Typologie(ën)

woning
fabriek

Ontwerper(s)

Henri VAN DIEVOETarchitect1901-1902

Ed. ANDRÉarchitect1863-1864

Statut juridique

Beschermd sinds 15 januari 1998

Stijlen

Eclectisme

Inventaris(sen)

  • Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
  • Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 36265
lees meer

Beschrijving

Geheel in eclectische stijl gebouwd in 1901-1902, bestemd voor afvalverwerking, naar plannen van architect Henri Van Dievoet, met behoud van de gebouwen van de eerste Ferme des Boues, die in 1863-1864 was gebouwd door architect Ed. André. Talrijke wijzigingen vonden plaats tijdens het interbellum en rond 1950 met het oog op het nieuwe voertuigenpark. Het complex huisvest thans de Dienst van het Wagenpark en de Openbare Netheid van de Brusselse Agglomeratie.

Geschiedenis

Vóór 1863 lagen in het noordwesten van de stad twee afvaldepots bestemd voor het wegvoeren van stedelijke afval extra muros. Het eerste, dat al in 1400 werd vermeld onder de naam Bruyt, bevond zich in de omgeving van de huidige Bruidsstraat, het tweede, in 1620 ingehuldigd onder de naam Nieuwe-Bruyt of Mestback, lag dichter bij het kanaal om de afvoering per schip te vergemakkelijken. Dit depot, dat wellicht al vóór 1639 werd verpacht aan particulieren middels tolHangende elementen aan de klossen van een kroonlijst. op gebouwen, paarden en materieel, kreeg de naam Ferme des Boues of Modderhoeve.

In 1853 werd, onder meer uit hygiënische overwegingen, beslist om in de noordelijke voorstad een nieuwe Ferme des Boues te vestigen, met een eigen dok dat in verbinding stond met het kanaal. Het afval zou per schip worden getransporteerd naar een depot in Evere. Er werden verscheidene projecten ingediend, waaronder dat van gemeentearchitect Victor Jamaer in 1853 voor een terrein ten zuiden van het toekomstige dok, maar dat bleef zonder gevolg. Het plan van architect Ed. André, dat in 1863 werd aangenomen, betrof een smal driehoekig terrein, ditmaal aan de noordzijde van het dok, tussen de Kleine Zenne, het Kanaal van Willebroek en enkele privé-eigendommen. De werken waren in 1864 klaar. Vermelden we dat Victor Jamaer in 1874 een plan tekende voor de uitbreiding van een van de nieuwe gebouwen.

Met het oog op de aanleg van het Verbindingsdok (voltooid in 1905) in het kader van de bouw van de Brusselse zeehaven – een onderneming die het perceel van de Ferme aanzienlijk zou verkleinen – bestelde de Stad bij architect Henri Van Dievoet de plannen voor een nieuw geheel, de huidige Ferme des Boues. Het gebouw lag rond een vierkante, zuid-noord georiënteerde binnenplaats en hergebruikte aan de westkant enkele bouwwerken uit 1864, waaronder een stal. Het complex breidde al snel in noordelijke richting uit, vóór 1910, na de aankoop van magazijnen van de firma Ackermans.
Een verbrandingsfabriek die nog vóór 1893 was gepland, werd in 1903 in gebruik genomen ten noorden van de Ferme, aan de Willebroekkaai; ze had een 50 meter hoge schoorsteen. In 1918 werd ze buiten gebruik gesteld en ze verdween vóór 1944.
In 1933 werd een paviljoen van de werkplaats aan de oostkant verbouwd tot brandweerpost. Vanaf 1935 werden de stallen van de Ferme des Boues gedeeltelijk getransformeerd tot een garage voor vrachtwagens, aan de noordkant aangevuld met een nieuwe garage. Deze aanpassing aan gemotoriseerde voertuigen werd voortgezet in 1948 en in 1951-1952: nieuwe half-ondergrondse garage links van de hoofdingang, transformatie van het rechtervolume, bouw van een enorme loods aan de westkant, op de plaats van de resten van het complex uit 1864, en tot slot de overkapping van de toegang tot de garages aan de noordkant. Vóór 1953 werd tussen het directeurshuis en de aanpalende oude stal een uitbreiding met kantoren gebouwd. Deze uitbreiding werd op haar beurt vergroot rond 1970, ten koste van de stal. Het geheel is gerenoveerd, met vervanging van een groot deel van het schrijnwerk. De Ferme des Boues werd op 15.01.1998 als monument beschermd.

Beschrijving

De Ferme des Boues van 1863-1864

De volledig omheinde Ferme des Boues lag op een perceel in de vorm van een rechthoekige driehoek waarvan de hypotenusa langs het Ruimingsdok liep. De gebouwen waren gemaakt van baksteen en arduin, bekroond door breed uitstekende leien daken op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken.; ze waren opgetrokken in eclectische stijl met neoclassicistische inslag en vertoonden een perfect symmetrische compositie. Zo lagen aan de kaai, van west naar oost, afgewisseld met twee binnenplaatsen, twee tuinen en een centrale ingang: een paviljoen voor de zadelkamer, een stal voor 40 paarden, het directiepaviljoen, waarvan de verdieping niet op het plan voorkwam, een gelijkwaardig gebouw voor de conciërge en de kantine, een tweede stal voor evenveel paarden, en tot slot het paviljoen voor de zieke paarden. Aan de overzijde van de driehoek stond, tegenover de ingang van de Ferme des Boues, een gebouw met drie volumes met daarin de werkplaatsen, de middelste lichtjes uitspringend. Tegen de westelijke muur van de omheining was een loods met stortbak aangebouwd.
Tijdens de herwerking van het geheel in 1901-1902 bleven drie gebouwen gespaard: de stal aan de oostkant, de conciërgewoning met haar kantine, en de noordelijke werkplaatsen, zij het zonder hun linkervolume. De conciërgewoning en de werkplaatsen werden kort voor 1953 gesloopt voor de bouw van een grote loods langs de Akenkaai.

De bewaarde oostelijke stal (F) kreeg een bijna identieke tegenhanger (G), maar met een hogere zolderRuimte onder het dak., aan de noordkant van de nieuwe binnenplaats. Allebei waren ze voorzien van hoge steekboogvensters, lichtjes inspringend op een doorlopende stenen band. De deuren aan de zijkant en op de gevel van de binnenplaats hadden stenen stijlen onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. De zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. kraagden uit op houten korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. die op een tweede band rustten. Ze werden onderbroken door houten dakkapellen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., vijf aan de lange zijden, één met schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde..
Binnen rustten de kleine bakstenen tongewelven op metalen balken op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen met voet en kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen..

De Ferme des Boues van 1901-1902 en de verbouwingen

Het symmetrieprincipe bleef gehandhaafd voor dit complex in eclectische stijl in baksteen versierd met banden hardsteen, terwijl voor de leien daken het systeem van korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. van het vorige gebouw werd overgenomen. Een grote rechthoekige binnenplaats wordt omringd door de twee bovenvermelde evenwijdige stallen (F, G), een “achterbouw” in het westen (H) rond een voorbouw en bestemd voor andere stallen en voor de werkplaatsen. Aan de kant van het kanaal kwamen er een centraal toegangspaviljoen (A) met twee torens, een wachtzaalloge en diverse kantoren. Links, op de hoek met de Ruimingskaai, werd dit aangevuld met het directeurshuis (E), een groot L-vormig gebouw met een hoge vierkante toren, en rechts met een lage vleugel onderbroken door een paviljoen met verdieping in de aslijn van de noordelijke stallen. In deze vleugel bevonden zich de overdekte binnenplaats (B), de schilderwerkplaats in het paviljoen (C), en de verzorgingslokalen, het sanitair en de kantoren (D). Achter de noordstallen bevond zich een grote loods met metalen structuur die van voor 1910 dateert (J), in het westen vergezeld van bergplaatsen voor diverse producten die verband hielden met de opdrachten van de Ferme des boues (gesloopt).

Toegangspaviljoen (A)

Gebouw van één bouwlaag onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., met de toegang, die aan straatzijde wordt geflankeerd door twee lichtjes uitspringende vierkante torens onder tentdak. Aan de binnenplaats, twee voorbouwen als echo van de torens maar uitmondend in een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Op de twee portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., gesculpteerde stenen stijlen met halfzuilZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en I-balkIJzeren latei met I-profiel. onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. De toegang aan de kaai wordt afgesloten door een laag hek met invloed van de geometrische art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession., wordt bekroond door een oude verlichtingspaal in smeedijzer met krulmotief. In de doorgang, twee tegenover elkaar liggende ingangen gevolgd door een trappenpartij. Vergelijkbare voor- en achtergevels: venster met dubbel kruisraam op de torens en de voorbouw, ernaast een breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.; rondboogvenster op de eerste verdieping van de torens en op de puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is.; en tot slot, drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. van rondboogvensters boven aan de torens.

Volume rechts van het toegangspaviljoen (B)

Volume zonder verdieping waarin zich oorspronkelijk een overdekte binnenplaats en het lokaal van de zadelmakers bevonden; aan de kant van de binnenplaats is sinds 1945 een afwisseling van zeven deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vervangen door vijf garagepoorten onder balk.
Aan de kaai, oorspronkelijke deur van de overdekte binnenplaats dichtgemaakt, oorspronkelijk vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met drieledig kruisraam van het lokaal van de zadelmakers vervangen door een hoger venster maar met dezelfde indeling, links vergezeld van twee nieuwe analoge muuropeningen. Op het dak, daklicht met houten structuur van de overdekte binnenplaats, bewaard.

Voormalig paviljoen van de schilders, later brandweerpost (C)

Gebouw van één verdieping, lichtjes inspringend, met een gevel aan de binnenplaats van twee originele traveeën met inrijpoorten onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en daarboven venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; rechterdeur gedicht rond 1951-1952. Tijdens de herbestemming tot brandweerpost 1933, ingrijpende wijzigingen binnenin en aan de gevel aan de kaai, met behoud van de stijl van het geheel. De twee oorspronkelijke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping zijn vervangen door, onder meer, een inrijpoort onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. rechts en een toegangsdeur naast een venster met moneelStenen vensterstijl. links. De verdieping wordt thans door twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlicht.

Voormalige verzorgingslokalen, sanitair en kantoren (D)

Rechts
van het vorige paviljoen, laag volume dat onveranderd is gebleven aan de kaai: vijf hoge steekboogvensters voor de voormalige infirmerie, gevolgd door drie getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en een laatste vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met drie monelenStenen vensterstijl..

Directeurswoning (E)

Rijkelijke L-vormige villa met twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.; op de hoek, indrukwekkende vierkante toren van drie bouwlagen bekroond door een hoge spits, lichtjes uitspringend en met gedeeltelijk schuine hoeken.
Houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder uitspringend zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en topsieraad.
Aan de straatkanten, zware afgeschuinde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en dan schuine onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van veelkleurige zandsteen, met toegangsdeur aan de Ruimingskaai en zes hoge keldervensters. Achter een trappenpartij en beschermd door een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., deur onder impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak., met kogelomlijsting en een eikenhouten beglaasde en getraliede vleugel. Rondboogvensters met traliewerk dat aansluit bij dat van het toegangspaviljoen.
De vrije gevels van de toren hebben een identieke compositie: een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met, opeenvolgend, een groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met witstenen rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. met festoenenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. tussen zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. versierd met sgraffiti met plantenmotieven; een rechthoekige eikenhouten glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. achter een zwaar balkon, uitkragend en in steen, met zuilvormige balustersVaasvormige spijl van een borstwering.; en tot slot een tweede glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. die uitgeeft op een houten balkon op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., waarvan de bewerkte structuur doet denken aan een erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. zonder raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., het dak vervangen door de grote overstek van de spits. Aan weerszijden van de toren, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de kant van de ingang, drie aan de andere kant, de vensters op de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breder; de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de benedenverdieping, onder I-balkIJzeren latei met I-profiel., verlichten een veranda.
Aan de binnenplaats, brede westgevel met vier ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met muuropeningen die onder meer het trappenhuis en een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. links verlichten.
De villa beschikte oorspronkelijk over een terras en een binnenplaats aan de westkant, alsook over een L-vormige tuin aan de noordkant waarop de veranda uitgaf. Op de plaats van de eerste staat thans, tegen de voormalige stal, een volume met kantoren van twee bouwlagen waarvan de straatgevel aansluit bij die van de aanpalende gebouwen. Op de plaats van de tuin en van een bijgebouw van het toegangspaviljoen, analoog gebouw uit 1948 met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) per gevel, onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., met drie half-ondergrondse garages en erboven kantoren.

Voormalige zuidstal (1864) en noordstal (1901-1902) (F, G)

Deze stallen werden vanaf 1935 ingrijpend gewijzigd en zijn aan de binnenplaats voorzien van een reeks garagepoorten met stenen stijlen en I-balkenIJzeren latei met I-profiel..
Ankers in art-nouveaustijl en motieven in zwarte baksteen voor de noordstal uit 1901-1902. Straatgevel van de zuidstal uit 1864 thans voorzien van hoge rechthoekige getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die de lekdrempels van de oorspronkelijke muuropeningen doorbreken.

Westelijk gebouw of “achterbouw” (H)

Dit gebouw bevatte vroeger stallen aan de uiteinden en een smidse in het midden, tussen de werkplaats van de mecaniciens en die van de wagenmakers.
Laag symmetrisch volume met hoge zolderverdieping; twee lichte uitsprongen op de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een centrale voorbouw van twee bouwlagen, met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Ankers in art-nouveaustijl.
Oorspronkelijk, stallen analoog aan de andere, inrijpoorten en brede beglaasde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voor de werkplaatsen aan de zijkant, drie grote vrije muuropeningen met gemeenschappelijke pijlers voor de smidse, gelegen achter een beglaasde luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. tussen twee muren. Op de verdieping van de smidse, ordonnantie van vijf rondboogvensters, het middelste hoger en bekroond door een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., oorspronkelijk allemaal met metalen roedeverdeling, waaiervormig in de bovenlichten.
Vanaf 1935, ingrijpende wijziging van het gebouw: verwijdering van de stallen en herindeling van de ruimten, aangevuld met nieuwe muuropeningen onder doorlopende  I-balken en verbindingen die analoog waren aan die van de aanleunende oude stallen. Vóór 1970, uitbreiding onder platform van de ruimte van de smidse naar de binnenplaats.

Westloods (I)

 

Thans bestemd voor het parkeren van voertuigen en voor de onderhoudswerkplaatsen, loods oorspronkelijk met negentien sheds met metalen structuur, waarvan twee inspringend in oostelijke richting. De sheds rustten op muren bekleed met baksteen op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., gescandeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; aan de Ruimingskaai worden de muren doorbroken door een brede toegang en vier reeksen van zes venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in registervorm aan de kant van het kanaal. Vóór 2012 werden de eerste vier sheds vervangen door een nieuw administratief gebouw en een open binnenplaats. Bas-reliëfs evoceren het beroep van vuilnisophaler op de twee gevels. Sinds 2009, 80 meter lang muurschilderij naar de Corto Maltese-albums van Hugo Pratt (vzw Art Mural).

Bronnen

Archieven
SAB/OW 6217-6224 (1845-1887).
SAB/NPP O5 (1933-1935, 1941, 1953).
SAB/NPP O18 (1848, 1853, 1863, 1864, 1874, 1879-1880, 1900, 1934, 1949).

Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 2.
HUBERTY, C., VALENTE SOARES, P., De Brusselse kanalen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1998, pp. 34-35 (Brussel Stad van Kunst en Geschiedenis, 25).
VANDERHULST, G., Relevé de l’état physique et de la valeur patrimoniale d’immeubles situés sur le site de Tour et Taxis et ses alentours - Rapport, 2011, pp. 68-69.

Tijdschriften
“Bruxelles: un canal, des usines et des hommes”, Les Cahiers de la Fonderie, 1, 1986, pp.233-234.
“Je jette, tu récupères”, Les Cahiers de la Fonderie, 17, 1994, pp. 59-64.