Voormalige Ecole Professionnelle de Menuiserie
Joseph Stevensstraat 20
Hoogstraat 6-8-10-12
Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
T. SERRURE – 1895
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30220
Beschrijving
Voormalige Ecole Professionnelle de Menuiserie; heden
Institut d’Enseignement Technique de Bois, de la
Peinture et des Industries graphiques. Schoolcomplex naar
ontwerp van architect T.
Serrure van 1895 voor
de voorbouw, van 1900 voor de achtergebouwen, in twee fasen opgetrokken,
voltooid ca. 1905.
Voorbouw.
Gevel in neo-Vlaamse-renaissancestijl, met dubbelhuisopstand en concave gevellijn. Kenmerkend polychroom materiaalgebruik: baksteenlagen van contrasterende kleur, doorspekt en verwerkt met natuur- en hardstenen banden, diamantkoppen, lijstwerk, ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. en sokkel met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.. Omvat vier bouwlagen, waaronder een als souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. opgevatte begane grond, en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); schilddak met dubbele rij afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en hoge, gesmeed ijzeren vorstkam boven de drie linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., doorlopend in een dakvenster op lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., met schouderstukken, waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., bolornamenten en overhoeks fiaal met obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt.; hoge inkom onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en gevelplaat met opschrift “donation / joseph godefroy”. Licht inspringende rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gevat in verticaal oplopende nissen onder omlopende waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. : drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. colonnetten, I-balk met rozetten, en tegelfriezen onder de lekdrempel. Getraliede tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in de hoge sokkel. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met tegelfries en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en consoles. Twee bronzen medaillonsRonde of ovale cartouche., respectievelijk met allegorie en portret van Joseph Godefroy, door beeldhouwer Julien Dillens, op de deur.
Oorspronkelijk inkomhal, directielokalen, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en leslokalen op de verdiepingen.
Achtergebouwen rond de binnenplaats. L- vormige, onderkelderde vleugel van vier bouwlagen onder plat dak, met ateliers en tekenklas, en tweede trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Houtmagazijn ten zuiden. Latere gebouwen aan de Hoogstraat nr. 10.
Voorbouw.
Gevel in neo-Vlaamse-renaissancestijl, met dubbelhuisopstand en concave gevellijn. Kenmerkend polychroom materiaalgebruik: baksteenlagen van contrasterende kleur, doorspekt en verwerkt met natuur- en hardstenen banden, diamantkoppen, lijstwerk, ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. en sokkel met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.. Omvat vier bouwlagen, waaronder een als souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. opgevatte begane grond, en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); schilddak met dubbele rij afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en hoge, gesmeed ijzeren vorstkam boven de drie linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., doorlopend in een dakvenster op lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., met schouderstukken, waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., bolornamenten en overhoeks fiaal met obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt.; hoge inkom onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en gevelplaat met opschrift “donation / joseph godefroy”. Licht inspringende rechter traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gevat in verticaal oplopende nissen onder omlopende waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. : drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. colonnetten, I-balk met rozetten, en tegelfriezen onder de lekdrempel. Getraliede tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in de hoge sokkel. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met tegelfries en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en consoles. Twee bronzen medaillonsRonde of ovale cartouche., respectievelijk met allegorie en portret van Joseph Godefroy, door beeldhouwer Julien Dillens, op de deur.
Oorspronkelijk inkomhal, directielokalen, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en leslokalen op de verdiepingen.
Achtergebouwen rond de binnenplaats. L- vormige, onderkelderde vleugel van vier bouwlagen onder plat dak, met ateliers en tekenklas, en tweede trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Houtmagazijn ten zuiden. Latere gebouwen aan de Hoogstraat nr. 10.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 4931-4973 (1895-1905); AA, 1985, rep. 3621; PP, 376; NPP, S 1.