Kerk van de Pères du Saint-Sacrement [Paters van het Heilig Sacrament]
Waversesteenweg 203-205
Typologie(ën)
klooster/abdij
Ontwerper(s)
Jean-Baptiste BETHUNE – architect – 1869-1874
M. L. GILDEMYN – architect – 1869-1874
HANSOTTE – architect – 1883
François CORNELIS – architect – 1925
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Samen met aanpalend klooster in neogotische stijl, respectievelijk van 1874 en 1884.
Geschiedenis
De kerk en het klooster werden gebouwd op de plaats van het eigendom van luitenant-kolonel Charles-Joseph Claret, die het in 1842 had geërfd van zijn ouders, Jean-Joseph Claret en Anne-Marie de Gernier (1809).
Op 17.06.1867, kort na de dood van kolonel Claret, verkocht zijn oudste zoon Edmond, officier van de cavalerie, het landhuis met tuin aan juffrouw de Thomaz die het een kerkelijke bestemming wou geven. Men wou er in de buurt van de pas aangelegde en nog geïsoleerde Leopoldswijk een verblijfplaats en studiecentrum oprichten voor de paters van de congregatie van de Pères du Saint-Sacrement [Paters van het Heilig Sacrament], die in 1856 in Parijs werd opgericht door pater Pierre-Julien Eymard.
Het plan van juffrouw de Thomaz werd op 18.10.1867 goedgekeurd door kardinaal Sterckx, aartsbisschop van Mechelen. In november van datzelfde jaar, vestigde de congregatie zich op het domein en richtte een kapel in op de benedenverdieping van het voormalige huis Claret. Dankzij de vrijgevigheid van juffrouw de Thomaz, kon in de zomer van 1869 begonnen worden met de bouw van een nieuwe kerk. De plannen werden toevertrouwd aan architect Jean-Baptiste Bethune, mede-oprichter van de eerste Sint-Lucasschool.
Tijdens de bouw van de sacristie en de kerk, waarvan de eerste steen werd gelegd op 03.10.1869, werden de plannen van Bethune soms radicaal gewijzigd door de Gentse architect-aannemer M. L. Gildemyn, tot groot ongenoegen van de Bethune. Het gebouw werd op 03.09.1874 ingewijd. De crypte die toen nog niet voltooid was, zou pas op 01.05.1875 worden ingewijd.
In die tijd had de kerk een indeling die erg verschilde van die van vandaag. Het gebouw, zonder de huidige zijbeuken en het voorgebouw dat als toegang fungeert, bestond uit twee boven elkaar liggende kerken, volgens een principe dat later in andere kerken van de congregatie zou worden hernomen: een bovenkerk en een onderkerk of crypte. Deze laatste was een relatief lage ruimte waarin schaars licht viel door kleine venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en die kon gebruikt worden op de dagen dat de bovenkerk onderhouden werd. De bovenkerk was toegankelijk via een helling vertrekkend op een laterale binnenplaats die ook toegang verschafte naar het provisorische klooster (het niveau van deze bovenkerk lag ongeveer net boven de scheibogen van het schip).
Het gebouw stond niet frontaal op de steenweg en ook niet parallel eraan, maar lichtjes diagonaal, omdat de paters wilden dat de kerk op het oosten was gericht.
Toen de kerk nog maar pas klaar was, werden al plannen gemaakt voor haar verbouwing, want de binneninrichting viel niet in de smaak en trok dus geen gelovigen aan. De werken begonnen in mei 1883 en werden toevertrouwd aan de Brusselse architect Hansotte. Hij schafte de opdeling in twee kerken af, en maakte er één grote kerk van. Om de grote hoogte die op die manier ontstond te verzachten, voegde hij zijbeuken toe. Hij ontwierp ook rechts een zijkapel (gewijd aan de Heilige Magdalena) die de functie van de crypte kon overnemen. Bij deze verbouwing werd eveneens de ingangportiek toegevoegd. De officiële inhuldigingsfeesten van de nieuwe kerk hadden plaats van 15 tot 22.11.1883 terwijl de werken pas in de loop van 1886 werden voltooid.
Tegelijkertijd (in 1883) begon de congregatie met de bouw van een echt klooster in het verlengde van de kerk, ter vervanging van het voorlopige klooster. Het terrein waarop het nieuwe gebouw zou komen, lag afhellend tot aan de straat. Er werden dus ingrijpende grond- en nivelleringswerken uitgevoerd en de afgegraven grond werd gebruikt om de helling van het terrein weg te werken en de tuin te vergroten. Er moest een steunmuur worden gebouwd aan de kant van de Viaductstraat, maar deze hield niet lang stand, stortte in en viel op straat. In september 1885 gaf de gemeente de toelating voor de bouw van een nieuwe muur, maar eiste betere funderingswerken.
Later liet de congregatie nog diverse verbouwingswerken uitvoeren. In 1925 bestelde ze bij architect François Cornélis de bouw van een kleine polygonale kapel, gewijd aan Eymard (ter hoogte van de dwarsbeuk rechts). Tegelijkertijd liet ze aan de kant van de Waversesteenweg en in het verlengde van de linkerzijbeuk van de kerk, een vleugel bouwen in baksteen met twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken..
In 1932 werd een verdieping toegevoegd aan het bijgebouw achter de kerk en achter de bijkapel van Hansotte (architect A. Dankelman).
In 1976 werd het interieur van de kerk grondig gewijzigd. Er werd een vals plafond gestoken en er werd een scheidingsmuur gebouwd die het koor korter maakte (architect Georges Pepermans).
In 2003 werd de kerk gerenoveerd (architect Louis de Beauvoir): het vals plafond en de scheidingsmuur van 1976 werden gesloopt; de binnenmuren werden afgekapt; de buitengevels werden schoongemaakt; de klokkentoren en de klokken en ook de grotendeels oorspronkelijke glas-in-loodramen werden gerestaureerd.
Beschrijving
Kerk
Georiënteerd bakstenen gebouw met sobere versiering in hardsteen. Plattegrond in vorm van kruisbasiliek met schip en zijbeuken van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitspringend transept, koor van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en vijfzijdige afsluiting. Voorgevel met groot rozet en bekronende nis met zittend Christusbeeld. Toegangsportiek met uitgewerkt spitsboogportaalaal onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Zijbeuken met spitsboogvensters tussen versneden steunberen. Behouden dakruiter boven viering.
Rechts, aangebouwde kapel met voorbouw met toegangsportaal en hoog spitsboogvenster. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klimmend boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen..
Interieur
Toegangsportiek met in vestibule rechts houten trap naar orgeltribune; voorbij de narthex op de grond, inscriptie in mozaïek ‘Venite Adoremus'.
Erg hoog schip van twee bouwlagen: spitse scheibogenarcade waarboven bouwlaag met spitsboogvensters. Kruisribgewelven, opengewerkt rond sluitstenen, rustend op slanke zuiltjes met knoppenkapiteel.
Rechts in oksel van viering, reeks bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. naar kleine polygonale kapel gewijd aan pater P.-J. Eymard (1925).
Voor orgeltribune boven ingang, stenen voorbouw met gotische inslag, waarin orgel met speeltafel in romantische stijl, gedateerd 1906 (bouwers Friedrich Goll & Cie). Een tweede modern orgel, zonder buffet, van 1992, bevindt zich achter de kruisboog in een linkerkapel.
De kerk is ontdaan van decor. Het oorspronkelijke meubilair bestaande uit altaren, een marmeren communiebank, beelden en een kansel is verdwenen; alleen glas-in-loodramen en een biechtstoel zijn bewaard.
Klooster
Twee rechthoekige vleugels van vier bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Sobere bakstenen gevels. ZadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Bijgebouwen
In verlengde van linkerarm van transept, langs kant van Waversesteenweg, bakstenen vleugel van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (1925). In eerste bouwlaag reeks smalle spitsboogvensters (getralied), in tweede bouwlaag reeks venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder stenen latei op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog..
Rechts van kerk en op binnenkant van terrein, rechthoekig, sterk gewijzigd gebouw waarvan hoogste verdieping toegevoegd in 1932 (architect A. Dankelman).
Bronnen
GAE/DS 317-203-205.
GAE/DS 306-niet geklasseerd fonds, Dossiers voor 1900 (1885).
Tijdschriften
DUCHESNE, A., ‘Waversesteenweg à Ixelles là où un couvent a remplacé la propriété du colonel Claret', Mémoire d'Ixelles, 23-24, 1986, pp. 4-18.
Websites
Voor de orgels zie: De orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de website http://www.monument.irisnet.be/
Opmerkelijke bomen in de nabijheid