
Voormalige gemeenteschool nr. 9, thans Lyceum Emile Max 2, en gemeenteschool nr. 10
Daillylaan 124
Grote Bosstraat 57-59
Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Hyppolite JAUMOT – architect – 1898
Hyppolite JAUMOT – architect – 1875-1881
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 20680
Beschrijving
Gemeentelijke scholengroep gebouwd door architect H. Jaumot in twee fases (1875-1881 en 1898) in het huizenblok gelegen tussen de Daillylaan, de François Bossaertsstraat en de Grote Bosstraat.
Geschiedenis
In 1874 werd beslist tot de bouw van een nieuwe lagere gemeenteschool voor meisjes en jongens aan de Daillylaan (het huidige Lyceum Emile Max), met nr. 9 en 10. De gebouwen hadden twee gescheiden ingangen aan de straatkant en werden opgetrokken tussen 1875 en 1881. In 1881 werd aan de kant van de Grote Bosstraat en de François Bossaertsstraat een nieuw terrein gekocht om er een kleuterschool te vestigen. Dit plan werd uitgesteld tot 1898, toen de gemeenteraad besliste tot de oprichting van een nieuwe lagere school voor meisjes in de richting van de Grote Bosstraat, en van een kleuterschool in de richting van de François Bossaertsstraat; de school aan de Daillylaan was toen nog uitsluitend voor jongens bestemd. Het programma, de plannen en de bestekken werden goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 22.11.1898. Het programma voor de lagere meisjesschool omvatte veertien klassen, een naairuimte, een bibliotheek, een klein schoolmuseum, een conferentiezaal en een turnzaal, allemaal gelegen rond een grote overdekte speelplaats. In de kelders kwamen diverse lokalen bestemd voor de afdeling huishoudkunde, alsook een refter en stortbaden. De kleuterschool was rechtstreeks geïnspireerd op de kleuterschool in de Bervoetsstraat in Antwerpen en omvatte vier klassen langs een gemeenschappelijke binnenplaats en tuin, elk aangevuld met een speelruimte. In 1988 vestigde het Lyceum Emile Max zich in de lokalen van school nr. 9.
Beschrijving
Voormalige school nr. 9
In de Daillylaan, complex in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl gevormd door twee hoofdgebouwen gescheiden door een speelplaats, doch met elkaar verbonden door glazen kap: het ene, langwerpig, aan de straatkant, het andere, T-vormig, binnen het huizenblok. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevels met hardstenen elementen.

Het gebouw aan de straat omvat drie symmetrisch geplaatste volumes, elk met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. De lagere zijvolumes zijn met het centrale volume verbonden door een kleiner volume van één bouwlaag onder plat dak, met twee ingangen, links onder het opschrift “garçons”, rechts onder het opschrift “filles”. De zijvolumes worden gescandeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met druiper en worden op de benedenverdieping benadrukt door grote spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. versierd met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.; die bevinden zich boven de muuropeningen op het linkervolume en nemen de hele benedenverdieping in op het rechtervolume. Centraal volume met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). op de hoeken. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.; muuropeningen met stenen omlijsting, op de verdieping onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met zware kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen; bewaarde deuren.
Aan de achterkant van het gebouw aan de straat, speelplaats onder metalen beglaasd dak, rustend op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. aan de binnenplaatsen die langs het T-vormige gebouw liggen. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en deuren deels bewaard.
In het T-vormige gebouw bevinden zich klaslokalen. Het heeft vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de lange zijde bestaat uit drie volumes, de laterale met twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., het centrale met drie bouwlagen onder plat dak. Aan de zijkant en centraal, traptraveeën in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. De kleine zijde van de T bestaat eveneens uit drie symmetrische volumes onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met in totaal zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... grotendeels vervangen. Bewaarde deuren. De klaslokalen zijn bereikbaar via drie trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. in de lange zijde en twee in de korte. Ze staan met elkaar in verbinding en krijgen aan twee zijden natuurlijk licht binnen. Twee van de trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. hebben een bewaarde trap met een metalen balk, houten treden en een smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… leuning. De andere werden gerenoveerd in pakketbootstijlArchitectuurstijl uit interbellum en geïnspireerd op de gestroomlijnde pakketbootesthetiek (boegvormige volumes, patrijspoorten, enz.) (n.o.v. architect A. Rogiers, 1953), met treden in granitoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd. en een lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … van keramiektegels. In sommige klassen zijn de houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, het parket en de borden bewaard, net als enkele meubelen in pitchpine. De meeste klassen zijn echter volgens de modernistischeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. esthetiek heringericht.
Lagere school nr. 10
Gebouw, inspringend ten opzichte van de Grote Bosstraat, in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag. Het bestaat uit drie parallelle volumes onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.: twee langwerpige volumes van twee bouwlagen met klaslokalen, gescheiden door een overdekte speelplaats.

Gevel aan de straat achter een vijf meter diepe achteruitbouwstrook afgesloten door een hek. Symmetrische gevel van twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., de centrale in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., net als de vierde en de tiende, waarin zich een toegang bevindt. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bevindt zich ook de deur van de kleuterschool. Bakstenen gevel met hardstenen en witstenen elementen. Hoge nivellerende onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardsteen, met kleine binnenplaats. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., de meeste met een of twee monelenStenen vensterstijl.. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. bekroond door een gebroken tentdakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. waarvan de ondervlaklijn met metalen kruiskozijnen is versierd; daken aan de zijkant achter frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., het centrale doorbroken door een imposante dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met vleugelstukkenZijstuk, veelal in voluutvorm, van een topgevel, dakkapel of dakvenster. en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Deuren respectievelijk onder het opschrift “ECOLE GARDIENNE N° 6”, “ECOLE PRIMAIRE N° 10” en “GEMEENTESCHOOL N° 10”. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... en ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw.; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Achtergevel bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen.
Overdekte speelplaats onder Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf.. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. ordonnantie van pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., hoofdgestellenHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en met hoofdzakelijk Toscaanse invloeden. Een registerVensterstrook in een topgevel. van hoge rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met monelenStenen vensterstijl. en korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. laat het natuurlijk licht binnen. Langs de klaslokalen op de verdieping loopt een galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op balken en metalen kraagstenen, afgeboord door een smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Men bereikt deze galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. via trappen met eikenhouten treden, opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. optreden en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balustersVaasvormige spijl van een borstwering.. De klassen hebben hun oorspronkelijke uitrusting deels bewaard (borden, estrades, kasten). LambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en deuren in pitchpine grotendeels bewaard in heel het complex.
Kleuterschool
De kleuterschool ligt binnen het huizenblok aan de François Bossaertsstraat, loodrecht op lagere school nr. 10, en is te bereiken via een lange gang achter de toegang in de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de lagere school. Gebouw in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl bestaande uit twee evenwijdige volumes onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., dat naar de lagere school met één bouwlaag, dat naar de Bossaertsstraat breder en met twee bouwlagen. Oorspronkelijk bevatten ze respectievelijk de klaslokalen en de speelruimten, en op de benedenverdieping worden ze verbonden door een gang onder plat dak. De gevel van het volume met klaslokalen is bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Rechthoekige, per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen in een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. omlijsting; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen. Het volume aan de straat heeft een bakstenen gevel met hardstenen elementen, op de benedenverdieping achter een gefestonneerde markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. . Bewaard raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op de benedenverdieping.

De verdieping van het volume naar de Bossaertsstraat werd in 2010 tot klaslokalen verbouwd.
Geschiedenis
In 1874 werd beslist tot de bouw van een nieuwe lagere gemeenteschool voor meisjes en jongens aan de Daillylaan (het huidige Lyceum Emile Max), met nr. 9 en 10. De gebouwen hadden twee gescheiden ingangen aan de straatkant en werden opgetrokken tussen 1875 en 1881. In 1881 werd aan de kant van de Grote Bosstraat en de François Bossaertsstraat een nieuw terrein gekocht om er een kleuterschool te vestigen. Dit plan werd uitgesteld tot 1898, toen de gemeenteraad besliste tot de oprichting van een nieuwe lagere school voor meisjes in de richting van de Grote Bosstraat, en van een kleuterschool in de richting van de François Bossaertsstraat; de school aan de Daillylaan was toen nog uitsluitend voor jongens bestemd. Het programma, de plannen en de bestekken werden goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 22.11.1898. Het programma voor de lagere meisjesschool omvatte veertien klassen, een naairuimte, een bibliotheek, een klein schoolmuseum, een conferentiezaal en een turnzaal, allemaal gelegen rond een grote overdekte speelplaats. In de kelders kwamen diverse lokalen bestemd voor de afdeling huishoudkunde, alsook een refter en stortbaden. De kleuterschool was rechtstreeks geïnspireerd op de kleuterschool in de Bervoetsstraat in Antwerpen en omvatte vier klassen langs een gemeenschappelijke binnenplaats en tuin, elk aangevuld met een speelruimte. In 1988 vestigde het Lyceum Emile Max zich in de lokalen van school nr. 9.
Beschrijving
Voormalige school nr. 9
In de Daillylaan, complex in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl gevormd door twee hoofdgebouwen gescheiden door een speelplaats, doch met elkaar verbonden door glazen kap: het ene, langwerpig, aan de straatkant, het andere, T-vormig, binnen het huizenblok. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevels met hardstenen elementen.

Het gebouw aan de straat omvat drie symmetrisch geplaatste volumes, elk met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. De lagere zijvolumes zijn met het centrale volume verbonden door een kleiner volume van één bouwlaag onder plat dak, met twee ingangen, links onder het opschrift “garçons”, rechts onder het opschrift “filles”. De zijvolumes worden gescandeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met druiper en worden op de benedenverdieping benadrukt door grote spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. versierd met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.; die bevinden zich boven de muuropeningen op het linkervolume en nemen de hele benedenverdieping in op het rechtervolume. Centraal volume met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). op de hoeken. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.; muuropeningen met stenen omlijsting, op de verdieping onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met zware kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen; bewaarde deuren.
Aan de achterkant van het gebouw aan de straat, speelplaats onder metalen beglaasd dak, rustend op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. aan de binnenplaatsen die langs het T-vormige gebouw liggen. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en deuren deels bewaard.
In het T-vormige gebouw bevinden zich klaslokalen. Het heeft vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); de lange zijde bestaat uit drie volumes, de laterale met twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., het centrale met drie bouwlagen onder plat dak. Aan de zijkant en centraal, traptraveeën in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. De kleine zijde van de T bestaat eveneens uit drie symmetrische volumes onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met in totaal zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... grotendeels vervangen. Bewaarde deuren. De klaslokalen zijn bereikbaar via drie trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. in de lange zijde en twee in de korte. Ze staan met elkaar in verbinding en krijgen aan twee zijden natuurlijk licht binnen. Twee van de trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. hebben een bewaarde trap met een metalen balk, houten treden en een smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… leuning. De andere werden gerenoveerd in pakketbootstijlArchitectuurstijl uit interbellum en geïnspireerd op de gestroomlijnde pakketbootesthetiek (boegvormige volumes, patrijspoorten, enz.) (n.o.v. architect A. Rogiers, 1953), met treden in granitoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd. en een lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … van keramiektegels. In sommige klassen zijn de houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, het parket en de borden bewaard, net als enkele meubelen in pitchpine. De meeste klassen zijn echter volgens de modernistischeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. esthetiek heringericht.
Lagere school nr. 10
Gebouw, inspringend ten opzichte van de Grote Bosstraat, in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag. Het bestaat uit drie parallelle volumes onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.: twee langwerpige volumes van twee bouwlagen met klaslokalen, gescheiden door een overdekte speelplaats.

Gevel aan de straat achter een vijf meter diepe achteruitbouwstrook afgesloten door een hek. Symmetrische gevel van twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., de centrale in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., net als de vierde en de tiende, waarin zich een toegang bevindt. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bevindt zich ook de deur van de kleuterschool. Bakstenen gevel met hardstenen en witstenen elementen. Hoge nivellerende onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardsteen, met kleine binnenplaats. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., de meeste met een of twee monelenStenen vensterstijl.. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. bekroond door een gebroken tentdakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. waarvan de ondervlaklijn met metalen kruiskozijnen is versierd; daken aan de zijkant achter frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., het centrale doorbroken door een imposante dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met vleugelstukkenZijstuk, veelal in voluutvorm, van een topgevel, dakkapel of dakvenster. en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Deuren respectievelijk onder het opschrift “ECOLE GARDIENNE N° 6”, “ECOLE PRIMAIRE N° 10” en “GEMEENTESCHOOL N° 10”. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... en ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw.; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Achtergevel bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen.
Overdekte speelplaats onder Polonceau-spantKapspant ontwikkeld door Franse ingenieur Polonceau (1836); opgebouwd uit twee onderspannen driehoekige liggers, verbonden door een trekstaaf.. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. ordonnantie van pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., hoofdgestellenHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en met hoofdzakelijk Toscaanse invloeden. Een registerVensterstrook in een topgevel. van hoge rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met monelenStenen vensterstijl. en korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. laat het natuurlijk licht binnen. Langs de klaslokalen op de verdieping loopt een galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op balken en metalen kraagstenen, afgeboord door een smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Men bereikt deze galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. via trappen met eikenhouten treden, opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. optreden en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balustersVaasvormige spijl van een borstwering.. De klassen hebben hun oorspronkelijke uitrusting deels bewaard (borden, estrades, kasten). LambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en deuren in pitchpine grotendeels bewaard in heel het complex.
Kleuterschool
De kleuterschool ligt binnen het huizenblok aan de François Bossaertsstraat, loodrecht op lagere school nr. 10, en is te bereiken via een lange gang achter de toegang in de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de lagere school. Gebouw in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl bestaande uit twee evenwijdige volumes onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., dat naar de lagere school met één bouwlaag, dat naar de Bossaertsstraat breder en met twee bouwlagen. Oorspronkelijk bevatten ze respectievelijk de klaslokalen en de speelruimten, en op de benedenverdieping worden ze verbonden door een gang onder plat dak. De gevel van het volume met klaslokalen is bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Rechthoekige, per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen in een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. omlijsting; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen. Het volume aan de straat heeft een bakstenen gevel met hardstenen elementen, op de benedenverdieping achter een gefestonneerde markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. . Bewaard raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op de benedenverdieping.

De verdieping van het volume naar de Bossaertsstraat werd in 2010 tot klaslokalen verbouwd.
Bronnen
Archieven
GAS/OW School nr. 10.
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1876, pp. 70-75; 1881, pp. 231-234, 278-279, 346-349; 1898, pp. 1340-1342.
GAS/OW School nr. 10.
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1876, pp. 70-75; 1881, pp. 231-234, 278-279, 346-349; 1898, pp. 1340-1342.