Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Paul HANKAR – architect – 1900
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2005-2007
id
Urban : 16635
Beschrijving
Herenhuis in art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession., i.o.v. José Ciamberlani, broer van de schilder Albert Ciamberlani, en n.o.v. arch. Paul Hankar, 1900.
Hankar maakte meerdere ontwerpen van een groot herenhuis met paardenstallen om te voldoen aan de wensen van de opdrachtgever die een passie had voor paarden. Een dergelijke infrastructuur is zeldzaam in de stad. Beide gebouwen zijn met elkaar verbonden, wat noch aan de mode noch aan de levensstijl van die tijd beantwoordde.
Gevel
Vier bouwlagen en op twee hoogste verdiepingen vier gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping in hardsteen, eerste verdieping in witsteen, de rest bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Het geplande sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). op de bepleistering werd nooit uitgevoerd. Op benedenverdieping toegangsdeur en koetspoort waartussen twee rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
In tweede bouwlaag trapezoïdale eiken erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van 1920 op het platform van het voormalige balkon. Oorspronkelijk werd bijna de hele gevelbreedte ingenomen door een breed vierlicht.
In hoogste bouwlagen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door witstenen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met elkaar verbonden door boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. Bijzonder sober hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., bekroond met eenvoudige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling bewaard.
Achterhuizen
De opdrachtgever was een fervent paardenliefhebber en liet in plaats van de gebruikelijke tuin stallingen, een tuigkamer, twee koetshuizen en een woning voor een stalknecht bouwen. Het geheel werd eveneens ontworpen door Paul Hankar.
In 1920 werden de bijgebouwen van het voorhuis gescheiden door de inrichting van een binnenplaats-patio, in plaats van een deel van de stallingen. De stallingen en de tuigkamer werden verhoogd en verbouwd tot woning (arch.-landmeter Victor Rosy).
Interieur
Grote en lichte ruimten. Op benedenverdieping rechts traditionele enfilade (eetkamer, keuken en achterkeuken); links de koetsingang. De rechte en relatief smalle trap ligt evenwijdig aan de gevel. Vanaf de eerste verdieping wordt het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. breder.
Vloer van toegangsvestibule met ‘vernuftig geplaatste' (Loyer, F., 1986, pp. 213-217) plavuizen en plafond met mahoniehouten cassetten. Op de eerste verdieping geeft het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vooraan uit op een groot salon. In de twee hoogste verdiepingen bevinden zich telkens drie kamers. De plafonds van de ontvangstruimten zijn voorzien van balken in edele houtsoorten. Talrijke elementen van het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in mahoniehout zijn bewaard, net als de schouwen en het messing deurbeslag.
Beschermd op 07.06.2001.
Het huis bevindt zicht binnen een aaneenschakeling van huizen in dezelfde stijl met een sterk homogeen karakter door het ritme van de gevels (bijna steeds zelfde opbouw) en de gebruikte materialen (zie nr. 9 tot 39).
Hankar maakte meerdere ontwerpen van een groot herenhuis met paardenstallen om te voldoen aan de wensen van de opdrachtgever die een passie had voor paarden. Een dergelijke infrastructuur is zeldzaam in de stad. Beide gebouwen zijn met elkaar verbonden, wat noch aan de mode noch aan de levensstijl van die tijd beantwoordde.
Gevel
Vier bouwlagen en op twee hoogste verdiepingen vier gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping in hardsteen, eerste verdieping in witsteen, de rest bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Het geplande sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). op de bepleistering werd nooit uitgevoerd. Op benedenverdieping toegangsdeur en koetspoort waartussen twee rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
In tweede bouwlaag trapezoïdale eiken erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van 1920 op het platform van het voormalige balkon. Oorspronkelijk werd bijna de hele gevelbreedte ingenomen door een breed vierlicht.
In hoogste bouwlagen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door witstenen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met elkaar verbonden door boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. Bijzonder sober hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., bekroond met eenvoudige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling bewaard.
Achterhuizen
De opdrachtgever was een fervent paardenliefhebber en liet in plaats van de gebruikelijke tuin stallingen, een tuigkamer, twee koetshuizen en een woning voor een stalknecht bouwen. Het geheel werd eveneens ontworpen door Paul Hankar.
In 1920 werden de bijgebouwen van het voorhuis gescheiden door de inrichting van een binnenplaats-patio, in plaats van een deel van de stallingen. De stallingen en de tuigkamer werden verhoogd en verbouwd tot woning (arch.-landmeter Victor Rosy).
Interieur
Grote en lichte ruimten. Op benedenverdieping rechts traditionele enfilade (eetkamer, keuken en achterkeuken); links de koetsingang. De rechte en relatief smalle trap ligt evenwijdig aan de gevel. Vanaf de eerste verdieping wordt het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. breder.
Vloer van toegangsvestibule met ‘vernuftig geplaatste' (Loyer, F., 1986, pp. 213-217) plavuizen en plafond met mahoniehouten cassetten. Op de eerste verdieping geeft het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vooraan uit op een groot salon. In de twee hoogste verdiepingen bevinden zich telkens drie kamers. De plafonds van de ontvangstruimten zijn voorzien van balken in edele houtsoorten. Talrijke elementen van het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in mahoniehout zijn bewaard, net als de schouwen en het messing deurbeslag.
Beschermd op 07.06.2001.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 245-23-25.
Publicaties en studies
BORSI, F., Bruxelles 1900, Franse vertaling J.-M. Van der Meerschen, Mark Vokaer éd., Brussel, 1979 (Collection Europe 1900), pp. 236-237.
BORSI, F., WIESER, H., Bruxelles capitale de l'Art Nouveau, Franse vertaling. J.-M. Van der Meerschen, 2e éd., Mark Vokaer éd., Brussel, 1992 (Collection Europe 1900), pp. 38-39, 57, 147.
LOYER, F., Paul Hankar, Naissance de l'Art Nouveau, AAM, Brussel, 1986, pp. 213-217.
GAE/DS 245-23-25.
Publicaties en studies
BORSI, F., Bruxelles 1900, Franse vertaling J.-M. Van der Meerschen, Mark Vokaer éd., Brussel, 1979 (Collection Europe 1900), pp. 236-237.
BORSI, F., WIESER, H., Bruxelles capitale de l'Art Nouveau, Franse vertaling. J.-M. Van der Meerschen, 2e éd., Mark Vokaer éd., Brussel, 1992 (Collection Europe 1900), pp. 38-39, 57, 147.
LOYER, F., Paul Hankar, Naissance de l'Art Nouveau, AAM, Brussel, 1986, pp. 213-217.