Typologie(ën)
rustoord/tehuis
Ontwerper(s)
V. EVRARD – architect – 1895-1903
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neotraditioneel
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31824
Beschrijving
Gesticht in 1805 door
G. Sjongers, in het gewezen ursulinenklooster. De Ursulinen van Bergen
verkregen in 1662 toelating tot vestiging te Brussel, waarna aankoop van het
«Hotel d’Havré» (16e
eeuw) in 1673 en bouw van een kapel; uitgedreven in 1798. Gebouwen in 1808 door
Napoleon overgedragen aan de Stad Brussel. Refuge van bij de stichting bestuurd door een
beheerraad van filantropen; interne organisatie vanaf 1837 waargenomen door de
Zusters van Voorzienigheid van Champion. Thans zogenaamd «Residentie Ter
Ursulinen» van het O.C.M.W. Huidig complex naar ontwerp van architect V. Evrard in opdracht van de filantroop E. Brugmann. Eerstesteenlegging in 1895, in een vijftal
fasen opgetrokken waarbij geleidelijke afbraak van het oude ursulinenklooster,
voltooid in 1903.
De plattegrond omvat vleugels aan Ursulinenstraat en Accolaystraat, en een ingesloten rechthoekige binnentuin. Aan straatzijde opeenvolging van afzonderlijke bouwvolumes, gescheiden door lichtschachten.
Gevels in eclectische stijl met neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). inslag, in bak- en hardsteenbouw met sierankers; drie bouwlagen en in totaal achtendertig traveeën onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Horizontale gevelgeleding door sokkel, pui- en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; verticale ritmering door rondboognissen. Afgesnuite hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en niet axiale ingangsrisalieten met kruiskozijnen, respectievelijk verhoogd met getuite geveltoppen en een lantaarntoren boven de hoofdingang. Voorts steek- en rondboogvensters. Plaketten met namen van weldoeners in de noordgevel. Gesloten opstand aan drie zijden van de binnentuin, met gelijkaardige karakteristieken, doch bijkomende verdieping in plaats van mansarde, heden echter beschilderd. Hardstenen calvariegroep (1638) tegen de zuidvleugel. Westzijde oorspronkelijk ingenomen door een kapelvormig dodenhuisje en een pittoresk bijgebouw met hoektorentjes, waarin onder meer een varkensstal, heden gesloopt.
Interieur. Eenbeukige kapel (oostvleugel) met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder tongewelf met gordelbogen en driezijdige koorsluiting. Dubbel volledig gietijzeren doksaal in de westtravee; hoge rondboogvensters met ijzeren roeden. Marmeren altaar; Kruisiging (ca. 1620) door C. De Crayer. Voormalige raadzaal met ereschouw voor E. Brugmann, voorzien van een borstbeeld door beeldhouwer J. Dillens, onthuld in 1899.
De plattegrond omvat vleugels aan Ursulinenstraat en Accolaystraat, en een ingesloten rechthoekige binnentuin. Aan straatzijde opeenvolging van afzonderlijke bouwvolumes, gescheiden door lichtschachten.
Gevels in eclectische stijl met neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). inslag, in bak- en hardsteenbouw met sierankers; drie bouwlagen en in totaal achtendertig traveeën onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Horizontale gevelgeleding door sokkel, pui- en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; verticale ritmering door rondboognissen. Afgesnuite hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en niet axiale ingangsrisalieten met kruiskozijnen, respectievelijk verhoogd met getuite geveltoppen en een lantaarntoren boven de hoofdingang. Voorts steek- en rondboogvensters. Plaketten met namen van weldoeners in de noordgevel. Gesloten opstand aan drie zijden van de binnentuin, met gelijkaardige karakteristieken, doch bijkomende verdieping in plaats van mansarde, heden echter beschilderd. Hardstenen calvariegroep (1638) tegen de zuidvleugel. Westzijde oorspronkelijk ingenomen door een kapelvormig dodenhuisje en een pittoresk bijgebouw met hoektorentjes, waarin onder meer een varkensstal, heden gesloopt.
Interieur. Eenbeukige kapel (oostvleugel) met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder tongewelf met gordelbogen en driezijdige koorsluiting. Dubbel volledig gietijzeren doksaal in de westtravee; hoge rondboogvensters met ijzeren roeden. Marmeren altaar; Kruisiging (ca. 1620) door C. De Crayer. Voormalige raadzaal met ereschouw voor E. Brugmann, voorzien van een borstbeeld door beeldhouwer J. Dillens, onthuld in 1899.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 2857, 1047 en 23359 (1895-1903).
Publicaties en studies
VAN MALDERGHEM R., Le Refuge des Vieillards aux Ursulines à Bruxelles 1805-1905, Brussel, 1909.