Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Henri JACOBS – architect – 1907-1909
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Koekelberg (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Op dezelfde plaats was al in 1860 een eerste schoolgebouw opgetrokken. Daaraan zou eveneens de voormalige pastorie in de Sint-Annakerkstraat verbonden geweest zijn, omgevormd tot bijkomende klas. In 1893 werd in de Van Bergenstraat een nieuwe meisjesschool geopend (gesloopt). Het eerste schoolgebouw werd spoedig te klein en werd gesloopt. Twee nieuwe instellingen werden gebouwd: de ene voor jongens (zie François Delcoignestraat nr. 23, 25) en de andere voor meisjes, op dezelfde plaats. Oorspronkelijk was het gebouw dus bestemd voor het onderricht van meisjes, maar later werd het door toevoeging van een technische afdeling in 1962 – door architect Henri Aimé Jacobs ontworpen in de geest van het werk van zijn vader – het Institut communal d’enseignement technique Oscar Bossaert. De school ging in 1998 dicht. Thans is er Atelier 35 ondergebracht, een polyvalente gemeentelijke ruimte met een kinderopvang, werkplaatsen voor kunstenaars, een juridische en fiscale permanentie, opleidingen, …
Aan de straatkant zijn twee vleugels van twee bouwlagen onder een met zink bekleed gewelfd tentdak onderling verbonden door een gebouw van één bouwlaag met plat dak. Geelgekleurde bakstenen gevels met hardstenen elementen.
De linkervleugel was gebouwd als directeurswoning. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder natuurstenen lateien of rondbogen. De centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met balkon met een smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; mijterboogvormige dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met tweelicht. Meerdere sgraffitopanelen (fries, borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. onder venster) met bloemenmotieven, de grootste heeft in het midden een uil met gesloten vleugels. Ramen met dwarsregelsEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op. gedeeltelijk bewaard.
De rechtervleugel herbergde oorspronkelijk de conciërgewoning. Twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder natuurstenen lateien of rondbogen. TweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met stenen moneelStenen vensterstijl.. Brede deur onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met ernaast een nis. Meerdere sgraffitopanelen (fries, borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. onder venster) met bloemenmotieven, ook hier heeft het paneel in het midden een uil , weliswaar met open vleugels.
Oorspronkelijk waren de twee vleugels van het gebouw onderling verbonden door het muurtje rond de koer van de directiewoning. In 1928 werd die koer overdekt om er het kantoor van de directie onder te brengen. Gebouw van één bouwlaag onder plat dak, met een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en daarboven een smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. (die zich al op het oorspronkelijke muurtje bevond) tussen topsieraden. De verbouwingen zijn zichtbaar aan de hand van de wat lichtere kleur van de bakstenen.
Interieur. Vrij bescheiden directiewoning: op de benedenverdieping twee woonvertrekken en een keuken; op de verdieping twee kamers en een badkamer. De school betreedt men via het gebouw aan de rechterkant: een gang, bekleed met dezelfde materialen als de voorgevel, leidt naar de overdekte speelplaats en de klassen. Hierlangs bereikt men ook de conciërgewoning; naast de ingang daarvan bevindt zich een plaat met daarop de naam van de architect. De waaiervormige overdekte speelplaats strekt zich over de hele breedte van het perceel uit. Ze is twee bouwlagen hoog: de ruimte wordt verlicht door hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en twee lichtkoepeltjes in het dak. Een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met bijzonder kleurige sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). en de handtekening "AD[olphe]. CRESPIN 09" loopt bovenaan over de muren. De friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). symboliseert de vijf continenten (Afrika, Amerika, Azië, Europa, Oceanië) met afbeeldingen van dieren uit elk van die werelddelen, van elkaar gescheiden door ronde medaillonsRonde of ovale cartouche.. De overdekte speelplaats geeft uit op het schoolplein, met aan weerszijden een vleugel met klaslokalen. Die zijn twee bouwlagen hoog, bekleed met (wit geverfde) baksteen en voorzien van stroken natuursteen in geometrische patronen. Zeer grote muuropeningen onder I-balkenIJzeren latei met I-profiel. brengen daglicht naar binnen (ramen vervangen).
Bronnen
Archieven
GAK/DS Openbare gebouwen, dossier Atelier 35 Herkoliers – kist 2.
Publicaties en studies
MEULEMANS, S., De school als totaalkunstwerk: Het œuvre van Henri Jacobs (1864-1935) in het Brusselse (licentiaatsthesis in de kunstgeschiedenis), Katholieke Universiteit Leuven, 1995.
SCHOONBROODT, B., Adolphe Crespin. Aux origines de l’Art Nouveau, Antwerpen, 2005.
Tijdschriften
JURION-DE WAHA, F., "Henri Jacobs: scholenbouwer", Erfgoed Brussel, 1, november 2011, pp. 26-35.
JURION-DE WAHA, F., "Le petit monde de l’architecte Henri Jacobs, 1864-1935: au cœur de l’Art nouveau à Bruxelles", Annales de la Société royale d’Archéologie de Bruxelles, 71, 2012-2013, pp. 181-190.