1998, pp. 14-16.
JACOBS, M., Anderlecht gisteren en vandaag, Het Streekboek, Brussel, 1999, p. 59.
Les Tramways Bruxellois. Description de l’usine centrale et des sous-stations, Imprimerie des Travaux Publics, Brussel, 1922.
100 jaar Centrale Werkplaats, 1903-2003, MIVB, Brussel, 2003.
Tijdschriften
RADERMECKER, V., “La centrale électrique des tramways à Anderlecht”, Les Cahiers de la Fonderie, 16, juni 1994, pp. 60-61.
SOYER, V., “Les Tramways Bruxellois”, Touring Club de Belgique, juli 1914, pp. 329-332, 345-348.