Typologie(ën)
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
A. DE PAEPE – ingenieur – 1879
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van de stationsgebouwen in Brussel (Thierry Demey)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Op 01.05.1856 werd de zogenoemde Dender-Waaslijn tussen Brussel en Gent in dienst genomen. Op 20.02.1872 werd voor de reizigers een halte in Laken geopend, die in 1880 door het nieuwe station aan de Kerkeveldstraat werd vervangen, een rechthoekig gebouw van drie bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., ten oosten van de brug en ten noorden van de sporen. Een met metalen loopbrug met overdekte trappen, evenwijdig aan de brug, gaf toegang tot de perrons. In 1936 onderging het interieur van het gebouw diverse wijzigingen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de loopbrug beschadigd. Ondanks een restauratieproject uit 1951 werd ze uiteindelijk volledig heropgebouwd, in gewapend beton en baksteen, naar plannen uit 1954. In 1982 werd het station buiten gebruik gesteld ten gunste van station Bockstael, dat meer westwaarts ligt, onder de gelijknamige laan. Op 26.09.1996 werden de gevels en de bedaking van het station beschermd.
In 2004 verhuurde de NMBS het gebouw aan de Stad met een erfpacht van 27 jaar. Tussen 2008 en 2011 werd het herbestemd tot cultureel centrum (Centre Culturel Bruxelles Nord – Maison de la Création), met een voorlopige binneninrichting. In 2014 werd de loopbrug uit 1954 gesloopt, behalve een blok tegen de zijgevel dat als ingang dienstdoet. Een restauratieplan werd ingediend in 2015.
Beschrijving
Bakstenen gevel met speklagen van geelachtige zandsteen en met hardstenen elementen. Opstand van drie bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., de eerste als onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., ter hoogte van de spoorlijnen, de tweede op straatniveau. Uitspringende pilastervormende hoeken. Eerste bouwlaag – ter hoogte van spoorlijn - in baksteen op harstenen sokkel, opengewerkt met rondbogige muuropeningen onder doorlopende archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.; zwikken versierd met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster..
Bouwlagen vanaf straatniveau met steekboogvormige muuropeningen, op de verdieping onder doorlopende cordonlijst. Hoofdgestel versierd met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van digliefen; houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Op elke gevel, gemetselde dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., vroeger geflankeerd door twee kleine houten dakkapellen onder een boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., behalve op de westelijke gevel, met ovale oeils-de-boeuf.
Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de oostgevel. Drie deuren. Hoofdgestel versierd met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met centraal het opschrift “STATION” in metalen letters. Dakkapel met oculus geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de noordgevel. Drie centrale deuren. Dakkapel met twee gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de westgevel. Twee deuren ter hoogte van de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. Dakkapel met twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de zuidgevel. Vier deuren ter hoogte van de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en, oorspronkelijk, vier deuren in de tweede bouwlaag, achter het blok van de loopbrug. Brede dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gescheiden door een pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die een boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. doorbreekt; anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief. met het monogram van Leopold II.
Schrijnwerk deels bewaard. Deuren met vervangen vleugels; sommige bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met metalen roedeverdeling, met een waaiervormig motief in de eerste bouwlaag. Raamwerk met metalen roedeverdeling.
Binnen, op de noordgevel, tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) ingenomen door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.; houten trap met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Oorspronkelijk werd de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. gebruikt als magazijn; het had een zware structuur gevormd door dubbele bakstenen arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. onder een plafond met welfsels op metalen balken. Op de benedenverdieping, centrale ingang op de oostgevel, met in de aslijn een gang. Daarlangs liggen, aan de zuidkant, het ontvang- en telegrafiekantoor, de wachtzaal eerste en tweede klas, en de wachtzaal derde klas. Deze wachtzalen stonden in verbinding met de loopbrug naar de perrons. Aan de noordzijde, wachtzaal gevolgd door de bagagezaal (met goederenliftEen lift die voornamelijk bestemd is voor het vervoer van goederen/voorwerpen. naar de lagere bouwlaag), het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de sanitaire voorzieningen. Op de verdieping, woning: keuken, wasplaats, eetkamer, toiletruimte en vier kamers, aan weerszijden van een gang. Zolder zonder tussenwanden, met een houten geraamte.
Bronnen
Archieven
Archief van de NMBS.
Publicaties en studies
Brusselse wandelingen. 4. Industrieel erfgoed in Laken, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1999, p. 7.
COSYN, A., Laeken Ancien & Moderne, Imprimerie scientifique Charles Bulens, Brussel, 1904, p. 142.
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 13.
DEMEURE, Q., HEYMANS, V., L’ancienne gare de Laeken, rue du Champ de l’Eglise, 2. 1879. Étude historique du Bâtiment, Departement Stedenbouw, Afdeling Architectuur, Cel Historisch Erfgoed, juni 2007.
DEMEY, Th., DE VILLE, A., PASTIELS, P., Les gares bruxelloises, Un patrimoine méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dienst Monumenten en Landschappen, Brussel, 1994, pp. 37-39.
Le rail bruxellois en images, Editions P.F.T. asbl, Brussel, 1994, pp. 121-122, 124.
Tijdschriften
“Une gare remise sur les rails. La Gare de Laeken”, Bruxelles entre en gare, Les Cahiers de la Fonderie, 24, oktober 1998, pp. 95-97.