Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Josse MASSION – 1780
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30305
Beschrijving
Hoekpaviljoen (Hertogsstraat), pendant van het tegenover liggende nr. 18, deel uitmakend van de symmetrische huizenrij in classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl
aan de oostzijde van het Park van Brussel, opgetrokken vanaf 1778 naar een
eenheidsontwerp toegeschreven aan architect Barnabé Guimard (zie
Hertogsstraat).
Het geheel van de percelen tussen Wetstraat en Zinnerstraat werden in 1781 aangekocht door architect/meester-metselaar Josse Massion. Herenhuis bewoond door graaf de Windischgraetz, eigendom van kolonel de Knyf, vleugeladjudant van kroonprins Willem van Oranje, van de families de Blondel en d’Hendecourt in de 19e eeuw; staatseigendom omtrent de eeuwwisseling.
Oorspronkelijk halfvrijstaand dubbelhuisGebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas. met voorgevel aan de Hertogsstraat, op rechthoekige plattegrond; drie bouwlagen en vijf op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Noordelijke zijgevel ter hoogte van de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door een aediculamuur of porte flamande en aansluitend ijzeren afsluithek. In 1783 uitgebreid met een lage, aanvankelijk vrijwel blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. voorbouw achter de porte flamande. Aansluitend bijgebouwen aan de noord- en oostzijde van de binnenplaats, waarschijnlijk eveneens terug te voeren tot laatste kwart 18e eeuw. Bouwaanvraag van 1815 voor verplaatsing van de hoofdingang van de voorgevel naar de voorbouw, doch pas later uitgevoerd. Bouw van nieuwe stallingen aan de oostzijde, gepaard met afbraak van de oude bijgebouwen, in de loop van tweede kwart 19e eeuw. Aanpassing en uitbreiding tot het huidige volume, naar ontwerp van architect D. Limbourg van 1869-1870: afbraak van voorbouw en stallingen, uitbreiding van het hoofdgebouw met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan oostkant waarbij vernieuwing van de zij- en wederopbouw van de achtergevel, bouw van een oorspronkelijk lager poortgebouw en symmetrische oostvleugel waarin nieuwe stallingen. Volgens bouwaanvraag van 1895, naar ontwerp van architect J. Canneel; aanpassing van poortgebouw en oostvleugel, onder meer openingen van de begane grond en galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op de binnenplaats; van 1902, naar ontwerp van architect A. Nyst: verhogen van het poortgebouw met een derde bouwlaag.
Complex op U-vormige plattegrond met drie bouwlagen en respectievelijk vijf en twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder gecombineerd schild- en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels met verkleinende ordonnantie, begrensd door geblokte hoekpilasters en belijnd door de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. waarin rechthoekige keldermonden, de pui- en de houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Voorgevel met geaccentueerde middentravee: gedichte rondboogpoort in brede geprofileerde omlijsting voorzien van een diamantkopsleutel met schijvenEen wiel waarvan de velg een of meer kabels draagt om beweging over te brengen. De aan de lieras bevestigde tractieschijf (of grijpschijf) brengt de kracht van de motor over op de tractiekabels van de liftkooi en het tegengewicht. Het afleidwiel wordt gebruikt om de kabels in lijn met de liftschacht en/of het tegengewicht af te buigen. De keerschijven boven de schacht ondersteunen de tractiekabels wanneer de machinerie beneden is geplaatst.. Erboven rondbogig deurvenster in geriemde omlijsting voorzien van voluutsleutel met rozetRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. en guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. ; balkon op diamantkopconsoles met trigliefenVersiering, ontleend aan de Dorische fries, bestaande uit een vooruitspringend, rechthoekig vlak met twee gleuven in het midden en een halve aan elke zijkant; soms kan het aantal gleuven sterk afwijken. en drop, met gesmeed ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lagere derde bouwlaag, in geriemde omlijsting. Centrale dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden, cf. nr. 18, bestopt door een zinken bekleding; traliewerk op de begane grond.
Noordelijke zijgevel van rechts naar links samengesteld uit het hoofd-, het poortgebouw en de oostvleugel. Hoofdgebouw, oorspronkelijk met vlakke blokomlijstingen, door Limbourg uitgewerkt als kopie van de voorgevel: vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan de uiterste breder gespatieerd, met balkon van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op zwaardere consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Poortgebouw van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oorspronkelijk met rondboogpoorten aan weerszijden van een paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. op de begane grond, centraal bovenvenster met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., verder zelfde kenmerken als het hoofdgebouw; in kopiërende stijl aangepast en verhoogd. Fraaie overwelfde portaaltravee versierd met bustes; houten vleugeldeur. Oostvleugel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitgewerkt als pendant van het hoofdgebouw, oorspronkelijk met blindnissen en deur op de begane grond, de twee middentraveeën geaccentueerd door een balkon en entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., verder met dezelfde kenmerken.
Binnenplaats. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevels geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; achtergevel van het hoofdgebouw met brede beglaasde tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en rondboograam met markante ijzeren roedenverdeling; galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. met bovenaan overkragende beglaasde ijzerstructuur tegen het poortgebouw.
Interieur grotendeels terug te voeren tot de bouwcampagne 1869-1870.
Het geheel van de percelen tussen Wetstraat en Zinnerstraat werden in 1781 aangekocht door architect/meester-metselaar Josse Massion. Herenhuis bewoond door graaf de Windischgraetz, eigendom van kolonel de Knyf, vleugeladjudant van kroonprins Willem van Oranje, van de families de Blondel en d’Hendecourt in de 19e eeuw; staatseigendom omtrent de eeuwwisseling.
Oorspronkelijk halfvrijstaand dubbelhuisGebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas. met voorgevel aan de Hertogsstraat, op rechthoekige plattegrond; drie bouwlagen en vijf op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Noordelijke zijgevel ter hoogte van de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door een aediculamuur of porte flamande en aansluitend ijzeren afsluithek. In 1783 uitgebreid met een lage, aanvankelijk vrijwel blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. voorbouw achter de porte flamande. Aansluitend bijgebouwen aan de noord- en oostzijde van de binnenplaats, waarschijnlijk eveneens terug te voeren tot laatste kwart 18e eeuw. Bouwaanvraag van 1815 voor verplaatsing van de hoofdingang van de voorgevel naar de voorbouw, doch pas later uitgevoerd. Bouw van nieuwe stallingen aan de oostzijde, gepaard met afbraak van de oude bijgebouwen, in de loop van tweede kwart 19e eeuw. Aanpassing en uitbreiding tot het huidige volume, naar ontwerp van architect D. Limbourg van 1869-1870: afbraak van voorbouw en stallingen, uitbreiding van het hoofdgebouw met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan oostkant waarbij vernieuwing van de zij- en wederopbouw van de achtergevel, bouw van een oorspronkelijk lager poortgebouw en symmetrische oostvleugel waarin nieuwe stallingen. Volgens bouwaanvraag van 1895, naar ontwerp van architect J. Canneel; aanpassing van poortgebouw en oostvleugel, onder meer openingen van de begane grond en galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op de binnenplaats; van 1902, naar ontwerp van architect A. Nyst: verhogen van het poortgebouw met een derde bouwlaag.
Complex op U-vormige plattegrond met drie bouwlagen en respectievelijk vijf en twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder gecombineerd schild- en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels met verkleinende ordonnantie, begrensd door geblokte hoekpilasters en belijnd door de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. waarin rechthoekige keldermonden, de pui- en de houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Voorgevel met geaccentueerde middentravee: gedichte rondboogpoort in brede geprofileerde omlijsting voorzien van een diamantkopsleutel met schijvenEen wiel waarvan de velg een of meer kabels draagt om beweging over te brengen. De aan de lieras bevestigde tractieschijf (of grijpschijf) brengt de kracht van de motor over op de tractiekabels van de liftkooi en het tegengewicht. Het afleidwiel wordt gebruikt om de kabels in lijn met de liftschacht en/of het tegengewicht af te buigen. De keerschijven boven de schacht ondersteunen de tractiekabels wanneer de machinerie beneden is geplaatst.. Erboven rondbogig deurvenster in geriemde omlijsting voorzien van voluutsleutel met rozetRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. en guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. ; balkon op diamantkopconsoles met trigliefenVersiering, ontleend aan de Dorische fries, bestaande uit een vooruitspringend, rechthoekig vlak met twee gleuven in het midden en een halve aan elke zijkant; soms kan het aantal gleuven sterk afwijken. en drop, met gesmeed ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lagere derde bouwlaag, in geriemde omlijsting. Centrale dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden, cf. nr. 18, bestopt door een zinken bekleding; traliewerk op de begane grond.
Noordelijke zijgevel van rechts naar links samengesteld uit het hoofd-, het poortgebouw en de oostvleugel. Hoofdgebouw, oorspronkelijk met vlakke blokomlijstingen, door Limbourg uitgewerkt als kopie van de voorgevel: vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan de uiterste breder gespatieerd, met balkon van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op zwaardere consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Poortgebouw van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oorspronkelijk met rondboogpoorten aan weerszijden van een paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. op de begane grond, centraal bovenvenster met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en ijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., verder zelfde kenmerken als het hoofdgebouw; in kopiërende stijl aangepast en verhoogd. Fraaie overwelfde portaaltravee versierd met bustes; houten vleugeldeur. Oostvleugel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitgewerkt als pendant van het hoofdgebouw, oorspronkelijk met blindnissen en deur op de begane grond, de twee middentraveeën geaccentueerd door een balkon en entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., verder met dezelfde kenmerken.
Binnenplaats. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevels geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; achtergevel van het hoofdgebouw met brede beglaasde tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en rondboograam met markante ijzeren roedenverdeling; galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. met bovenaan overkragende beglaasde ijzerstructuur tegen het poortgebouw.
Interieur grotendeels terug te voeren tot de bouwcampagne 1869-1870.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 32241 (1815), 14050 (1869-1870), 14054 (1895, 1902).
AR, Kaarten en Plannen in Handschrift, 520-521.