Typologie(ën)

burgerwoning

Ontwerper(s)

Antoine MENNESSIERarchitect1876

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Eclectisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 33758
lees meer

Beschrijving

Huizenrij volgens bouwaanvragen van 1876 ontworpen door architect Antoine Mennessier.

Nr. 60 zie hoekpand Eredienststraat nr. 24-28.

Nr. 62-64. Van bij oorsprong in twee enkelhuizen opgedeeld pand, met bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevelffont van vijf verkleinende bouwlagen en totaal vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Lijstgevel met sobere neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag: nadrukkelijke horizontale belijning door imitatiebanden, doorgetrokken lekdrempels, friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met meander- of schijfmotief en eenvoudig hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Rechthoekige benedenvensters en deuren; getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. bovenvensters in geriemde omlijsting, op twee hoofdverdiepingen met festoen- en schelpvormige sluitstenenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en ijzeren leuningen en balkons.

Nr. 66, 72. Op gevelontwerp twee gelijkaardige eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. bak- en natuurstenen lijstgevels met drie bouwlagen + entresol en brede venstertraveeën, onder driehoekige frontonbekroning op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., met bel-etagedeurvensters ontworpen als tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in plaats van huidig breed deurvenster in nr. 66 en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in nr. 72. Markerende ijzeren balkons en pseudo-balustrades. Huidige puien met simili-bekleding in plaats van oorspronkelijk telkens breed uitstalraam tussen twee deuren: in nr. 66 volgens bouwaanvraag van 1922, in nr. 72 van 1919, met combinatie van neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). kloosterkozijnen en neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). rondboogdeur. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met twee dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. in nr. 72 van 1931.

Nr. 74. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. lijstgevel van vier bouwlagen en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. over de eerste twee, pilastergeleding over de bovenste twee bouwlagen. Rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijsting, met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en rozet-diamantkoppen op de twee hoofdverdiepingen. Bel-etage met doorlopende  ijzeren balkonleuning en aflijnend rozettenfries. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en latere dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..

Bronnen

Archieven
SAB/OW 18199 en 3023 (1876), 26804 (1922), 26805 (1919), 47217 (1931).