Typologie(ën)
opslagplaats/loods
herenhuis
herenhuis
Ontwerper(s)
A. FOUGNIES – architect – 1905
M. MERTENS – architect – 1891
G. GHYSELS – 1905
INCONNU - ONBEKEND – 1913
Stijlen
Eclectisme
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32980
Beschrijving
Groothandel in
fournituren waarvan de stichting teruggaat tot 1780, bestaande uit pakhuizen en
een herenhuis gebouwd voor rekening van Ernest Absalon, tussen 1891 en 1913.
Op nr. 41. Pakhuis uit 1913; ontwerp toegeschreven aan architect Victor Horta. Gebouwd als uitbreiding van het aanpalende nr. 43-45. Constructie met ijzerskelet - roosteringen en kolommen - in het interieur; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vier bouwlagen onder mansardedak. Gevel van natuur- en hardsteen met twee brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Stijlovereenkomsten met de achtergevel van de voormalige Grand Bazar Anspach, n.o.v. Horta van 1903, aan de Grétrystraat (zie Anspachlaan nr. 24-30). Geblokte hardstenen benedenbouw met sokkel en puilijst, geopend door rechthoekige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst., getralied in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.; in 1933 ingevoegde deur.
Verdiepingen van natuur- en hardsteen voor omlijstingen, geritmeerd door getoogde lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met geprofileerde imposten. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel, I-balk op de eerste twee, hanenkamboog op de bovenste verdieping. Kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. ; getoogde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Bewaard raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roeden.
Op nr. 43-45. Herenhuis en pakhuis naar een ontwerp van de architect M. Mertens (?), 1891.
Herenhuis van het dubbelhuistype, met neoclassicistische inslag; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Gevel van natuur- en hardsteen met horizontale geleding. Geblokte centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. vanaf de puilijst, met balustrade, entablement en bekronend frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Zware erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en bekroond door terras met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in de twee linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de bel-etage. Rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., verdiept op de benedenverdieping, in geriemde omlijsting met oren op de verdieping, op doorgetrokken lekdrempels. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel..
Langs Arteveldestraat, tussen nr. 70 en 72. Pakhuis, oorspronkelijk met souterrain, twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); verhoogd met nogmaals twee bouwlagen en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., n.o.v. architecten A. Fougnies en G. Ghysels (1905). Later uitgebreid (zie nr. 41). Beschilderde bakstenen gevel met schaarse verwerking van hardsteen, geleed door de puilijst en vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Steekboogvensters, tweelichten in de linkertravee, met lekdrempel en onderdorpel. Klassieke beëindiging.
Op nr. 41. Pakhuis uit 1913; ontwerp toegeschreven aan architect Victor Horta. Gebouwd als uitbreiding van het aanpalende nr. 43-45. Constructie met ijzerskelet - roosteringen en kolommen - in het interieur; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en vier bouwlagen onder mansardedak. Gevel van natuur- en hardsteen met twee brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Stijlovereenkomsten met de achtergevel van de voormalige Grand Bazar Anspach, n.o.v. Horta van 1903, aan de Grétrystraat (zie Anspachlaan nr. 24-30). Geblokte hardstenen benedenbouw met sokkel en puilijst, geopend door rechthoekige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst., getralied in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.; in 1933 ingevoegde deur.
Verdiepingen van natuur- en hardsteen voor omlijstingen, geritmeerd door getoogde lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met geprofileerde imposten. Brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel, I-balk op de eerste twee, hanenkamboog op de bovenste verdieping. Kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. ; getoogde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Bewaard raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roeden.
Op nr. 43-45. Herenhuis en pakhuis naar een ontwerp van de architect M. Mertens (?), 1891.
Herenhuis van het dubbelhuistype, met neoclassicistische inslag; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Gevel van natuur- en hardsteen met horizontale geleding. Geblokte centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. vanaf de puilijst, met balustrade, entablement en bekronend frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Zware erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en bekroond door terras met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in de twee linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de bel-etage. Rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., verdiept op de benedenverdieping, in geriemde omlijsting met oren op de verdieping, op doorgetrokken lekdrempels. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel..
Langs Arteveldestraat, tussen nr. 70 en 72. Pakhuis, oorspronkelijk met souterrain, twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); verhoogd met nogmaals twee bouwlagen en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., n.o.v. architecten A. Fougnies en G. Ghysels (1905). Later uitgebreid (zie nr. 41). Beschilderde bakstenen gevel met schaarse verwerking van hardsteen, geleed door de puilijst en vlakke pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Steekboogvensters, tweelichten in de linkertravee, met lekdrempel en onderdorpel. Klassieke beëindiging.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 41: 21384 (1913), 47048 (1933); 43-45: 21384 (1891), 23408 (1905).
Publicaties en studies
BORSI F., PORTOGHESI R, Victor Horta, Brussel, 1970, p. 190.