Voormalige zetel van de Société Belge des Automobiles Citroën
Sainctelettesquare 21
Ijzerplein 7
Willebroekkaai 1
Typologie(ën)
garage (show room)
Ontwerper(s)
Alexis DUMONT – architect – 1933
Marcel VAN GOETHEM – architect – 1933
Louis HOEBEKE – architect – 1954
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Het Citroën-complex dat in 1933-1934 aan het IJzerplein werd opgetrokken, was de parel aan de kroon van het Franse automerk in Brussel. Met zijn 16.500 m2 was het vele jaren de grootste autogarage van Europa.
Het was in 1919 dat André Citroën de autoproductie aanvatte. Om zijn nieuwe modellen op de markt te brengen, bouwde het merk grote multifunctionele toonzalen in Amerikaanse stijl, met kantoren, reparatiewerkplaatsen, een servicestation, alsook diverse diensten bestemd voor de wachtende klanten – krantenkiosk, kapsalon, restaurant, enz. Het merk had een eigen architectuurafdeling om zijn toonzalen te ontwerpen, eerst in Frankrijk, later ook in het buitenland. Deze afdeling werd geleid door architect Maurice-Jacques Ravazé.
In 1924 vestigde de Société Belge des Automobiles Citroën zich in Brussel. In 1933 was het noodzakelijk geworden de verschillende functies, die over de hele hoofdstad verspreid lagen, samen te brengen in één centraal punt, dat de vaandeldrager van het merk in België moest worden. Ravazé deed daartoe een beroep op de architecten Dumont en Van Goethem. Zij ontwierpen een modernistisch complex dat glas, staal en beton verenigde, en ze bedachten ook een ingenieus nachtverlichtingsconcept voor de toonzaal. Daar het gekozen perceel al gedeeltelijk werd ingenomen door gebouwen die de eigenaars weigerden te verkopen, pasten de architecten hun plan aan door eromheen te bouwen. Op de hoek van de Sainctelettesquare en het IJzerplein vestigden ze de toonzaal, een reusachtige ruimte zonder verdieping, met kantoren, een krantenkiosk, een bar en een wachtzaal. Rechts daarvan werd een klein, lager volume aangebouwd, waarin op de benedenverdieping de recentste modellen zouden worden tentoongesteld, en met kantoren op de verdieping. De twee noordelijke derden van het bouwblok, afgebakend door de Akenkaai, de Ruimingskaai en de Willebroekkaai, werden ingenomen door de grote werkplaatsen zonder verdieping, aangevuld met een vergaderzaal en een sanitaire ruimte. Op nr.1 van de Willebroekkaai werd een smal restperceel ingenomen door een gebouw met een kantoor, een restaurant en de conciërgewoning. De circulatie in de werkplaatsen was strak georganiseerd: de klanten kwamen binnen via de Willebroekkaai, de 220 werknemers via de Akenkaai, en een derde ingang, aan de Ruimingskaai, was voorbehouden voor de leveranciers van reserveonderdelen.
Het bedrijf Blaton-Aubert nam de bouw van de toonzaal voor zijn rekening, terwijl de werkplaatsen werden uitgevoerd door de Société Anonyme des Anciens Etablissements Paul Wurth en, wat de stalen gevelstructuur betreft, door de Société Métallurgique d’Enghien-Saint-Éloi. De werken namen een aanvang op 20.10.1933 en werden in het voorjaar van 1934 voltooid.
Het gebouw werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers bezet en gebombardeerd, en nadien diende het als garage voor de gevechtswagens van de Geallieerden. Het complex opende zijn deuren opnieuw in 1947, na ingrijpende renovatiewerken.
In 1954, met het oog op Expo 58, richtte architect Louis Hoebeke een servicestation in op de benedenverdieping van de toonzaal, en daarboven bouwde hij een betonnen tentoonstellingsplatform. Rond 1958 werden vier plateaus toegevoegd, op een structuur van metalen palen die losstond van die van het gebouw. Terzelfder tijd werd het kleine aan de toonzaal palende gebouw vervangen door een volume met dezelfde hoogte als de toonzaal en dat als toegang voor auto’s tot de nieuwe verdiepingen dienstdeed. In 1959 werd een laatste plateau toegevoegd. In 1960 werd een plateau ingericht in de werkplaatsen, waarvan het oppervlak in 1977 werd vervolledigd. Nog in 1960 werd het kleine gebouw op nr.1 Willebroekkaai achteraan verhoogd met het oog op de uitbreiding van het restaurant. Rond 1980 werden de gevels eenvormig gemaakt door ze allemaal in het wit te schilderen.
In 2015 werd het complex aangekocht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met als doel het om te vormen tot een museum voor hedendaagse kunst en tot woningen, in het kader van de heropleving van de kanaalzone. De opening is gepland in 2023.
Beschrijving
Toonzaal
Lang rechthoekig gebouw, ongeveer 25 meter hoog, onder afgeplat zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., dat uitmondt in een halfrond en aan de kant van het IJzerplein wordt aangevuld met een bijpassend bijgebouw met dezelfde hoogte, als draairuimte voor de vrijdragende opritten aan de achtergevel van de toonzaal.
De oorspronkelijke stalen structuur is grotendeels bewaard. De gevel van de toonzaal zelf heeft nog 15 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bestaande uit zuilen bekleed met amandelvormig geprofileerd plaatstaal en verbonden door acht dwarsverbindingen; de ruiten en hun vier stijlen zijn vervangen. Uiterst links, in een vlak met bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. metselwerk, verlichten vier smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. een klein trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., waarmee in de tegenoverliggende hoek een lift overeenstemt. De huidige toegangen bevinden zich op de derde en de veertiende traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De top, waarop het merk Citroën prijkt, is versierd met een hoge uitspringende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., in bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. vakwerk van metaal en baksteen, thans bekleed met panelen, onder een platte, breed uitkragende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Op de gevel van het bijgebouw, met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. retourmuur naar het aanpalende gebouw, inrijpoort onder impostvenster onder een eveneens gerenoveerde glaspartij met een metalen raster van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) over zes niveaus, bekroond door een verlenging van de fries van de toonzaal. Achtergevels en uitkragende inritten, in vakwerk van metaal en baksteen.
Binnen, boven de benedenverdieping, opeenvolging van zes tentoonstellings- en opslagplateaus, met een draagstructuur die losstaat van de gevels; het eerste plateau (1954) rust op betonnen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), de volgende hebben een betonnen vloer op metalen liggers en palen met consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., geplaatst tegen de oorspronkelijke zuilen. Laatste bouwlaag (1959) ingericht op de zolderverdieping, ten koste van het oorspronkelijke gewelf, onder een metalen gebinte met elf Polonceauspanten en vier halve spanten, thans vrijgemaakt.
De eerste twee plateaus zijn bereikbaar via opritten die vanaf de werkplaatsen vertrekken, de volgende via de al vermelde vrijdragende opritten. Metalen diensttrap op de rechterflank van het bijgebouw. De benedenverdieping en het eerste plateau staan met elkaar in verbinding via een centrale koker met trap en lift.
Werkplaatsen
Ingewerkt in de al bestaande bebouwing, groot gebouw met volledig geklonken metalen structuur, met een ongeveer 180 meter lange gang tussen de toonzaal en de ingang aan de Ruimingskaai, waarlangs twee reeksen grote, onderling verbonden open ruimten liggen, aan de oostkant zes en aan de westkant negen; die laatste zijn langer, behalve die welke aan de toneeltoren van het Kaaitheater paalt.
Het geheel wordt bedekt door leien zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. met doorlopende daklichten, steunend op Polonceauspanten die door tralieliggers worden verbonden en rusten op rechthoekige portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., eveneens in vakwerk. De verbinding tussen het gebinte van de gang en de loodrechte verbindingen van de open ruimten wordt afgesloten door ijzeren vakwerk en bakstenen.
De eerste ruimte aan de Willebroekkaai bevat de inkomhal voor de klanten en, ertegenover, aan de kant van het kanaal, de toegang voor de werknemers.
In de bovenvermelde kleine ruimte bevond zich vroeger de stookinstallatie, waarvan onder meer de hoge bakstenen schoorsteen bewaard is gebleven.
Platform uit 1960 met betonnen vloerplaat op metalen rooster met kokers voor de verlichting van de benedenverdieping. Toegang via twee opritten, waarvan een in de gang. Diverse lokalen met lichte tussenwanden, waaronder enkele technische lokalen en lokalen voor het personeel of voor kantoren, die in de loop der jaren frequent een nieuwe indeling kregen.
Op de drie zijden van het complex, gevel met twee vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. tussen een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in bepleisterd beton (met een dunne pleisterlaag in hardsteen op de ingangen) en een hoge friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., die thans met metalen golfplaten is bekleed. Laag eerste registerVensterstrook in een topgevel., belijnd door de halfronde plaatstalen omhulsels van de metalen palen, waarop een doorlopende dwarsverbinding rust. Het gelijkvormige tweede registerVensterstrook in een topgevel. rust op deze dwarsverbinding en springt daardoor lichtjes uit. De hoeken van het gebouw en van de inhammen van de drie ingangen zijn schuin in het eerste registerVensterstrook in een topgevel. en gerond in het tweede. Metalen ramen met oorspronkelijke vleugels, met een raster van liggende rechthoeken onderaan en van vierkanten bovenaan.
Drieledige ingangen: de poort voor de voertuigen wordt geflankeerd door twee voetgangersingangen, allemaal met metalen beglaasde vleugels. De twee hoofdingangen zitten gevat in een hoge, H-vormige structuur met bovenlichten; inrijpoort met schuivende vleugels.
Voormalig bediendenrestaurant en conciërgewoning (Willebroekkaai nr. 1)
Smal gebouw met drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., de eerste twee vroeger ingenomen door een kantoor en de kantine, de benedenverdieping doorlopend tot aan de werkplaatsen. Conciërgewoning op de tweede verdieping. Oorspronkelijk paste de gevel bij de andere gevels van het complex. Inspringende eerste bouwlaag met bolronde bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. afschuiningSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel., op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardsteen en uitgewassen beton. Gekoppelde deur en vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., dat van de deur vervangen. Het doorlopende impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. op de benedenverdieping wordt thans aan het oog onttrokken door een uitspringende glaspartij. Op de verdiepingen, één in vakken verdeeld glasraam, zoals dat van het tweede registerVensterstrook in een topgevel. van de werkplaatsen. De bovenste friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). zit verborgen achter glazen panelen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 49398 (1933), 50353 (1933), 62837 (1954), 63021 (1955), 64171 (1956), 68152 (1960), 73347-73348 (1960), 81911 (1969), 86464 (1977).
Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 55.
HUBERTY, C., VALENTE SOARES, P., De Brusselse kanalen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1998, pp. 33-34 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 25).
NIJS, J., STROOBANTS, Th., “De Citroëngarage te Brussel. Modern industrieel erfgoed”, Erfgoed Brussel, 15-16, Directie Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, september 2015, pp. 78-91.
Tijdschriften
“Un événement industriel. La plus grande station-service d’Europe s’élève place de l’Yser à Bruxelles”, Bâtir, 14, 15 januari 1934, p. 544.
“A la place de l’Yser, la grande station-service s’achève”, Bâtir, 17, 15 april 1934, p. 659.
Bâtir, 36, november 1935, p. 468.
VIAENE, P., “Het garagegebouw Citroën te Brussel”, Monumenten en Landschappen, 13/4, juli-augustus 1994, pp. 30-42.
Websites
www.kanal.brussels