


Typologie(ën)
vrijmetselaarsloge
Ontwerper(s)
Claude FISCO – ingenieur-architect – 1774
Adolphe SAMYN – architect – 1877-1879
E. HENDRICKX – 1877-1879
J. DE BLOIS – 1877-1879
Alban CHAMBON – architect – 1877-1879
Louis DELBEKE – schilder – 1877-1879
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33768
Beschrijving
Hoekvormend gebouw
met classicistische westgevel, in oorsprong hoofdgevel van een eveneens drie
bouwlagen hoog hoekpand met blijkbaar vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tellende zuidgevel. Classicistische frontongevel naar ontwerp van
ingenieur-architect Claude Fisco, bij de aanleg van het Martelaarsplein in
1774-1776, opgevat als perspectivisch eindpunt voor het plein.
In de tweede helft van de 19e eeuw bewoond door fotograaf Louis Ghémar (galerij-atelier op binnenplaats naar ontwerp van architect E. Janlet van 1867, herbouwd in 1873). Samen met het belendende oostelijke pand intern verbouwd voor inrichting van het maçonnieke tempelcomplex van «Les Amis Philanthropes», naar ontwerp van architect Adolphe Samyn met medewerking van architecten Ernest Hendrickx en Jean De Blois; decor ontworpen en uitgevoerd door Alban Chambon, Louis Delbeke en G. Janlet. Eerstesteenlegging in 1877, inwijding in 1879; grondige aanpassing naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937 (zuidgevel, Grote en Kleine tempel) en ca. 1954 (Kleine, huidige Middentempel).
Bepleisterde classicistische westelijke lijstgevel van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) : voortzetting van de gevelopbouw aan het Martelaarsplein, evenwel met rijkere architectonische detailuitvoering. Sokkelvormende begane grond met ordonnerende ingediepte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en rondboogvensters ; dubbele Toscaanse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. over de twee bovenverdiepingen. Benadrukte middentravee met bucraniumfries onder boogfronton en smeedijzeren balkonleuning met guirlande en initialen PJC in medaillonRonde of ovale cartouche., op gekoppelde voluutconsoles. Lagere bovenste bouwlaag met festoenendecor op de borstweringen : in ontwerp geopend door ovale oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en afgelijnd door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; huidig uitzicht met blijkbaar aangepaste bovenvensters en bekronende oeil-de- boeufs. Centraal benedenvenster (1867, 1870) in plaats van oorspronkelijke deur.

Bakstenen zuidgevel in neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). stijl, naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937; drie bouwlagen en zeven ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met enkelvoudige, twee- en drielichtvensters en brede rechthoekige poort.
Interieur. Egyptiserend maçonniek tempelcomplex met gelijkvloerse Grote en Kleine tempel, toegankelijk via voorportalen en ten noorden aansluitend op het Middenvertrek (Loge van de Meester). Grote tempel met uniform beigekleurig stucdecor : halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met gecombineerde papyrusvormige en antropomorfistische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.; op tussenmuren, schilderingen op doek met maçonnieke taferelen namelijk bouw van de Salomontempel en de Hirammythe; verder bolle omlijstingen, holkeellijsten, gevleugelde zonneschijven, cobrafriezen en maçonnieke symbolen, deels ten noorden en ten zuiden in 1937 (cf. supra) verwijderd voor plaatsing van tribune en bijkomende deuren. Verbouwde Kleine (later Middentempel oorspronkelijk met marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … onder sokkel met payruszuilen, en geschilderde panelen met maçonnieke taferelen en nilotische plantengroei.
In de tweede helft van de 19e eeuw bewoond door fotograaf Louis Ghémar (galerij-atelier op binnenplaats naar ontwerp van architect E. Janlet van 1867, herbouwd in 1873). Samen met het belendende oostelijke pand intern verbouwd voor inrichting van het maçonnieke tempelcomplex van «Les Amis Philanthropes», naar ontwerp van architect Adolphe Samyn met medewerking van architecten Ernest Hendrickx en Jean De Blois; decor ontworpen en uitgevoerd door Alban Chambon, Louis Delbeke en G. Janlet. Eerstesteenlegging in 1877, inwijding in 1879; grondige aanpassing naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937 (zuidgevel, Grote en Kleine tempel) en ca. 1954 (Kleine, huidige Middentempel).
Bepleisterde classicistische westelijke lijstgevel van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) : voortzetting van de gevelopbouw aan het Martelaarsplein, evenwel met rijkere architectonische detailuitvoering. Sokkelvormende begane grond met ordonnerende ingediepte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en rondboogvensters ; dubbele Toscaanse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. over de twee bovenverdiepingen. Benadrukte middentravee met bucraniumfries onder boogfronton en smeedijzeren balkonleuning met guirlande en initialen PJC in medaillonRonde of ovale cartouche., op gekoppelde voluutconsoles. Lagere bovenste bouwlaag met festoenendecor op de borstweringen : in ontwerp geopend door ovale oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en afgelijnd door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; huidig uitzicht met blijkbaar aangepaste bovenvensters en bekronende oeil-de- boeufs. Centraal benedenvenster (1867, 1870) in plaats van oorspronkelijke deur.

Bakstenen zuidgevel in neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). stijl, naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937; drie bouwlagen en zeven ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met enkelvoudige, twee- en drielichtvensters en brede rechthoekige poort.
Interieur. Egyptiserend maçonniek tempelcomplex met gelijkvloerse Grote en Kleine tempel, toegankelijk via voorportalen en ten noorden aansluitend op het Middenvertrek (Loge van de Meester). Grote tempel met uniform beigekleurig stucdecor : halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met gecombineerde papyrusvormige en antropomorfistische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.; op tussenmuren, schilderingen op doek met maçonnieke taferelen namelijk bouw van de Salomontempel en de Hirammythe; verder bolle omlijstingen, holkeellijsten, gevleugelde zonneschijven, cobrafriezen en maçonnieke symbolen, deels ten noorden en ten zuiden in 1937 (cf. supra) verwijderd voor plaatsing van tribune en bijkomende deuren. Verbouwde Kleine (later Middentempel oorspronkelijk met marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … onder sokkel met payruszuilen, en geschilderde panelen met maçonnieke taferelen en nilotische plantengroei.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 19238 (1867, 1870, 1873), 50075 (1937).
Tijdschriften
CELIS M.M., "De egyptiserende maçonnieke tempels van de Brusselse loges. «Les Amis Philanthropes» en «Les Vrais Amis de l’Union et du Progrès Réunis»" (M & L, 1984, 3, p. 25-41).
L’Emulation, 1884, kol. 89, pl. 29-32.