Typologie(ën)
vrijmetselaarsloge
Ontwerper(s)
Fernand BODSON – architect – 1934
Louis VAN HOOVELD – architect – 1934
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Modernisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2007-2009
id
Urban : 18810
Beschrijving
Vrijmetselaarsloge in modernistischeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. stijl, architect Fernand Bodson en Louis Van Hooveld, 1934.
Gebouwd voor de gemengde en progressieve vrijmetselaarsloge Le Droit Humain, op het terrein van de voormalige Ecole de l'Ermitage – eerste school opgericht door Ovide Decroly (Ronse, 1871 – Ukkel, 1932) in 1907. In 1984 opende het Archives de l'Architecture Moderne hier een studiecentrum. In 1995 verwierf de instelling definitief het gebouw met de steun van de Franse Gemeenschap. Deze liet het in 2000-2001 tot Musée d'Architecture verbouwen door architect Elie Levy, bijgestaan door het agentschap Ekla.
Oorspronkelijk bestond het gebouw alleen maar uit een benedenverdieping onder een hellend dak en terugspringende verdieping. In 1955 werd het verhoogd met een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en een verdieping door architect H. Duquesne.
Gevel met twee bouwlagen; afgerond op hoek met Paul Spaakstraat. Hardstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.; gevel in okeren baksteen; brede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Breed witstenen kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. tussen benedenverdieping en tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Op benedenverdieping massieve portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met dubbele houten vleugeldeur met kleine venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in een diepe opening omlijst met drie bakstenen uitsprongen; rechts geflankeerd door vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. in vijf verdeeld door stenen stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust..
Interieur
Aankleding breekt met gangbare traditie van de loges in neo-EgyptischeHistoriserende stijl die teruggrijpt naar de vormentaal van het oude Egypte met o.m. bundelzuilen met papyrus- en palmenkapitelen, de holgebogen kroonlijst alsook de voor deze antieke cultuur typerende versieringen. In Brussel werd de neo-Egyptische stijl aangewend in een aantal vrijmetselaarstempels. stijl. Bodson en Van Hooveld vermijden elke verwijzing naar de stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. van het verleden. De geometrische onderverdeling van de ruimtes en haar elementen staan hier op. Deze soberheid wordt verder – en door beperkte financiële middelen – verwezenlijkt met een bescheiden materiaalgebruik: granitovloer met zwarte randen in mozaïek, eenvormig geschilderde muren en schaars gebruik van gevernist hout. De hal (vroeger het voorhof tot de tempel) heeft in haar mozaïekvloer twee sober uitgevoerde vrijmetselaarssymbolen: winkelhaak-passer en driehoek van Pythagoras. Een vleugeldeur in gevernist hout opent naar de tempel (thans de toonzaal ‘F. Bodson'). Het gaat om een rechthoekige ruimte van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door sobere pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. De vloer – thans bedekt met parket – bestond oorspronkelijk uit een zwart-okeren dambordpatroon dat het verloop van het ritueel diende. De tempel is traditioneelBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). naar het Oosten gericht waar zich het podium bevindt dat voordien was voorzien van glasramen met vrijmetselaarssymbolen.
Gebouwd voor de gemengde en progressieve vrijmetselaarsloge Le Droit Humain, op het terrein van de voormalige Ecole de l'Ermitage – eerste school opgericht door Ovide Decroly (Ronse, 1871 – Ukkel, 1932) in 1907. In 1984 opende het Archives de l'Architecture Moderne hier een studiecentrum. In 1995 verwierf de instelling definitief het gebouw met de steun van de Franse Gemeenschap. Deze liet het in 2000-2001 tot Musée d'Architecture verbouwen door architect Elie Levy, bijgestaan door het agentschap Ekla.
Oorspronkelijk bestond het gebouw alleen maar uit een benedenverdieping onder een hellend dak en terugspringende verdieping. In 1955 werd het verhoogd met een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en een verdieping door architect H. Duquesne.
Gevel met twee bouwlagen; afgerond op hoek met Paul Spaakstraat. Hardstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.; gevel in okeren baksteen; brede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Breed witstenen kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. tussen benedenverdieping en tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Op benedenverdieping massieve portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met dubbele houten vleugeldeur met kleine venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in een diepe opening omlijst met drie bakstenen uitsprongen; rechts geflankeerd door vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. in vijf verdeeld door stenen stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust..
Interieur
Aankleding breekt met gangbare traditie van de loges in neo-EgyptischeHistoriserende stijl die teruggrijpt naar de vormentaal van het oude Egypte met o.m. bundelzuilen met papyrus- en palmenkapitelen, de holgebogen kroonlijst alsook de voor deze antieke cultuur typerende versieringen. In Brussel werd de neo-Egyptische stijl aangewend in een aantal vrijmetselaarstempels. stijl. Bodson en Van Hooveld vermijden elke verwijzing naar de stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. van het verleden. De geometrische onderverdeling van de ruimtes en haar elementen staan hier op. Deze soberheid wordt verder – en door beperkte financiële middelen – verwezenlijkt met een bescheiden materiaalgebruik: granitovloer met zwarte randen in mozaïek, eenvormig geschilderde muren en schaars gebruik van gevernist hout. De hal (vroeger het voorhof tot de tempel) heeft in haar mozaïekvloer twee sober uitgevoerde vrijmetselaarssymbolen: winkelhaak-passer en driehoek van Pythagoras. Een vleugeldeur in gevernist hout opent naar de tempel (thans de toonzaal ‘F. Bodson'). Het gaat om een rechthoekige ruimte van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door sobere pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. De vloer – thans bedekt met parket – bestond oorspronkelijk uit een zwart-okeren dambordpatroon dat het verloop van het ritueel diende. De tempel is traditioneelBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). naar het Oosten gericht waar zich het podium bevindt dat voordien was voorzien van glasramen met vrijmetselaarssymbolen.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 116-86.
AAM/Fonds Fernand Bodson.
Publicaties en studies
BOVY, Ph., Vers l'Ermitage, Gemeente Elsene, Brussel, 2002 (À la découverte de l'histoire d'Ixelles, 9), pp. 25-26.
CULOT, M., VAN LOO, A., Musée des Archives d'Architecture Moderne, AAM, Brussel, 1986.
HAINAUT, E., La loge, Rue de l'Ermitage à Bruxelles, Du temple au Musée, AAM, Brussel, 2002.
Tijdschriften
SCHAFFERS, I., ‘Les Archives d'Architecture Moderne', Maison d'Hier et d'Aujourd'hui, 134, 2002, pp. 26-28.
Websites
AAM