Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Gaston BRUNFAUT – architect – 1934-1939
Stanislas JASINSKI – architect – 1934-1939
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Opgericht als universitair centrum voor kankerbestrijding door de Commissie voor Openbare Onderstand van Brussel (huidig OCMW) en de ULB. Belangrijk voorbeeld van ziekenhuisarchitectuur uit deze periode, daarbij behorend tot de meest interessante modernistische gebouwen te Brussel, jammer genoeg aanzienlijk verbouwd.
Semi-vrijstaand gebouw met twee vleugels op L-vormige plattegrond; in opstand twee souterrainverdiepingen, benedenverdieping en respectievelijk zes en acht verdiepingen. Oorspronkelijk zogenaamde ‘T- vleugel’ (Traitement) - aan de straat - bestemd voor radiologische behandeling, met onder meer lokalen voor onderzoek en therapie, laboratoria en een operatiekwartier; zogenaamde ‘H-vleugel’ (Hospitalisation) - met een zuidoriëntatie - bestemd voor hospitalisatie, met onder meer een auditorium, lokalen voor de administratie, een 70-tal ziekenkamers en -zalen met een totale capaciteit van 180 bedden, vergezeld van de nodige dienstlokalen en zitkamers, waarbij gescheiden afdelingen voor armlastige en betalende patiënten, en een restaurant op de inspringende hoogste verdieping met terras.
Constructie met een volledig metalen skelet, de balken omhuld met beton. Indertijd vooruitstrevend zowel op bouwtechnisch vlak, als wat inplanting en dispositie, ventilatie en klimatisatie, en medisch-therapeutische uitrusting betreft. Aangesloten op de electro-thermische centrale van het Universitair Ziekenhuis Sint-Pieter, waarmee het via een tunnel en een beglaasde galerij verbonden is.

Samenstel van twee gearticuleerde volumes met een plastische opbouw, tot eenheid gebracht door een uitgebalanceerde proportionering. Strakke, uniforme behandeling van de gevels, karakteristiek bekleed met langwerpige, roomkleurige keramische tegels. Horizontaliserende, strooksgewijze geleding met alternerend doorlopende vensterzones voorzien van bronzen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. binnen geprononceerde waterlijsten, en dito muurdammen. Sterk verticaal accent op de kruising van de T- en de hoger oplopende H-vleugel door een halfronde koker, half beglaasd en half blindZonder opening; blind venster, schijnopening., met binnenin een spiraalvormig hellend vlak en liften voor verticale circulatie tussen de verdiepingen; imposante, breed oplopende glasgordijnen, ook ter verlichting van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. van de T- vleugel, gesitueerd aan de achterzijde. H- vleugel afgesloten onder de vorm van een rotonde - bestemd voor de zitkamers -, en oorspronkelijk aan de zuidzijde vanaf de verdiepingen belijnd door ondiepe terrassen bedoeld als solarium. Heden onherkenbaar verminkt door een nieuwe gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. van metaal en kunststof. Herhaling van het rotondemotief voor de halfrond ingekorte hoogste verdieping van de T- vleugel.
Typisch bronzen belettering boven de inkom “clinique MEDICO-CHIRURGICAL PAUL HEGER / GENEES- EN HEEL-KUNDIGE KLINIEK PAUL HEGER”. Oorspronkelijk repetitief spel van geel- en grijstonen in het interieur, het restaurant in blauw en zwavel.
Bronnen
Archieven
SAB/OW49773 (1934-1939).
AAM, Fonds Gaston Brunfaut, ontwerpen en foto’s.
Tijdschriften
Bâtir, 1939, 75, p. 59-62.
L’Emulation, 1939, 4, p. 53-65.
Les Instituts Jules Bordet et Paul Héger. Architectes: Gaston Brunfaut et Stanislas Jasinski in L'Ossature Métallique, 5, 1939, pp. 213-219 + publiciteitspagina's 8, 34 en 43.
Moenaert, P., Quelques considérations techniques sur la construction des Instituts Jules Bordet et Paul Héger (Centre de Tumeurs) à Bruxelles in L'Ossature Métallique, 6, 1938, pp. 257-264.
Novgorodsky, L., Les instituts Jules Bordet et Paul Heger, établissements hospitaliers pour le traitement des tumeurs à Bruxelles. Architectes: Gaston Brunfaut et Stanislas Jasinski in La Technisque des Travaux, 3, 1939, cover + pp. 114-128.