Martelaarsplein
Martelaarsplein 1, 2, 3-4, 5, 7
Zilverstraat 26-28-30-32-34
Sint-Michielsstraat 41-47
Martelaarsplein 9-10-11-12-13-14
Peterseliestraat 1
Martelaarsplein 15
Peterseliestraat 2
Martelaarsplein 16, 17, 19
Anjelierenstraat 2
Koolstraat 21
Martelaarsplein 21, 22, 23-24
Sint-Michielsstraat 36, 37, 39
Rozenstraat 2, 6, 4
Anjelierenstraat 1, 3
Koolstraat 27
Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Claude FISCO – ingenieur-architect – 1774
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Aangelegd ter plaatse van de vroegere «blekerij» (sinds 16e eeuw), in 1772 door een immobiliëngroep onder leiding van metselaar-architect Josse Massion opgekocht voor de aanleg van een openbaar plein met omringende woningen en hotels. Project omwille van speculatieve redenen en stadsverfraaiingszorg overgedragen aan de Stad, die, bij octrooi van keizerin Maria-Theresia, in 1772 toelating verkreeg de gronden van de vroegere blekerij op de kopen, en, bij besluit van de Soevereine Raad van Brabant, in 1773 kon overgaan tot onteigening. Pleinaanleg en architecturaal concept werden door de Stad toevertrouwd aan ingenieur-architect Claude Fisco, toenmalig opzichter van openbare werken. In 1774 openbare verkoop van 56 percelen en uitvaardiging van het bouwreglement met gedetailleerde voorschriften onder meer betreffende fundering, afwatering, gemene muren, materialengebruik, afmetingen, compositie, dakhelling, gevelbepleistering en -beschildering. Bebouwing in 1776 voltooid.
Aanvankelijke benaming «Sint-Michielsplein», onder het Frans Bewind tijdelijk vervangen door «Place de la Blanchisserie» (cf. supra). Huidige benaming ter herinnering aan de slachtoffers van de Omwenteling van 1830, begraven onder het plein, en waarvoor in 1838 een monument werd opgericht. Plein aanvankelijk gekasseid, in 1802 met linden beplant; in 1839 heraangelegd met twee omheinde tuintjes en omringende lantaarns, in 1841 verfraaid met fonteinen, in 1864 vervangen door waterbekkens. In 1897-1898 oprichting van twee gedenktekens ter ere van de dichter Jenneval en graaf F. de Mérode, in 1980 respectievelijk meer noord- en zuidwaarts verplaatst, gelijktijdig met de herinrichting van het plein door de Stad namelijk vervanging van de plantsoenen door nieuwe kasseiing en verfraaiing met afpaling, zitbanken en lantaarns. Gevelwanden herschilderd in 1930 en 1952. Bouwblok Martelaarsplein nr. 21-23/Rozenstraat nr. 2-6/Sint-Michielsstraat nr. 34-35 door de Stad in 1977-1978 gerestaureerd. Restauratie van het martelarenmonument in 1979-1983 door de Regie der Gebouwen. Restauratie en renovatie van het gehele gebouwenensemble met de aansluitende gevelwanden aan de invalsstraten (cf. infra), voor de pleinwanden 6-8, 19-20 en 9-14, 21-23 recent aangevat in opdracht van de Immobilière Deka s.a., naar ontwerp van de architectenbureaus Fisco 88 (M. Baudon) en M. & C. Marijnissen & assoc.
Homogeen architecturaal ensemble samengesteld uit symmetrische pleinwanden- fungerend als scherm voor zes eenvoudige huizenblokken met regelmatige horizontaliserende opstanden en geaccentueerde hoek- en middenpanden respectievelijk aan de lange en korte pleinzijden. Gevelfronten volgens bouwvoorschriften van 1774 met verwerking van arduin voor de benedenbouw en decoratieve onderdelen (zuilen, basementen en kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. van pilasters, metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. en trigliefen, balustradesHekwerk van spijlen of balusters., siervazen), uniform bepleisterd en « assche grauw» geschilderd, met deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. «van perele couleur», kroonlijsten van eikenhout en venster- of balkonleuningen van giet- of smeedijzer. Eenvormige ordonnantie van de pleinbebouwing voortgezet in de gevelwanden van de invalsstraten, in de Peterseliestraat perspectivisch afgesloten door een haaks ingeplante, stijlvolle frontongevel (zie Peterseliestraat nr. 6-12).
Nr. 1-4, 9-14, 15-18, 21-23. Tweemaal twee gevelwanden aan de lange zijden van het plein. Twee en een halve bouwlagen en telkens achttien traveeën onder doorlopende zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.. Horizontale markering door de imitatiebanden op de begane grond, de doorlopende cordons als duidelijke aflijning tussen de sokkelvormende benedenbouw en de bovenbouw met Dorische pilastergeleding in kolossale orde, de brede hoofdgestellenHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van trigliefen en metopen onder heden deels verwijderde gekloste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekbekroning. Keldergaten, al of niet verbonden steektrappen, verdiepte borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met casement en steekbogige muuropeningen beneden; rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de tweede en haast vierkante op de lagere bovenste bouwlaag. Begrenzing van de eigenlijke «pleingevels» telkens aangegeven door hoek- of dubbele pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Ordonnantie van de begane grond in percelenbeschrijving telkens met twee vensters + deur volgens spiegelbeeldschema : wellicht reeds van bij oorsprong gewijzigd (cf. archiefgegevens van 1810 en eind 18e eeuwse-zichten), en voornamelijk in de 19e en 20e eeuw door het steken van brede poort of van raam in plaats van deur en omgekeerd, waaronder in een aantal gevallen als herstel van de vroegere of oorspronkelijke (?) toestand; cf. nr. 1 (1840), 3, 4 (1929), 15 (1903 en 1921), 16 (1860), 21 (1975), 22 (1928 en 1975), 23 1. ernaast (1975). Pleingevels van Sint-Michielsstraat nr. 36, 41 en Peterseliestraat nr. 1, 2-4 monumentaler uitgewerkt, als drie traveeën brede risalietgevels, waarvan bovenbouw opgevat als een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., met Dorische zuilen in kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten., decoratieve ijzeren hekken en guirlandes, stafwerkmotieven op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., rijk hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met bucraniënfries en geajoureerde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met bekronende siervazen.
Nr. 6-8, 19-20. Twee huizenblokken met identieke gevelfronten aan de korte zijden van het plein. Zelfde bouwlaaghoogte en vijftien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddaken. Risalietvormende middenpartij van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met bovenbouw eveneens in portiekstructuur : kolossale Dorische zuilen en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met zelfde gedecoreerd trigliefen -/metopenfries, onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; centraal balkon met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. hek op dubbele uitgelengde acanthusconsoles; brede rondboogpoort met sierlijk houtwerk en ruim dito bovenvenster onder druiplijst met tandlijst op festoenconsoles; attiekaflijning voorheen onder bekronende siervazen. Voorts zijtraveeën met zelfde ordonnantie als de oost- en westelijke pleingevels.
Homogeniteit en visuele beslotenheid van het plein nog geaccentueerd door het doortrekken van de opstanden in de zijgevels en de gevelwanden aan de invalsstraten.
Nr. 5 en zijgevel van nr. 6 met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), als begrenzing van een kort doodlopend straatgedeelte, oorspronkelijk afgesloten door een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met rondboogpoort in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., bij de bouw van de Handelsgalerij (zie aldaar) vervangen door een twee bouwlagen hoge rondboogpoort naar ontwerp van architect E. Le Graive en ingenieur H. Stasseyns van 1871, tijdens de verbouwing van 1963 opnieuw vervangen door de huidige gevel met toegangspoort en bovenbouw naar patroon van de pleinarchitectuur.
In Zilverstraat : nr. 36, negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met verplaatste deuringang (1955). Nr. 30-34, eveneens negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed, waarvoor licht verschillend gevelontwerp van 1777 door ingenieur-architect Claude Fisco; gerealiseerde voorgevel - thans nagenoeg volledig ontpleisterd - met bredere muurpenanten, en latere wijzigingen als onder meer verbreding van deur (nr. 34), verhoging van de bovendorpels op de bovenste verdieping (1865), verlaging van benedendorpels (nr. 30 in 1913- 1914 en nr. 34 in 1910). Nr. 33-37 met zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan links vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) volgens percelenbeschrijving daterend van de aanleg van het plein, volgens bouwvergunning van 1933 naar ontwerp van architect (R.?) Inghelbrecht uitgebreid met twee analoge rechtertraveeën; uiterst links (nr. 37) deur in plaats van vroeger venster
(1872).
Anjelierenstraat nr. 1-5 en nr. 2/zijgevel Koolstraat nr. 25 en Rozenstraat nr. 2-6 en nr. 1/zijgevel Koolstraat nr. 19 : telkens tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) eindigend op hoekafschuining aan de Koolstraat. In Rozenstraat nr. 1 verhoogde bovenste vensters en verplaatste deur (1888); in Rozenstraat nr. 2-6 herstelde (?) ordonnantie op de begane grond (1975).
In Peterseliestraat : nr. 1 met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) + poorttravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met vlak omlijst bovenvenster onder entablement en aansluitend ovaalvormig bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in rechthoekige omlijsting met puntmotief ; twee aanpalende linkertraveeën : mogelijk restant van voorheen ruimer pand op geknikte rooilijn (?). Nr. 2-4 eveneens met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) + thans gedichte poorttravee + één aansluitende, eveneens gedichte traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); aanpalende poort + zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tellend pand met voorgevel in voortgezette stijl volgens bouwaanvraag van 1897 ter vervanging van vroegere één bouwlaag hoge, grosso modo gelijkaardige gevelwand, in uiterst twee rechtertraveeën verhoogd met een bijkomende bouwlaag. Straat ten oosten perspectivisch afgeschermd door de rijker gedecoreerde frontgevel, door Claude Fisco gelijktijdig ontworpen met het plein (zie Peterseliestraat nr. 6-12).
In Sint-Michielsstraat : zijgevels van eveneens vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) + poorttrav. Nr. 41 volgens bouwaanvraag van 1839 met deur in centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en boven de koetspoort verhoogd met bijkomende huidige bouwlaag met vlakke risalietgevel. Vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede gevel nr. 39 met bredere deur en verhoogde bovenste vensterdorpels (1869), volgens bouwaanvraag van 1876 naar ontwerp van architect H. Rieck, ter plaatse van vroegere stalling met brede toegangspoort, uitgebreid met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede nieuwe bouw (nr. 37), met voorgevel in aangehouden stijl, doch met bijkomend ijzeren balkon en thans verlaagd benedenvenster. Koetsboogpoort in nr. 36 vermoedelijk tussen 1866 en 1871 eveneens verhoogd met anderhalve bouwlagen, uitgewerkt naar patroon van de poorttravee in Peterseliestraat.
Bronnen
Archieven
SAB/OW16271 (1810), 16282 (1840), 35150 (1929), 16274 en 27436 (1903 en 1921), 16276 (1860), 87334 (1975), 35151 (1928), 21796 (1871), 64692 (1955), 6680 (1865), 6264 (1913- 1914), 6249 (1910), 40852 (1933), 16271 (1872), 71460 (1888), 19237 (1897), 16281 (1839), 2656 (1869), 2650 (1876); P.P., 1998, 368.
Archief C.R.M.S., dossiers 243, 244, 317, 2258, 2259, 2422.
Publicaties en studies
C.F.C., Livre Blanc n° 3, Bruxelles 1985-1986, p. 219-233.
LUYPAERT A., Het Martelaarsplein te Brussel (C. Fisco). Een project van stadssanering in de XVIIIde eeuw, licentiaatsverhandeling K.U.L., 1985.
STERCKX J., Het Martelaarsplein. Een studie over het ontstaan en de evolutie van het Martelaarsplein te Brussel, eindverhandeling Hoger Architectuurinstituut St.-Lukas, Brussel, 1984.
Tijdschriften
"Rénovation des espaces publics à Bruxelles", Des villes pour vivre, dossier nr. 5, Fondation Roi Baudoin, 1981, p. 10, 12.
STERCKX, J., "Het Martelaarsplein in Brussel"(M & L, 1986, 5/1, p. 36-51).