Voormalige porseleinfabriek Demeuldre-Coché
Waversesteenweg 141-143
Georges Lorandstraat 24-26
Typologie(ën)
gelijkvloers met handelszaak
Ontwerper(s)
Maurice BISSCHOPS – architect – 1905
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
De oude porseleinmanufactuur werd in 1830 opgericht door de Franse porseleinfabrikant Charles-Christophe Windisch. Kort voordien had hij zich losgescheurd van zijn vennoot Frédéric Faber, een befaamd schilder en etser, die in 1818 de porseleinmanufactuur van Morteleque had overgenomen (vroeger op nr. 152). Windisch vestigde zich vrijwel rechtover de fabriek van zijn voormalige vennoot in de lokalen van de voormalige herberg en relais Au Mayeur cabaret. Hij werd daarvoor gefinancierd door Jean-Jacques Coché-Mommens (1830-1842), hoofdredacteur en eigenaar van de krant Le Courrier des Pays-Bas die een rol had gespeeld in de onafhankelijkheid van België en die niet ver daarvandaan een landhuis bezat (zie nr. 249).
Na de dood van Windisch in 1843 nam Jean-Jacques Coché-Mommens de fabriek over onder zijn eigen naam en trok de Franse porseleinfabrikant Michel-Antoine Caillet aan als medewerker. De nieuwe directeur voegde aan de fabriek een schildersatelier toe, geleid door Jean-Ambroise Duprest, eveneens een Fransman. In 1852 droeg J.-J. Coché de onderneming over aan zijn dochter Chantal Coché-Mommens en zijn echtgenote Émile-Théodore Vermeren (1852-1869). Onder hun leiding werd de fabriek gemoderniseerd en kende een grote bloei. Ze verwierven de handelsfondsen van verschillende belangrijke porselein- en kristalfabrikanten en werden zo de Belgische vertegenwoordigers van grote buitenlandse manufacturen. In 1869 werd Chantal Vermeren-Coché weduwe en stond ze alleen aan het hoofd van de onderneming. In 1874 liet ze een tentoonstellingsruimte bouwen uitgevend op de Georges Lorandstraat. In 1901 legateerde ze de manufactuur aan haar nicht Marthe Coché en haar echtgenoot Louis Demeuldre. Louis Demeuldre verdiepte zich in de kunst van het porselein-maken en maakte hiervoor talrijke studiereizen naar Frankrijk, Beieren en Berlijn. Hij breidde vooral de activiteiten van de afdelingen architecturale keramiek en elektrotechnisch materiaal uit. Tot dan toe had de fabriek vooral naam gemaakt met de productie van tafel- en toiletservies.
Rond de eeuwwisseling werd de interesse van Chantal Vermeren-Coché en daarna van haar man Louis Demeuldre voor de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. gewekt. L. Demeuldre had talrijke contacten met art-nouveau-architecten als Victor Horta, Paul Saintenoy en Maurice Bisschops. Deze laatste kreeg in 1905 de opdracht om een nieuwe winkel voor de kleinhandel te ontwerpen in de Waversesteenweg.
De manufactuur kende met haar producten een groot succes op internationale tentoonstellingen, en onderscheidde zich door de vruchtbare samenwerking met befaamde kunstenaars als de beeldhouwers Isidore De Rudder, Alfred Crick en Julien Dillens. Ze produceerde ook veel decoratief porselein en aardewerk voor Brusselse gebouwen, onder meer de tegels van de gevel van het voormalige warenhuis Old England op de Hofberg (architect Paul Saintenoy, 1899).
In 1930 kocht de onderneming de machines van in moeilijkheden verkerende porseleinfabrikanten in Limoges. In 1933 na de dood van Louis Demeuldre, bleef zijn echtgenote Marthe het familiebedrijf leiden, daarbij geholpen door haar geadopteerde neef Henry. Deze moderniseerde het fabricageproces door de kolenovens te vervangen door ovens op stadsgas. In 1941 vormde hij de onderneming om tot PVBA Demeuldre.
De periode na de Tweede Wereldoorlog bleek moeilijk te zijn. In 1953 staakte de PVBA Demeuldre haar industriële activiteiten om zich uitsluitend aan de verkoop van porselein, kristal, glaswerk en edelsmeedwerk te wijden, in de winkel en de tentoonstellingszaal van de voormalige fabriek. De ateliers werden uiteindelijk rond 1960 gesloopt en alleen de winkel (1905) in de Waversesteenweg en de tentoonstellingszaal (1870) in de Georges Lorandstraat bleven bewaard.
Winkel in de Waversesteenweg (architect Maurice Bisschops, 1905)
Gevel in eclectische stijl en met elementen van neo-Italiaans renaissance. Hij bestaat uit twee onderscheiden volumes: links toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. van vier bouwlagen (hoogste toegevoegd in 1963) met brede koetspoort onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. en verder gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Hoofdgebouw rechts met winkel met uitzonderlijk geornamenteerde gevel van twee bouwlagen onder attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en twee brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. (vlak op benedenverdieping, gebost op eerste verdieping en gecanneleerd en met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. op attiek). Gesculpteerde houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., bekroond door attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. versierd met polychrome keramische tegels met gemouleerd decor.
Op benedenverdieping brede uitstalramen boven zwart marmeren sokkel. Deze gevel werd duidelijk ontworpen als een affichegevel die de aandacht van de voorbijgangers moest trekken. Uitstalramen op benedenverdieping en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van eerste verdieping zijn bekroond met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van keramische tegels met ondernemingsnaam ‘Maison Vermeren–coche–L. Demeuldre–coche succe' en met namen van verkoopartikelen ‘gres cérame–porcelaines–faïences–cristaux–coutellerie–verrerie'.
Attiek bekroond met leeuwen en vaasvormige bekroningen op postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met guillotinevensters op eerste verdieping bewaard.
Interieur
Ondanks moderniseringen is de fraaie structuur bestaande uit gecanneleerde gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen onder cassettenplafond bewaard gebleven. Opmerkelijke decoratie met houten trappalenHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. en trapleuningen, geprofileerde lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en panelen in geglazuurd keramiek.
Trappenhuis aan kant van uitstalraam versierd met keramische panelen met zichten op Brussel of met vogels op takken van een hybride bloeiende boom, allen binnen houten omlijstingen en van elkaar gescheiden door halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt..
Scheidingsmuur waartegen eerste trapdeel rust, onderaan gedecoreerd met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., waarboven drie panelen met geglazuurde keramische reliëftegels. Op onderste friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). decor van zwanen en bloemmotieven. Drie schitterende verticale panelen gesigneerd door Isidore De Rudder; decor van allegorische figuren die de Harmonie, de Kleur en de Maat symboliseren. De kunstenaar ontwierp deze drie panelen voor de stand van de fabriek Vermeren-Coché op de in het Jubelpark georganiseerde Wereldtentoonstelling van Brussel in 1897.
Tentoonstellingszaal G. Lorandstraat (1874)
Gelegen achter het magazijn en doorlopend tot in Georges Lorandstraat. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel op hardstenen sokkel en bekroond met getrapte topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Twee bouwlagen en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. ter hoogte van topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Interieur
Op eerste verdieping is deel bewaard van grote winkelruimte met interessant opengewerkt metalen gebinte met decor van ijzeren bloemmotieven. Gebinte onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met verhoogde nok. Gebouw in 2006 gerestaureerd.
Beschermd op 26.06.1997
Bronnen
Archieven
GAE/DS 317-143; 317-141-143; 151-24.
Publicaties en studies
CULOT, M. (dir.), Ixelles. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 74.
DEL MARMOL, B., DELSAUTE, J.-L., et al., Le quartier Saint-Boniface, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1998 (Bruxelles, Ville d'Art et d'Histoire, 23), pp.13-14.
SCHOONBROODT, B., L'Art Nouveau et les maîtres céramistes bruxellois, Hommage aux fabriques d'art Helman, Janssens et Vermeren-Coché, Escale du Nord, Anderlecht, 2002.
Tijdschriften
DeMEULDRE-COCHÉ, H., ‘Notes sur l'implantation de l'artisanat porcelainier au XIXesiècle à Ixelles', Mémoire d'Ixelles, 1, 1981, s.p.
DEMEULDRE-COCHÉ, H., ‘Physionomie agricole d'Ixelles en 1895', Mémoire d'Ixelles, 1, 1981, s.p.
DEMEULDRE-COCHÉ, H., ‘Christophe Windisch, maître porcelainier auquel la porcelaine de Bruxelles doit son efflorescence au XIXesiècle', Le Folklore Brabançon, 211, 1976, pp.277-331.
Made in Brussels, 300 ans de faïence et de porcelaine 1650-1950 (Tentoonstellingscatalogus), Musea Bruxellae, Brussel, 2003-2004, pp.15-20.