Voormalige Carrosseries François Van Damme
Paleizenstraat over de Bruggen 405
Grotstraat 11
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1910-1946
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1910 vestigde François Van Damme, gespecialiseerd in autokoetswerk, een eerste werkplaats in het midden van een uitgestrekt perceel, op de plaats waar zich vroeger herberg La Grotte bevond, die rond 1850 was gevestigd op het oude domein Hof ten Driessche. Dit perceel besloeg een groot deel van de westelijke helft van het bouwblok afgebakend door de Grotstraat, die toen een U vormde die op de Paleizenstraat aansloot. De werkplaats werd aan de achterkant van nr. 11 Grotstraat aangebouwd. In 1921 vergrootte Van Damme de werkplaats tot het langs de noordzijde van deze straat liep (ingenieur-architect M.Mihrtadiant), en dan langs de westzijde in 1923-1924 (n.o.v. architect François De Bond). In respectievelijk 1924 en 1928 ontwierp De Bond twee nieuwe werkplaatsen, de eerste met toonzaal op de benedenverdieping, de tweede L-vormig, aan weerszijden van de binnenplaats die aan de zuidkant van de oorspronkelijke werkplaats lag. In 1930-1931 werden de grote werkplaatsen aan de noordzijde van het perceel nog uitgebreid aan de westzijde. In 1946 werd de site overgenomen door de maatschappij L’Electricité Industrielle Belge, die er een – als tijdelijk geplande – conciërgewoning liet bouwen, inspringend t.o.v. de Paleizenstraat over de Bruggen, n.o.v. architect Josse Franssen. In 1951, na een brand, werd de werkplaats uit 1910 gedeeltelijk heropgebouwd, met sheddak.
Beschrijving
Op Grotstraat nr. 11, omvangrijk rechthoekig gebouw van twee bouwlagen onder dubbel schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Aan straatzijde, bakstenen gevel, vroeger gewit, links gedeeltelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening., met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de rechterkant. Twee grote rondboogvormige inrijpoorten (rechter impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. vroeger blind). VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping verlaagd voor de bouw van zoldervensters. Op de linker zijgevel, oorspronkelijk vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met centrale deur. Links, voorbouw van één bouwlaag. Schrijnwerk vervangen.
Binnen, woning oorspronkelijk vooraan links, aan de zijkant uitgevend op een tuin; refter achteraan.
Op Paleizenstraat over de Bruggen nr. 405, aan weerszijde van de binnenplaats, werkplaatsen uit 1924 en 1928, met twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Bakstenen gevels met elementen in donkerdere of grijze bakstenen en met hardsteen. Traveeën gescheiden door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. op kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog..
Rechter gebouw met zes gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). GlasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op de benedenverdieping. Schrijnwerk vervangen. Oorspronkelijk, toonzaal op de benedenverdieping en werkplaats op de verdieping.
Linker gebouw L-vormig. Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de oostgevel; glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op de benedenverdieping. Zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de noordgevel; glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. geflankeerd door een kleine deur. Sommige deuren en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. bewaard.
Bronnen
Archieven
SAB/PP 2710 (1868).
SAB/OW Laken 6182 (1910), 42553 (1921), 54201 (1923-1924), 54202 (1924), 38197 (1928), 38359 (1928), 39815 (1930-1931), 57516 (1946), 60878 (1951); Grotstraat 11: 91684 (1987).
Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 56.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel. 24. 24. Laken, Directie Monumenten en Landschappen – Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 2012, p. 67.
Kaarten / plannen
POPP, P. C., Atlas cadastral de Belgique, plan parcellaire de la commune de Laeken avec les mutations, 1866.