Typologie(ën)
school
kapel
kapel
Ontwerper(s)
Jean POTVIN – architect – 1966-1967
SLATER – architect – 1854
Edward CAREELS – architect – 1911-1920
HERGÉ – tekenaar/ontwerper – 1922
Stijlen
Neoclassicisme
Neogotiek
Beaux-Artsstijl
naoorlogs modernisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2009-2011
id
Urban : 20062
Beschrijving
Schoolcomplex.
Geschiedenis
Op initiatief van de parochiepriester van Sint-Bonifaas wordt in 1862 een lagere school opgericht. Vanaf 1866 vaart de school een meer onafhankelijke koers en wordt ze uitgebreid met een middelbare school. Na talrijke tijdelijke onderkomens vindt het Instituut in 1911 haar vaste stek in het armentehuis met school voor ‘enfants malades, rachitiques et valétudinaires’ van de Zusters van Sint-Vincentius a Paulo van Gijzegem.
Dit neoclassicistisch tehuis (A) ligt ongeveer centraal in het bouwblok en was omgeven door een tuin met een omheiningmuur in de Viaductstraat en een toegangsdreef vanaf de Raadstraat. Het ontwerp naar de hand van architect Slater (1854) zou geïnspireerd zijn deze van dokter Monthuer voor zijn instituut te Wenen.
Tussen 1911 en 1920 wordt het centrale gebouw ingrijpend verbouwd (rondboogvensters worden rechthoekig, derde bouwlaag met mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., totale herinrichting interieur, afbraak kapel,…) en het schoolcomplex aanzienlijk uitgebreid naar plannen van architect Edward Careels. In 1914 start men in de Viaduktstraat met de bouw van een nieuwe vleugel (B) met klaslokalen aan weerszijden van de centrale zaal onder lichtkoepel. Twee vleugels verbinden deze met het oude gebouw. De neogotische kapel met toren en verbindingsarcade vormt de noordoostelijke vleugel (C).
In 1933-34 wordt de gevel in de Viaduktstraat bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen..
De modernistische vleugel in de Raadstraat wordt tussen 1966 en 1967 gebouwd n.o.v. architect Jean Potvin.
In 2007 werd in een voormalig scoutslokaal van het schoolcomplex muurschilderingen n.h.v. Hergé herontdekt. De schilderingen dateren uit 1922 en bestaan uit monochrome friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met Indianen, scouts en galopperende ridders te paard en een kaart van België met aanduiding van de kampplaatsen van de scouts.
Beschrijving
Neoclassicistisch hoofdgebouw (A) n.o.v. architect Slater, 1854. Vrijstaand volume, oorspronkelijk met symmetrische gevel van twee bouwlagen, zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed en vier diep. Gevels voorheen voorzien van rondboogvormige muuropeningen en risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met geaccentueerde toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Geheel herhaaldelijk verbouwd en uitgebreid tot huidige situatie.
H-vormige vleugel (B) langs Viaductstraat, 1914-1920. BepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. volume met twee bouwlagen, attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. en vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder plat dak. Eerste bouwlagen geleed door monumentale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Rechthoekige muuropeningen. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst..
Gevel langs Viaductstraat op nivellerende sokkel en met simili-bepleistering (1933-1934). Risalieten met verspringende bouwlagen versierd met neutenpanelenU-vormig sierpaneel. met guirlandes; centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met paneel met opschrift “Institut St Boniface”.
Verbindingsvleugel tussen hoofdgebouw en H-vormige vleugel met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping opengewerkt door hardstenen arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. bestaande uit korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. met voluutsleutelop Toscaanse zuilen (mogelijk gerecupereerde 17e-eeuws).
Niet-georiënteerde neogotische kapel (C) n.o.v. architect Edward Careels, 1911. Omwille van oorlogsomstandigheden uiteindelijke pas in 1920 voltooid.
Kapel onder (leien) zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en tussen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is., met toren en smalle zijbeuk. Gevels in witsteen met hardstenen elementen. Voorgevel (koor) met roosvenster, geflankeerd door vierkante toren met versneden steunberen en tentdak. Tussen toren en hoofdgebouw verbindingsgalerij met arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van korf- en spitsbogen; deel van galerij opklimmend tegen toren. In oksel van toren en zijbeuk traptorentje. Zijbeuk van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geleed door versneden steunberen en puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met spitsboogvensters met maaswerk; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van twee gedrongen verdiepingen met vijflichten.
Interieur
Schip onder spits houten tongewelf met dito trekkers; wanden geleed door spitsboogopeningen, in noordelijke gevel blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Vlakke koorafsluiting met roosvenster met behouden glas-in-lood. Vloer thans aanzienlijk verhoogd tot niveau van voormalig zijbeuksgalerij en doksaal. Drieledige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van die laatste evenwel behouden. Voormalige kapel thans ingericht als turnruimte.
Geschiedenis
Op initiatief van de parochiepriester van Sint-Bonifaas wordt in 1862 een lagere school opgericht. Vanaf 1866 vaart de school een meer onafhankelijke koers en wordt ze uitgebreid met een middelbare school. Na talrijke tijdelijke onderkomens vindt het Instituut in 1911 haar vaste stek in het armentehuis met school voor ‘enfants malades, rachitiques et valétudinaires’ van de Zusters van Sint-Vincentius a Paulo van Gijzegem.
Dit neoclassicistisch tehuis (A) ligt ongeveer centraal in het bouwblok en was omgeven door een tuin met een omheiningmuur in de Viaductstraat en een toegangsdreef vanaf de Raadstraat. Het ontwerp naar de hand van architect Slater (1854) zou geïnspireerd zijn deze van dokter Monthuer voor zijn instituut te Wenen.
Tussen 1911 en 1920 wordt het centrale gebouw ingrijpend verbouwd (rondboogvensters worden rechthoekig, derde bouwlaag met mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., totale herinrichting interieur, afbraak kapel,…) en het schoolcomplex aanzienlijk uitgebreid naar plannen van architect Edward Careels. In 1914 start men in de Viaduktstraat met de bouw van een nieuwe vleugel (B) met klaslokalen aan weerszijden van de centrale zaal onder lichtkoepel. Twee vleugels verbinden deze met het oude gebouw. De neogotische kapel met toren en verbindingsarcade vormt de noordoostelijke vleugel (C).
In 1933-34 wordt de gevel in de Viaduktstraat bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen..
De modernistische vleugel in de Raadstraat wordt tussen 1966 en 1967 gebouwd n.o.v. architect Jean Potvin.
In 2007 werd in een voormalig scoutslokaal van het schoolcomplex muurschilderingen n.h.v. Hergé herontdekt. De schilderingen dateren uit 1922 en bestaan uit monochrome friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met Indianen, scouts en galopperende ridders te paard en een kaart van België met aanduiding van de kampplaatsen van de scouts.
Beschrijving
Neoclassicistisch hoofdgebouw (A) n.o.v. architect Slater, 1854. Vrijstaand volume, oorspronkelijk met symmetrische gevel van twee bouwlagen, zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed en vier diep. Gevels voorheen voorzien van rondboogvormige muuropeningen en risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met geaccentueerde toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Geheel herhaaldelijk verbouwd en uitgebreid tot huidige situatie.
H-vormige vleugel (B) langs Viaductstraat, 1914-1920. BepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. volume met twee bouwlagen, attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. en vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder plat dak. Eerste bouwlagen geleed door monumentale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Rechthoekige muuropeningen. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst..
Gevel langs Viaductstraat op nivellerende sokkel en met simili-bepleistering (1933-1934). Risalieten met verspringende bouwlagen versierd met neutenpanelenU-vormig sierpaneel. met guirlandes; centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met paneel met opschrift “Institut St Boniface”.
Verbindingsvleugel tussen hoofdgebouw en H-vormige vleugel met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping opengewerkt door hardstenen arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. bestaande uit korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. met voluutsleutelop Toscaanse zuilen (mogelijk gerecupereerde 17e-eeuws).
Niet-georiënteerde neogotische kapel (C) n.o.v. architect Edward Careels, 1911. Omwille van oorlogsomstandigheden uiteindelijke pas in 1920 voltooid.
Kapel onder (leien) zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en tussen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is., met toren en smalle zijbeuk. Gevels in witsteen met hardstenen elementen. Voorgevel (koor) met roosvenster, geflankeerd door vierkante toren met versneden steunberen en tentdak. Tussen toren en hoofdgebouw verbindingsgalerij met arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van korf- en spitsbogen; deel van galerij opklimmend tegen toren. In oksel van toren en zijbeuk traptorentje. Zijbeuk van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geleed door versneden steunberen en puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met spitsboogvensters met maaswerk; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van twee gedrongen verdiepingen met vijflichten.
Interieur
Schip onder spits houten tongewelf met dito trekkers; wanden geleed door spitsboogopeningen, in noordelijke gevel blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Vlakke koorafsluiting met roosvenster met behouden glas-in-lood. Vloer thans aanzienlijk verhoogd tot niveau van voormalig zijbeuksgalerij en doksaal. Drieledige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van die laatste evenwel behouden. Voormalige kapel thans ingericht als turnruimte.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 59-59-78, 306-82.
Publicaties en studies
MEGANCK, M., CLAES, X., Bruxelles par-delà les murs : 160 intérieurs d'îlots dévoilés, Aparté, Brussel, 2006, fiche 119.
Tijdschriften
SCAILLET, T., ‘Bâtiment central de l’Institut: 150 ans!’, La Revue, Institut Saint-Boniface-Parnasse, 173, 2004, pp. 52-55.
Websites
Institut Saint-Boniface-Parnasse, http://www.saint-boni.be/#/accueil.php