Typologie(ën)

vrijmetselaarsloge

Ontwerper(s)

Claude FISCOingenieur-architect1774

Adolphe SAMYNarchitect1877-1879

E. HENDRICKX1877-1879

J. DE BLOIS1877-1879

Alban CHAMBONarchitect1877-1879

Louis DELBEKEschilder1877-1879

Juridisch statuut

Beschermd sinds 22 oktober 1998

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 33768
lees meer

Beschrijving

Hoekvormend gebouw met classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. westgevel, in oorsprong hoofdgevel van een eveneens drie bouwlagen hoog hoekpand met blijkbaar vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tellende zuidgevel. ClassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. frontongevel naar ontwerp van ingenieur-architect Claude Fisco, bij de aanleg van het Martelaarsplein in 1774-1776, opgevat als perspectivisch eindpunt voor het plein.

In de tweede helft van de 19e eeuw bewoond door fotograaf Louis Ghémar (galerij-atelier op binnenplaats naar ontwerp van architect E. Janlet van 1867, herbouwd in 1873). Samen met het belendende oostelijke pand intern verbouwd voor inrichting van het maçonnieke tempelcomplex van «Les Amis Philanthropes», naar ontwerp van architect Adolphe Samyn met medewerking van architecten Ernest Hendrickx en Jean De Blois; decor ontworpen en uitgevoerd door Alban Chambon, Louis Delbeke en G. Janlet. Eerstesteenlegging in 1877, inwijding in 1879; grondige aanpassing naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937 (zuidgevel, Grote en Kleine tempel) en ca. 1954 (Kleine, huidige Middentempel).

Bepleisterde classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. westelijke lijstgevel van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) : voortzetting van de gevelopbouw aan het Martelaarsplein, evenwel met rijkere architectonische detailuitvoering. Sokkelvormende begane grond met ordonnerende ingediepte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en rondboogvensters ; dubbele Toscaanse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. over de twee bovenverdiepingen. Benadrukte middentravee met bucraniumfries onder boogfronton en smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… balkonleuning met guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden.  en initialen PJC in medaillonRonde of ovale cartouche., op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. voluutconsoles. Lagere bovenste bouwlaag met festoenendecor op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. : in ontwerp geopend door ovale oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en afgelijnd door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; huidig uitzicht met blijkbaar aangepaste bovenvensters en bekronende oeil-de- boeufs. Centraal benedenvenster (1867, 1870) in plaats van oorspronkelijke deur.

Peterseliestraat 6-8 (foto 2015).

Bakstenen zuidgevel in neotraditioneleDe neotraditionele bouwstijl inspireert zich op de traditionele architectuur, die men eerder vrij gaat incorporeren in een meer eigentijdse vormgeving, met eigentijdse materialen en technieken (19e eeuw en 20e eeuw). stijl, naar ontwerp van architect Charles Lambrichs van 1937; drie bouwlagen en zeven ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met enkelvoudige, twee- en drielichtvensters en brede rechthoekige poort.

Interieur. EgyptiserendHistoriserende stijl die teruggrijpt naar de vormentaal van het oude Egypte met o.m. bundelzuilen met papyrus- en palmenkapitelen, de holgebogen kroonlijst alsook de voor deze antieke cultuur typerende versieringen. In Brussel werd de neo-Egyptische stijl aangewend in een aantal vrijmetselaarstempels. maçonniek tempelcomplex met gelijkvloerse Grote en Kleine tempel, toegankelijk via voorportalen en ten noorden aansluitend op het Middenvertrek (Loge van de Meester). Grote tempel met uniform beigekleurig stucdecor : halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met gecombineerde papyrusvormige en antropomorfistische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.; op tussenmuren, schilderingen op doek met maçonnieke taferelen namelijk bouw van de Salomontempel en de Hirammythe; verder bolle omlijstingen, holkeellijsten, gevleugelde zonneschijven, cobrafriezen en maçonnieke symbolen, deels ten noorden en ten zuiden in 1937 (cf. supra) verwijderd voor plaatsing van tribune en bijkomende deuren. Verbouwde Kleine (later Middentempel oorspronkelijk met marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … onder sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met payruszuilen, en geschilderde panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met maçonnieke taferelen en nilotische plantengroei.


Bronnen

Archieven
SAB/OW 19238 (1867, 1870, 1873), 50075 (1937).

Tijdschriften
CELIS M.M., "De egyptiserende maçonnieke tempels van de Brusselse loges. 
«Les Amis Philanthropes» en «Les Vrais Amis de l’Union et du Progrès Réunis»" (M & L, 1984, 3, p. 25-41).
L’Emulation, 1884, kol. 89, pl. 29-32.