Typologie(ën)
fabriek
appartementsgebouw
appartementsgebouw
Ontwerper(s)
M. HEYNINX – architect – 1923
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33206
Beschrijving
Appartementsgebouw
en achterliggend bedrijfscomplex, naar ontwerp van architect M. Heyninx van
1923, opgetrokken in opdracht van het papierbedrijf “J. Vanderbeuren & Cie”.
Standingvol appartementsgebouw in Beaux-Arts-stijl met zes bouwlagen en twee mansardeniveaus, en zes brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Tweeledige plattegrond met vier appartementen - twee voor- en twee achteraan - per verdieping, centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en lichtkokers. Monumentaal, symmetrisch opgebouwd gevelfront met simili-natuursteenbekleding op begane grond van Euville, onder leien bedaking. Eerste twee bouwlagen als sokkel geaccentueerd door middel van schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Centrale inkom onder gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met Pegasusvoorstelling, het firma-embleem; volgens spiegelbeeld geflankeerd door winkelpuien met afzonderlijke deur en inrijpoorten. Tweede bouwlaag opgevat als entresol. Bovenverdiepingen gemarkeerd door geblokte risalieten in de tweede en voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met trapezoïdale bow-windowsErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte., opgaand in brede dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., booglijst en bekronende belvédère. Balkons op zware consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., de twee uiterste met balustrade, de overige met sierlijke smeedijzeren leuning, op de tweede en derde verdieping. Gevarieerde boogopeningen in de benedenbouw en op de hoogste verdieping, voorts rechthoekige, tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); spiegels op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Smeedijzeren vleugeldeur en vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Kroonlijst op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Dubbele rij dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., toog- of booglijst.
Bedrijfsgebouw met plattegrond in onregelmatige U-vorm rond de overdekte binnenplaats; zes bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. In twee fasen gebouwd: de eerste vier bouwlagen gelijk met het appartementsgebouw, de hoogste twee volgens bouwaanvraag van 1929. Betonconstructie met uitgestrekte plateau’s, twee hoofdtrappenhuizen en goederenliften. Eenvoudige opstand met getoogde muuropeningen. Markante, beglaasde metalen kap boven de binnenkoer. Heden in gebruik door het Leger des Heils.
Standingvol appartementsgebouw in Beaux-Arts-stijl met zes bouwlagen en twee mansardeniveaus, en zes brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Tweeledige plattegrond met vier appartementen - twee voor- en twee achteraan - per verdieping, centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en lichtkokers. Monumentaal, symmetrisch opgebouwd gevelfront met simili-natuursteenbekleding op begane grond van Euville, onder leien bedaking. Eerste twee bouwlagen als sokkel geaccentueerd door middel van schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Centrale inkom onder gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met Pegasusvoorstelling, het firma-embleem; volgens spiegelbeeld geflankeerd door winkelpuien met afzonderlijke deur en inrijpoorten. Tweede bouwlaag opgevat als entresol. Bovenverdiepingen gemarkeerd door geblokte risalieten in de tweede en voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met trapezoïdale bow-windowsErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte., opgaand in brede dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., booglijst en bekronende belvédère. Balkons op zware consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., de twee uiterste met balustrade, de overige met sierlijke smeedijzeren leuning, op de tweede en derde verdieping. Gevarieerde boogopeningen in de benedenbouw en op de hoogste verdieping, voorts rechthoekige, tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); spiegels op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Smeedijzeren vleugeldeur en vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. Kroonlijst op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Dubbele rij dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., toog- of booglijst.
Bedrijfsgebouw met plattegrond in onregelmatige U-vorm rond de overdekte binnenplaats; zes bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. In twee fasen gebouwd: de eerste vier bouwlagen gelijk met het appartementsgebouw, de hoogste twee volgens bouwaanvraag van 1929. Betonconstructie met uitgestrekte plateau’s, twee hoofdtrappenhuizen en goederenliften. Eenvoudige opstand met getoogde muuropeningen. Markante, beglaasde metalen kap boven de binnenkoer. Heden in gebruik door het Leger des Heils.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 54511 (1923, 1929).