Typologie(ën)
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
Auguste PAYEN – architect – 1862
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
- Inventaris van de stationsgebouwen in Brussel (Thierry Demey)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek
- Esthetisch
- Historisch
- Technisch
- Stedenbouwkundig
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gelegen
langs de lijn Brussel-Quévy, op de kruising van de spoorweg en de
Stationstraat, klein station in de neoclassicistische stijl die kenmerkend was
voor het eerste net van Belgische stations, naar ontwerp van architect Auguste
Jean Joseph Payen, 1862.
Het stationsgebouw is sinds 1992 buiten gebruik. Het ligt te midden van de
uitrustingen van de site waar de Audi-auto’s worden gebouwd (de voormalige
Volkswagenfabriek) en die zich tot aan de Zijdeweverijstraat uitstrekt en het
oude Stationplein omsluit.
Samen met station Luxemburg in Elsene (1854-1855) is station Vorst-Zuid het
oudste bewaarde station in het Brussels Gewest.
Geschiedenis
Het kleine station Vorst-Zuid werd
gebouwd op het deel van de spoorlijn dat in 1840 werd aangelegd tussen het Station Brussel-Zuid en Tubeke en vanaf 1857 werd
verlengd tot Quévy (net voor de Franse grens). De spoorweg zou het dorp Vorst
in het westen omsluiten en de doorgang naar de weiden afsluiten.
Op 18.05.1840 nam het Bestuur van de Belgische Staatsspoorwegen op deze lijn
een eerste station voor stads- en streekvervoer met overweg in dienst,
op de kruising van de spoorweg en de huidige Stationstraat is (toen Koyenstraat of Koeienstraat).
Deze halte, waarvan de aanleg werd aangemoedigd en gesteund door de Vorstse
industriëlen (VERNIERS, L., p. 180), zou ook een cruciale rol spelen in de
mobiliteit van de bewoners, want via de Stationstraat stond ze rechtstreeks in
verbinding met het hart van de oude dorpskern (Sint-Denijsplein), het
gemeentehuis en de abdij.
In 1862 werd de halte vervangen door het huidige station, dat werd gebouwd door
architect Auguste Payen, die sinds 1841 architect-ingenieur van de Chemins de fer de l'Etat belge was. Gedurende
meer dan twintig jaar rustte Payen België uit met een groot deel van het eerste
net van stations, in de neoclassicistische stijl die toen in de mode was. Het
station Vorst-Zuid is ontworpen volgens het typeplan dat de architect uitwerkte
en dat kan worden herleid tot een centraal volume geflankeerd door lage
paviljoenen, het geheel verlevendigd met frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., rondbogen en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met
schijnvoegen. Deze typologie met classicistische inslag zou gangbaar blijven
tot in de jaren 1860-1870, toen de Belgische Staatsspoorwegen overstapten op de
neo-Vlaamse renaissancestijl en de eclectische stijl.
In 1948 vestigden de Anciens Etablissements D’Ieteren Frères hun
autofabriek in de omgeving van het station (zie Maliestraat 50 in Elsene), dat als
overslagplaats voor de goederen diende. De site ontwikkelde zich naarmate de auto meer en
meer succes kende: tussen 1954 en 1975 werden er meer dan een miljoen VW Kevers
gebouwd. Naarmate de industriële site uitbreiding nam, raakten het station en
daarmee ook het Stationplein geleidelijk omsloten door de gebouwen van de
fabriek; in 1980 sloot de VW-fabriek het montageatelier aan op twee sporen
(GAV/DS 20404). In dezelfde periode leidde de uitbreiding van de site ook tot de
afbraak van de laatste delen van de Stationstraat en de Waterstraat (zie deze
straatnotities).
Beschrijving
Klein rechthoekig gebouw bestaande uit een centraal paviljoen van twee bouwlagen, met twee symmetrische bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) elk; de zijtraveeën zijn breder en worden geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en bekroond door een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Hardstenen sokkel. De benedenverdieping wordt geritmeerd door een reeks rondboogopeningen met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met waaiervormige roedeverdeling; op de verdieping, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geprofileerde omlijsting. ZadeldakDak met twee hellende dakvlakken. bekleed met zink (gedeeltelijk ontbrekend).
Dit gebouw werd oorspronkelijk geflankeerd door twee zijvleugels van twee traveeën over één bouwlaag: de linkerzijvleugel (tegenover de sporen) werd gesloopt na de buitendienststelling van het station.
De metalen luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. die vroeger het perron naar de sporen overdekte, werd in 1992 gedemonteerd.
Interieur. Oorspronkelijk, in het middengedeelte, wachtzaal met loketten, kantoor voor de stationschef; dienstwoning op de verdieping. Zijvleugels gebruikt als opslaglokalen.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 1257 (1897), 25373 (2013).
Publicaties en studies
Brussel, breken, bouwen: architectuur en
stadsverfraaiing 1780-1914 (Tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van
België, Brussel, 1979.
Erfgoed Brussel. Het Erfgoed schrijft
onze geschiedenis, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, speciaal nummer 2013.
DE BOT, H., Stationsarchitectuur in België, deel I – 1835-1914, Brepols,
Turnhout, 2002.
DEMEY, Th., Inventaire
des gares bruxelloises, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest, Brussel, s.d., fiche 10.
DEMEY,
Th., Les gares bruxelloises. Un patrimoine
méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1994,
pp. 19, 20.
DESSOUROUX, Ch., Espaces partagés, espaces disputés,
Bruxelles, une capitale et ses habitants, Ministerie van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2008.
Inventaire
visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles – Forest, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 28.
Tijdschriften
VERHAEGEN, D., “Architecture des
gares”, Les cahiers de l’urbanisme,
40-41, 2002, pp. 108-127.
VERNIERS, L., Histoire de Forest Lez Bruxelles, A. De Boeck, Brussel,
1949, pp. 180
e.v.