Typologie(ën)
rustoord/tehuis
klooster/abdij
Gevangenis
klooster/abdij
Gevangenis
Ontwerper(s)
H.L.F. PARTOES – 1829-1830
INCONNU - ONBEKEND – 1500-1799
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30696
Beschrijving
Voormalige Verenigde Godshuizen, volgens opschrift ook
zogenaamd «Hospitia XX in Uno».
In oorsprong klooster van de cellebroers, naar verluidt gesticht in 1368, die in 1524 toelating verkregen tot de bouw van een bedehuis. Staatsgevangenis in 1790, huis van bewaring en verbeteringsgesticht in 1792; klooster in 1796 definitief opgeheven. Vanaf 1803 door het Bestuur der Godshuizen in gebruik genomen als godshuis, waarin de vier nog bestaande, aloude stichtingen voor bejaarde mannen werden verenigd, tot overbrenging naar het nieuwe Groot Godshuis in 1826.
Huidig godshuis naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes van 1829, voltooid in 1830. Bestemd voor vereniging van het twintigtal resterende stichtingen voor bejaarde vrouwen, tot dan ondergebracht in het Groot Begijnhof. De bestaande kloostergebouwen gegroepeerd rondom het kloosterpand en de moestuin, vermoedelijk daterend uit 16e tot 18e eeuw, werden hierbij volledig heringedeeld en in neoclassicistische stijl aangepast. De voorgevels aan de Accolaystraat en de Cellebroersstraat werden nieuw gebouwd, laatst genoemde ter plaatse van de vroegere kapel. Het westelijk deel van het complex, het vroegere kloosterpand, werd in 1975 gesloopt voor de nieuwe bouw van de «Verenigde Godshuizen». De renovatie van het oostelijk deel, rond de vroegere moestuin, tot een complex met achttien wooneenheden, werd in 1988 aangevat, onder leiding van de architecten J. Wybauw et Ph. Van Halteren. De enige nog resterende linkerpoorttravee. van de noordelijke vleugel, Cellebroersstraat nr. 47, werd hierbij alsnog gesloopt.
Heden U-vormig complex met inbegrip van de oostelijke vleugel van het vroegere kloosterpand.
Zuidvleugel, met voorgevel aan de Accolaystraat; drie bouwlagen en negen traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen) met vijf afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Volledig bepleisterde en beschilderde lijstgevel in streng neoclassicistische stijl met nadrukkelijke horizontale geleding. Sokkelvormende begane grond voorzien van afgevlakte bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). met brede voeg en zwakke uitstraling, rekening houdend met de sterke straathelling; vlak behandelde bovenbouw. Monumentale, hoge rondboogpoort met zwaar geblokte omlijsting in de middentravee : tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. met opschrift «HOSPITIA XX IN UNO - MDCCCXXX», op vereenvoudigde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., en halfrond bovenlicht met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer. aansluitend bij de tweede bouwlaag. Rondboogvensters met bijkomende sluitsteen en lekdrempel, voorzien van persiennes, in de sokkel. Vlak omlijste gevelstenenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met stichtersnamen op de penanten. rechthoekige, verkleinende bovenvensters met lekdrempel. Gevelbeëindiging door gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., fries waarin steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Bewaard houtwerk van vleugeldeur en ramen.
Vroegere noordvleugel indertijd met vrijwel identieke voorgevel van tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Cellebroersstraat, doch rondboogpoorten in de uiterste travee
Noord- en westtuinvleugels en resterende kloosterpandvleugel, met twee bouwlagen onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (pannen). Vlakke gevelbepleistering en aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Oude kern aangegeven door muurankers, voorts sporen van een gedichte rondboogarcade in de noordvleugel. Interieur, vóór de renovatie, met bewaarde huiskapel onder pseudo-lantaarnkoepel en caissonzoldering, en trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. door Partoes. Uitzonderlijk resterende oude moerbalken op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bewaarde barokke wandnis van zwart marmer (17e eeuw).
In oorsprong klooster van de cellebroers, naar verluidt gesticht in 1368, die in 1524 toelating verkregen tot de bouw van een bedehuis. Staatsgevangenis in 1790, huis van bewaring en verbeteringsgesticht in 1792; klooster in 1796 definitief opgeheven. Vanaf 1803 door het Bestuur der Godshuizen in gebruik genomen als godshuis, waarin de vier nog bestaande, aloude stichtingen voor bejaarde mannen werden verenigd, tot overbrenging naar het nieuwe Groot Godshuis in 1826.
Huidig godshuis naar ontwerp van architect H.L.F. Partoes van 1829, voltooid in 1830. Bestemd voor vereniging van het twintigtal resterende stichtingen voor bejaarde vrouwen, tot dan ondergebracht in het Groot Begijnhof. De bestaande kloostergebouwen gegroepeerd rondom het kloosterpand en de moestuin, vermoedelijk daterend uit 16e tot 18e eeuw, werden hierbij volledig heringedeeld en in neoclassicistische stijl aangepast. De voorgevels aan de Accolaystraat en de Cellebroersstraat werden nieuw gebouwd, laatst genoemde ter plaatse van de vroegere kapel. Het westelijk deel van het complex, het vroegere kloosterpand, werd in 1975 gesloopt voor de nieuwe bouw van de «Verenigde Godshuizen». De renovatie van het oostelijk deel, rond de vroegere moestuin, tot een complex met achttien wooneenheden, werd in 1988 aangevat, onder leiding van de architecten J. Wybauw et Ph. Van Halteren. De enige nog resterende linkerpoorttravee. van de noordelijke vleugel, Cellebroersstraat nr. 47, werd hierbij alsnog gesloopt.
Heden U-vormig complex met inbegrip van de oostelijke vleugel van het vroegere kloosterpand.
Zuidvleugel, met voorgevel aan de Accolaystraat; drie bouwlagen en negen traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen) met vijf afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Volledig bepleisterde en beschilderde lijstgevel in streng neoclassicistische stijl met nadrukkelijke horizontale geleding. Sokkelvormende begane grond voorzien van afgevlakte bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). met brede voeg en zwakke uitstraling, rekening houdend met de sterke straathelling; vlak behandelde bovenbouw. Monumentale, hoge rondboogpoort met zwaar geblokte omlijsting in de middentravee : tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. met opschrift «HOSPITIA XX IN UNO - MDCCCXXX», op vereenvoudigde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., en halfrond bovenlicht met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer. aansluitend bij de tweede bouwlaag. Rondboogvensters met bijkomende sluitsteen en lekdrempel, voorzien van persiennes, in de sokkel. Vlak omlijste gevelstenenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met stichtersnamen op de penanten. rechthoekige, verkleinende bovenvensters met lekdrempel. Gevelbeëindiging door gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., fries waarin steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Bewaard houtwerk van vleugeldeur en ramen.
Vroegere noordvleugel indertijd met vrijwel identieke voorgevel van tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Cellebroersstraat, doch rondboogpoorten in de uiterste travee
Noord- en westtuinvleugels en resterende kloosterpandvleugel, met twee bouwlagen onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (pannen). Vlakke gevelbepleistering en aangepaste rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Oude kern aangegeven door muurankers, voorts sporen van een gedichte rondboogarcade in de noordvleugel. Interieur, vóór de renovatie, met bewaarde huiskapel onder pseudo-lantaarnkoepel en caissonzoldering, en trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. door Partoes. Uitzonderlijk resterende oude moerbalken op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bewaarde barokke wandnis van zwart marmer (17e eeuw).
Bronnen
Archieven
Archief OCMW-Brussel, Kaarten en Plannen, Verenigde Godshuizen, 23-24 en 112, Cellebroers- klooster, 326 (1-6) en 327 (1-6).