Typologie(ën)
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
park
park
Ontwerper(s)
Henri BEYAERT – architect – 1876-1890
Xavier MELLERY – schilder – 1876-1890
Paul HANKAR – architect – 1876-1890
Paul JASPAR – architect – 1876-1890
Louis FUCHS – landschapsarchitect – 1876-1890
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Urban : 39000
Beschrijving
Omheind
plantsoen met monumentale beeldengroepen, in neo-Vlaamse-renaissancestijl,
ontworpen door architect Henry Beyaert, 1876-1879.
In 1876 werd besloten het standbeeld van de graven Egmont en Hoorn, in 1864 opgesteld op de plaats van hun terechtstelling op de Grote Markt, wegens de aan gang zijnde wederopbouw van het Broodhuis, over te brengen naar de recent verruimde Kleine Zavel. Het ontwerp voor het plantsoen met het geïntegreerde standbeeld, werd door Beyaert tussen 1876 en 1879 uitgewerkt. De werken namen een aanvang in 1879, de keuze van de uitvoerders en de iconografische thema’s van de beelden werd bepaald in 1880, de bronzen werden gegoten in 1882, de marmeren beelden geplaatst in 1889. Het geheel werd ingehuldigd in 1890.
Markant ensemble naar het model van de Parijse square, doch geïnspireerd op renaissance tuinontwerpen in de stijl van Hans Vredeman de Vries. Het iconografisch thema verbeeldt een pantheon van de Nederlanden uit de 16e eeuw, ingegeven door het laat 19e eeuwse romantisch nationalistische streven tot verheerlijking van het eigen glorierijke verleden. Collectief werk met integratie van tuinaanleg, architectuur, monumentale en ornamentele beeldhouwkunst en toegepaste kunst. Het beeldhouwkundig programma werd omwille van de coherentie in zijn geheel ontworpen door de schilder Xavier Mellery. Tot de uitvoerders behoorden de belangrijkste beeldhouwers van de Belgische School uit die periode. Het ijzersmeedwerk werd uitbesteed aan een achttal gespecialiseerde artisanale smeden; de architecten Pauls Hankar en Paul Jaspar, werkzaam op Beyaerts atelier, worden in dit verband als mede-ontwerpers vermeld. Tuinarchitect Louis Fuchs tekende voor de eigenlijke tuinaanleg.
Naar achter verbredende plattegrond met afgeronde hoeken en licht uitgebogen korte zijden. Omheining van arduin en ijzersmeedwerk, op een trapsgewijs oplopende, geprofileerde sokkel overeenkomstig de terreinhelling, met twee toegangen op de hoeken aan de westzijde en een centrale toegang aan de oostzijde. Geïnspireerd op de laatgotische Baliën van het voormalige Koudenbergpaleis, uit de 16e eeuw (zie Koningsplein). Geritmeerd door achtenveertig arduinen, geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. ronde kolommen met bladkapiteel, octogonaal basement en dekplaat, bekroond door een bronzen beeld. Identiek volume, zwaarder aan de toegangen, doch geïndividualiseerde oppervlaktebewerking en lijndecor. Verbonden door smeedijzeren hekken, telkens twee panelen aan weerszij van een arduinen, octogonaal postament1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met gesmeed ijzeren topstuk. Panelen met identiek vierkantraster, doch geïndividualiseerde invulmotieven; topstukken als variaties op het kruisbloemmotief. Bronzen beelden met voorstelling van de Brusselse Ambachten, samen een geanimeerd ensemble, door de beeldhouwers L. Cambier, Armand Cattier (1830-1892), Guillaume Charlier (1854-1925), Polydore Comein (1848-1907), Jules Courroit (1831-1906), Jean Cuypers (1844-1897), Eugène De Plyn (1827-1898), Albert Desenfans (1845-1938), Louis Devillez (1855-1941), Robert Fabri (1839-1909), Charles Geefs (1829-1911), Albert Hambresin (1850-1938), E. Laborne, Jef Lambeaux (1852-1908), Jean-A. Laumans, Edmond Lefever (1839-1911), J.-B. Martens, E. Namur, Julien Renodeyn, Louis Van Biesbroeck (1839-1919), Auguste Van den Kerckhove (1825-1895), G. Van den Kerckhove, Jean Van den Kerckhove (1815-1885), Antoine-Joseph Van Rasbourgh (1831-1902) en Benoit Wante.
Achteraan het plantsoen, centraal geplaatst monumentaal bronzen standbeeld van Egmont en Hoorn, door beeldhouwer Charles-Auguste Fraikin (1817-1893) van 1864, op een hoge, arduinen, octogonale sokkel in neogotische stijl met maaswerk en koolbladfries, voorzien van de gepolychromeerde wapens van de graven, een vergulde tafel met opschrift, en geflankeerd door twee bronzen landsknechten, en een bronzen waterbekken. Hier opgesteld in een dubbel, arduinen, halfcirkelvormig waterbekken, en omringd door een bordestrap met gesmeed ijzeren leuning. In een halve cirkel errond, tien witmarmeren beelden van illustere tijdgenoten uit de wereld van politiek, kunst en wetenschap, geplaatst op een hellend vlak, binnen haagnissen: Willem de Zwijger door Charles Van der Stappen (1843-1910), Lodewijk van Bodegem door Jean Cuypers (1844-1897), Hendrik van Brederode door Antoine-Joseph Van Rasbourgh (1831-1902), Comelis de Vriendt door Jules Romain Pecher (1830-1899), Rombout Dodoens door Alphonse de Tombay (1843-1918), Gérard Mercator door Louis Pierre Van Biesbroeck (1839-1919), Jan van Locquenghem door G. Van den Kerckhove, Barend Van Orley door Julien Dillens (1849-1904), Abraham Ortelius door Jef Lambeaux (1852-1908) en Philips van Mamix van Sint-Aldegonde door Paul De Vigne (1843-1901).
Parterre met geometrisch patroon van het pittoreske type, opgedeeld door een halve cirkel vooraan en een afgetopte ruitvorm in het midden, met grasperken waarin broderiewerk, bloemenmanden en vormbomen ; aan de buitenrand omringd door een bomenrij, tegen de begroende sokkel.
In 1876 werd besloten het standbeeld van de graven Egmont en Hoorn, in 1864 opgesteld op de plaats van hun terechtstelling op de Grote Markt, wegens de aan gang zijnde wederopbouw van het Broodhuis, over te brengen naar de recent verruimde Kleine Zavel. Het ontwerp voor het plantsoen met het geïntegreerde standbeeld, werd door Beyaert tussen 1876 en 1879 uitgewerkt. De werken namen een aanvang in 1879, de keuze van de uitvoerders en de iconografische thema’s van de beelden werd bepaald in 1880, de bronzen werden gegoten in 1882, de marmeren beelden geplaatst in 1889. Het geheel werd ingehuldigd in 1890.
Markant ensemble naar het model van de Parijse square, doch geïnspireerd op renaissance tuinontwerpen in de stijl van Hans Vredeman de Vries. Het iconografisch thema verbeeldt een pantheon van de Nederlanden uit de 16e eeuw, ingegeven door het laat 19e eeuwse romantisch nationalistische streven tot verheerlijking van het eigen glorierijke verleden. Collectief werk met integratie van tuinaanleg, architectuur, monumentale en ornamentele beeldhouwkunst en toegepaste kunst. Het beeldhouwkundig programma werd omwille van de coherentie in zijn geheel ontworpen door de schilder Xavier Mellery. Tot de uitvoerders behoorden de belangrijkste beeldhouwers van de Belgische School uit die periode. Het ijzersmeedwerk werd uitbesteed aan een achttal gespecialiseerde artisanale smeden; de architecten Pauls Hankar en Paul Jaspar, werkzaam op Beyaerts atelier, worden in dit verband als mede-ontwerpers vermeld. Tuinarchitect Louis Fuchs tekende voor de eigenlijke tuinaanleg.
Naar achter verbredende plattegrond met afgeronde hoeken en licht uitgebogen korte zijden. Omheining van arduin en ijzersmeedwerk, op een trapsgewijs oplopende, geprofileerde sokkel overeenkomstig de terreinhelling, met twee toegangen op de hoeken aan de westzijde en een centrale toegang aan de oostzijde. Geïnspireerd op de laatgotische Baliën van het voormalige Koudenbergpaleis, uit de 16e eeuw (zie Koningsplein). Geritmeerd door achtenveertig arduinen, geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. ronde kolommen met bladkapiteel, octogonaal basement en dekplaat, bekroond door een bronzen beeld. Identiek volume, zwaarder aan de toegangen, doch geïndividualiseerde oppervlaktebewerking en lijndecor. Verbonden door smeedijzeren hekken, telkens twee panelen aan weerszij van een arduinen, octogonaal postament1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met gesmeed ijzeren topstuk. Panelen met identiek vierkantraster, doch geïndividualiseerde invulmotieven; topstukken als variaties op het kruisbloemmotief. Bronzen beelden met voorstelling van de Brusselse Ambachten, samen een geanimeerd ensemble, door de beeldhouwers L. Cambier, Armand Cattier (1830-1892), Guillaume Charlier (1854-1925), Polydore Comein (1848-1907), Jules Courroit (1831-1906), Jean Cuypers (1844-1897), Eugène De Plyn (1827-1898), Albert Desenfans (1845-1938), Louis Devillez (1855-1941), Robert Fabri (1839-1909), Charles Geefs (1829-1911), Albert Hambresin (1850-1938), E. Laborne, Jef Lambeaux (1852-1908), Jean-A. Laumans, Edmond Lefever (1839-1911), J.-B. Martens, E. Namur, Julien Renodeyn, Louis Van Biesbroeck (1839-1919), Auguste Van den Kerckhove (1825-1895), G. Van den Kerckhove, Jean Van den Kerckhove (1815-1885), Antoine-Joseph Van Rasbourgh (1831-1902) en Benoit Wante.
Achteraan het plantsoen, centraal geplaatst monumentaal bronzen standbeeld van Egmont en Hoorn, door beeldhouwer Charles-Auguste Fraikin (1817-1893) van 1864, op een hoge, arduinen, octogonale sokkel in neogotische stijl met maaswerk en koolbladfries, voorzien van de gepolychromeerde wapens van de graven, een vergulde tafel met opschrift, en geflankeerd door twee bronzen landsknechten, en een bronzen waterbekken. Hier opgesteld in een dubbel, arduinen, halfcirkelvormig waterbekken, en omringd door een bordestrap met gesmeed ijzeren leuning. In een halve cirkel errond, tien witmarmeren beelden van illustere tijdgenoten uit de wereld van politiek, kunst en wetenschap, geplaatst op een hellend vlak, binnen haagnissen: Willem de Zwijger door Charles Van der Stappen (1843-1910), Lodewijk van Bodegem door Jean Cuypers (1844-1897), Hendrik van Brederode door Antoine-Joseph Van Rasbourgh (1831-1902), Comelis de Vriendt door Jules Romain Pecher (1830-1899), Rombout Dodoens door Alphonse de Tombay (1843-1918), Gérard Mercator door Louis Pierre Van Biesbroeck (1839-1919), Jan van Locquenghem door G. Van den Kerckhove, Barend Van Orley door Julien Dillens (1849-1904), Abraham Ortelius door Jef Lambeaux (1852-1908) en Philips van Mamix van Sint-Aldegonde door Paul De Vigne (1843-1901).
Parterre met geometrisch patroon van het pittoreske type, opgedeeld door een halve cirkel vooraan en een afgetopte ruitvorm in het midden, met grasperken waarin broderiewerk, bloemenmanden en vormbomen ; aan de buitenrand omringd door een bomenrij, tegen de begroende sokkel.
Bronnen
Archieven
SAB/OW32294 en 69158 (1876-1890); S.K., 102.
AR, Bestuur Schone Kunsten, storting 1957, dossiers 491-494.
Publicaties en studies
LOYER F., Paul Hankar. La Naissance de l’Art Nouveau, Brussel, 1986, p. 56-60.
Travaux d’architecture exécutés en Belgique par Henri Beyaert, II, s.l., s.d., pl. 1-10.