Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
Edmond LEGRAIVE – architect – 1912
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 29298
Beschrijving
Burgerwoning
in eclectische stijl met Beaux-Arts inslag n.o.v. architect Ed. Legraive, 1912.
Maakt deel uit van een homogene huizenrij van burgerwoningen gebouwd tussen 1911 en 1913, van nr. 11 t.e.m. 35.
Asymmetrische opstand van vier bouwlagen. Hardstenen benedenverdieping met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., tweede bouwlaag in witsteen,twee hoogste bouwlagen bepleisterd in similisteen met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren..
Rechthoekige of getoogde muuropeningen met stenen lateien. Op de eerste verdieping van de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. bekroond door terras met gietijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., op de twee hoogste verdiepingen drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met stenen monelen, deze op de derde verdieping met klein centraal balkon met ijzeren borstwering. Beaux-Artsdecor met guirlandes, spiegels en hangende trossen op borstweringen. Eikenhouten deur met ovaalvormige bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. waarin ijzeren tralie met de initialen ‘L’ en ‘D’. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... grotendeels bewaard (roeden voor boven- en onderlichten, deur, kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillons).
Rechts, bakstenen zijgevel (voormalige wachtmuur) met dubbele similibanden per bouwlaag en centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. BreukstenenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. omheiningsmuur met ijzeren inrijpoort naar tuin.
Interieur. Rijkelijk interieur - analoog aan nr. 25 n.o.v. dezelfde architect (zie dit nr.) -met in tweede bouwlaag drie opeenvolgende kamers uitgewerkt in verschillende stijl : aan straatzijde salon in Lodewijk XVI-stijl, centrale eetkamer in neo-Vlaamse renaissancestijl en ‘veranda’ met lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Tevens voorzag de architect de tuinaanleg in Engelse stijl met gebogen wegeltjes, ronde punten, bakjes en een achthoekige gloriette.
Maakt deel uit van een homogene huizenrij van burgerwoningen gebouwd tussen 1911 en 1913, van nr. 11 t.e.m. 35.
Asymmetrische opstand van vier bouwlagen. Hardstenen benedenverdieping met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., tweede bouwlaag in witsteen,twee hoogste bouwlagen bepleisterd in similisteen met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren..
Rechthoekige of getoogde muuropeningen met stenen lateien. Op de eerste verdieping van de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. bekroond door terras met gietijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., op de twee hoogste verdiepingen drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met stenen monelen, deze op de derde verdieping met klein centraal balkon met ijzeren borstwering. Beaux-Artsdecor met guirlandes, spiegels en hangende trossen op borstweringen. Eikenhouten deur met ovaalvormige bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. waarin ijzeren tralie met de initialen ‘L’ en ‘D’. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... grotendeels bewaard (roeden voor boven- en onderlichten, deur, kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillons).
Rechts, bakstenen zijgevel (voormalige wachtmuur) met dubbele similibanden per bouwlaag en centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. BreukstenenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. omheiningsmuur met ijzeren inrijpoort naar tuin.
Interieur. Rijkelijk interieur - analoog aan nr. 25 n.o.v. dezelfde architect (zie dit nr.) -met in tweede bouwlaag drie opeenvolgende kamers uitgewerkt in verschillende stijl : aan straatzijde salon in Lodewijk XVI-stijl, centrale eetkamer in neo-Vlaamse renaissancestijl en ‘veranda’ met lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Tevens voorzag de architect de tuinaanleg in Engelse stijl met gebogen wegeltjes, ronde punten, bakjes en een achthoekige gloriette.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 6004 (1912), 6378 (1913), 7953 (1923), 17145 (1957).