Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
L. BOUCKAERT – ingenieur-architect – 1911
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Opmerkelijke strafinrichting
en geheel van drie dienstwoningen voor het gevangenispersoneel, in neo-Vlaamse
renaissancestijl, n.o.v. L. Bouckaert, algemeen inspecteur-ingenieur van de penitentiaire gebouwen in Brussel, 1911.
Geschiedenis
De gevangenis van Vorst werd gebouwd op een groot perceel gelegen op het
oude plateau van de Hoeiweg, tussen
de Verbindingslaan, de Albertlaan en de Laroussesquare. De gevangenis werd in
1873 gepland om die van de Miniemen van Brussel te vervangen. Ze werd rond 1910 gebouwd in het kader van het plan van
aanleg van de Zuidwijk van Sint-Gillis, in 1876 opgesteld door wegeninspecteur
Victor Besme en vastgelegd bij K.B. in 1892.
De gevangenis van Vorst is de uitbreiding van de gevangenis van Sint-Gillis
(1885), waarmee ze is verbonden via een tunnel onder de Verbindingslaan
–vandaar de naam van de laan. De gevangenis van Sint-Gillis werd gebouwd als strafinrichting (voor veroordeelden), terwijl de gevangenis
van Vorst een arresthuis is (voor personen die nog niet veroordeeld zijn en in voorarrest zitten).
De gevangenis van Vorst werd vijfentwintig jaar na die van Sint-Gillis gebouwd
en neemt de algemene bouwprincipes ervan over. Die zijn gebaseerd op het
cellulaire model uitgewerkt door de inspecteur-generaal van de gevangenissen
van 1830 tot 1861, Edouard Ducpétiaux. Hij was een aanhanger van de morele idee van
verbetering door opsluiting en volledig isolement en vond een antwoord op de nieuwe strafrechtelijke
uitdagingen in de cellulaire architectuur, waarin de gevangene dag en nacht in
een cel verbleef. Vanuit bouwkundig oogpunt zijn de gevangenissen die volgens
dit model worden gebouwd gebaseerd op een stervormige plattegrond met vleugels
die vertrekken uit een middelpunt vanwaar het toezicht wordt verzekerd. Deze
indeling past het principe van het panopticisme (1791) toe. De gevangenis
van Vorst is een van de laatste strafinrichtingen die volgens dit model werden
gebouwd.
De gevangenis van Vorst, die nog altijd operationeel is, heeft in
de loop van de 20e eeuw verscheidene aanpassingen, uitbreidingen en
moderniseringen ondergaan om ze beter te doen inspelen op de nieuwe eisen
inzake veiligheid, hygiëne en comfort: de individuele binnenplaatsen werden
vervangen door gemeenschappelijke wandelingen, de cellen werden gemoderniseerd,
er werd een nieuwe bezoekerscomplex gebouwd en nieuwe volumes werden toegevoegd
(een wasserij in 1975-1976, een psychiatrische vleugel in 1982-1983), enz. Ondanks
al deze werken zijn de oorspronkelijke structuur en indeling van de gevangenis
vrij goed bewaard gebleven en zijn ze dus nog altijd zichtbaar.
Sinds de bouw van de gevangenis van Berkendael, die in 1984-1986 werd ontworpen
(Berkendaelstraat nr.42-48: zie
deze straatnotitie), waarmee
ze rechtstreeks in verbinding staat, is Vorst uitsluitend een
vrouwengevangenis.
Beschrijving
Hoofdgevel. Aan de
Verbindingslaan, gevel bestaande uit drie volumes die in de ringmuur zijn
opgenomen: een centraal paviljoen met de toegang, geflankeerd door twee
woonvolumes die oorspronkelijk bestemd waren voor de toezichthoudende zusters
(volume links) en voor de directeur (volume rechts).
Volumes van vier bakstenen gevels met witstenen elementen, op hardstenen
sokkel. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met stenen kruiskozijnen, getralied op de benedenverdieping. Talrijke
ijzeren ankers en hoekkettingen. Tentdaken en kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdak.
Toegangspaviljoen van één bouwlaag en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. in
risaliet en bekroond door een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met een blindZonder opening; blind venster, schijnopening. vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Spitsboogvormige
inrijpoort onder een stenen cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met het wapen van België. Binnenin, aan
weerszijden van de inrijpoort, portiersloges.
Woonvolumes van twee bouwlagen met identieke gevels, met een compositie volgens
spiegelbeeldschema. Aan de straatkant, gevel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan twee in
risaliet en bekroond door een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. DakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan de
linkerzijde van de voormalige woning van de zusters op de verdieping voorzien
van een gotisch vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Rechts van het voormalige directeurshuis, bijgebouw opgetrokken
op de plaats van een oude tuin, dat dienstdoet als toegang voor de bezoekers (toegangsdeur
in de ringmuur).
Achter deze bebouwing aan de straatkant bevindt zich een grote binnenplaats die
wordt afgebakend door de gevels van de administratieve gebouwen. Deze gevels
zijn even hoog als de woonpaviljoenen aan de straatkant en zijn te zien vanaf
de openbare ruimte. Door deze bijzondere indeling –twee reeksen volumes
gescheiden door een binnenplaats – is de inwendige indeling van de inrichting
en van de cellenvleugels niet zichtbaar van de straat.
Administratieve gebouwen
Achter de straatgevel bevindt zich een grote binnenplaats afgebakend door
de gevels van de administratieve gebouwen, met drie aan elkaar palende volumes
van twee bouwlagen in U-vorm. Polychrome gevels in neo-Vlaamse renaissancestijl
analoog aan de volumes aan de straatkant. Tentdaken.
Cellenvleugels
Stervormige plattegrond met vier punten rond een centrale kern: twee kleine vleugels die oorspronkelijk voor de vrouwen waren voorbehouden
(oorspronkelijk 130 cellen), en twee grotere vleugels voor de mannen
(oorspronkelijk 270 cellen). De centrale toezichtspost is zelf in twee aparte
delen opgedeeld, met op de eerste en de tweede verdieping een kapel in
Brabantse neogotische stijl, toegankelijk
vanuit de cellenvleugels. Ze wordt verlicht door grote spitboogvensters en heeft ook een
stervormige plattegrond.
Gevels van de binnenvleugels in
roodgekleurde baksteen op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. versierd met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., in een
soberder decoratieve behandeling dan de gevels die op de openbare ruimte
uitgeven. Opstand met drie lagen cellen, verlicht door een reeks kleine
getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; inspringend bovendeel, onder een schuin dak en voorzien
van getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die de centrale gang verlichten. Kopgevels bekroond
door een geveltop met een profiel met middeleeuwse invloeden (torentjes en
schietgaten) en bovenaan voorzien van een spitsboogvormige muuropening.
Binnen zijn de cellen (4 x 2,50 meter) verdeeld over drie
bouwlagen op kelders, met ijzeren galerijen die de centrale gang over de hele
hoogte vrij laten.
Omheiningsmuur van 6
meter hoog, in baksteen op een hardstenen sokkel en versierd met elementen in witsteen.
Kleine torentjes op de hoeken. Dubbele muur langs de hele omtrek van de site,
behalve ter hoogte van de drie toegangsgebouwen aan de Verbindingslaan. Deze
verdubbeling verhoogt niet alleen de veiligheid, ze schept binnen de eerste
omheiningsmuur van de gevangenis ook ruimte voor een stelplaats voor de
celwagens en voor de woningen van de directeur en van de toezichthoudende
zusters. De oude toegangspoort tot de tuin van het huis van de directeur is
vervangen door een beveiligde poort.
Voormalige
dienstwoningen van het gevangenispersoneel (nr.44, 46 en 48)
De dienstwoningen bestemd voor de aalmoezenier, de adjunct-directeur en de
hoofdtoezichter zijn aanpalend buiten de gevangenismuur opgetrokken en zijn dus
rechtstreeks toegankelijk van de straat.
Geheel van drie burgerhuizen in neo-Vlaamse renaissancestijl met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., nr.44
en 48 identiek. Bakstenen gevels op hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met elementen in
witsteen. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met een of meer stenen kruiskozijnen of enkele
moneel. Toegangsdeuren onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Talrijke metalen ankers. Kleine dakkapellen
onder tentdak. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen.
Op nr.46, hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. onder opengewerkte trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. voorzien van per twee
gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Bronnen
Archieven
GAV/DS 44,
46, 48: 307,
5416 (1911), 12110; 50A-52: 3232,
4760, 5416 (1911), 14361 (1943), 14774 (1946), 18290 (1963), 20213, 20839,
21102, 22111; Berkendaelstraat 42-48: 3161 (1902-1903), 7786 (1923), 14594 (1946), 14725
(1946), 17269 (1958), 18262 (1962), 18584 (1964), 20506 (1982), 20596 (1984-1986).
Publicaties en studies
AUTENNE, A., KREUTZ, M., Étude
historique et patrimoniale des Prisons de Sint-Gilles et Forest, Onuitgegeven
studie, Directie Monumenten en Landschappen–GOB, Brussel, 2011.
KEMPENEERS,
J., Histoire d’Obbrussel-Saint-Gilles,
Ed. Publimonde, 1962, p.160.
Tijdschriften
AUTENNE, A., KREUTZ, M., “Het penitentiaire erfgoed. De cellengevangenissen van Sint-Gillis en Vorst”, Erfgoed Brussel, 10, 2014, pp. 92-107.
Websites
Federale overheidsdienst Justicie