Typologie(ën)

rustoord/tehuis
klooster/abdij
Gevangenis

Ontwerper(s)

H.L.F. PARTOES1829-1830

INCONNU - ONBEKEND1500-1799

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

  • Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 30696
lees meer

Beschrijving

Voormalige Verenigde Godshuizen, volgens opschrift ook zogenaamd «Hospitia XX in Uno».

In oorsprong klooster van de cellebroers, naar verluidt gesticht in 1368, die in 1524 toelating verkregen tot de bouw van een bedehuis. Staatsgevangenis in 1790, huis van bewaring en verbeteringsgesticht in 1792; klooster in 1796 definitief opgeheven. Vanaf 1803 door het Bestuur der Godshuizen in gebruik genomen als godshuis, waarin de vier nog bestaande, aloude stichtingen voor bejaarde mannen werden verenigd, tot overbrenging naar het nieuwe Groot Godshuis in 1826.

Huidig godshuis naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes van 1829, voltooid in 1830. Bestemd voor vereniging van het twintigtal resterende stichtingen voor bejaarde vrouwen, tot dan ondergebracht in het Groot Begijnhof. De bestaande kloostergebouwen gegroepeerd rondom het kloosterpand en de moestuin, vermoedelijk daterend uit 16e tot 18e eeuw, werden hierbij volledig heringedeeld en in neoclassicistische stijl aangepast. De voorgevels aan de Accolaystraat en de Cellebroersstraat werden nieuw gebouwd, laatst genoemde ter plaatse van de vroegere kapel. Het westelijk deel van het complex, het vroegere kloosterpand, werd in 1975 gesloopt voor de nieuwe bouw van de «Verenigde Godshuizen». De renovatie van het oostelijk deel, rond de vroegere moestuin, tot een complex met achttien wooneenheden, werd in 1988 aangevat, onder leiding van de architecten J. Wybauw et Ph. Van Halteren. De enige nog resterende linkerpoorttravee. van de noordelijke vleugel, Cellebroersstraat nr. 47, werd hierbij alsnog gesloopt.

 Heden U-vormig complex met inbegrip van de oostelijke vleugel van het vroegere kloosterpand.

Zuidvleugel
, met voorgevel aan de Accolaystraat; drie bouwlagen en negen traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen) met vijf afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Volledig bepleisterde en beschilderde lijstgevel in streng neoclassicistische stijl met nadrukkelijke horizontale geleding. Sokkelvormende begane grond voorzien van afgevlakte bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). met brede voeg en zwakke uitstraling, rekening houdend met de sterke straathelling; vlak behandelde bovenbouw. Monumentale, hoge rondboogpoort met zwaar geblokte omlijsting in de middentravee : tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. met opschrift «HOSPITIA XX IN UNO - MDCCCXXX», op vereenvoudigde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., en halfrond bovenlicht met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer. aansluitend bij de tweede bouwlaag. Rondboogvensters met bijkomende sluitsteen en lekdrempel, voorzien van persiennes, in de sokkel. Vlak omlijste gevelstenenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met stichtersnamen op de penanten. rechthoekige, verkleinende bovenvensters met lekdrempel. Gevelbeëindiging door gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., fries waarin steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Bewaard houtwerk van vleugeldeur en ramen.
Vroegere noordvleugel indertijd met vrijwel identieke voorgevel van tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Cellebroersstraat, doch rondboogpoorten in de uiterste travee

Noord- en westtuinvleugels
en resterende kloosterpandvleugel, met twee bouwlagen onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (pannen). Vlakke gevelbepleistering en aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Oude kern aangegeven door muurankers, voorts sporen van een gedichte rondboogarcade in de noordvleugel. Interieur, vóór de renovatie, met bewaarde huiskapel onder pseudo-lantaarnkoepel en caissonzoldering, en trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. door Partoes. Uitzonderlijk resterende oude moerbalken op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bewaarde barokke wandnis van zwart marmer (17e eeuw).

Bronnen

Archieven
Archief OCMW-Brussel, Kaarten en Plannen, Verenigde Godshuizen, 23-24 en 112, Cellebroers- klooster, 326 (1-6) en 327 (1-6).