Nationale Basiliek van het Heilig Hart
Basiliekvoorplein 1
Pantheonlaan
Elisabethpark
Emile Bossaertlaan
Typologie(ën)
orgel
Ontwerper(s)
Albert VAN HUFFEL – architect, schilder – 1921-1935
Paul ROME – architect – 1921-1970
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DMS-DML - 2000)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
- Het monumentale erfgoed van België. Koekelberg (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Basiliek in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik., ontworpen door architect Albert Van huffel met de hulp van architect Paul Rome, 1921-1970.
Historiek
In het kader van zijn projecten ter verfraaiing van Brussel nam koning Leopold II zich voor het plateau van Koekelberg te verstedelijken. Al in 1862 stelde Victor Besme, inspecteur-opzichter van de Brusselse buitenwijken, voor de Antwerpselaan door te trekken in de richting van het plateau van Koekelberg. Het koninklijk besluit van 10.08.1864 keurde de realisatie goed van het project dat de Leopold II-laan zou worden. Het doortrekken van de laan was de basis voor een uitgebreid stedenbouwkundig plan om een nieuwe wijk aan te leggen op het plateau van Koekelberg. Voor de aanleg van de Koningswijk in Koekelberg zouden ettelijke ontwerpen worden gemaakt. Op zijn overzichtsplan van 1866 plaatste Victor Besme een Nijverheidspaleis. Het nieuwe plan van aanleg voor het plateau van Koekelberg werd uiteindelijk op 28.07.1880 goedgekeurd. Het omvatte een uitgestrekt park in het verlengde van de Leopold II-laan, met als blikvanger een nationaal pantheon op het hoogste punt. Rond het park lopen mooie gebogen lanen met bebouwing aan één kant; symmetrisch aan weerszijden van het park vormen kaarsrechte straten een visgraatpatroon. Het geheel strekt zich uit over vier gemeenten: Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek, Jette en Ganshoren. De namen van de straten die het park omsluiten, roepen de herinnering op aan het nationale pantheon dat er gepland was: Pantheonlaan en Landsroemlaan. Maar al in 1884 werd dat project afgevoerd.
In 1902 bezocht koning Leopold II de basilique du Sacré-Cœur in Montmartre (Parijs) en besloot hij een religieus gebouw te laten optrekken dat eveneens aan het Heilig Hart gewijd zou zijn. Al in 1903 keurde de paus dat idee goed. Vervolgens werd een nieuwe parochie in het leven geroepen op het grondgebied van vier gemeenten: Koekelberg, Ganshoren, Jette en Sint-Agatha-Berchem. Tegelijk werd een centraal comité opgericht, bestaande uit een technische, een juridische en een financiële afdeling. Het toekomstige eredienstgebouw moest worden opgetrokken op een stuk grond op het plateau van Koekelberg, afgestaan door de naamloze vennootschap Leopold II-wijk. In 1905 tekende architect Pierre Langerock de plannen voor een neogotische kathedraal – een briljant maar peperduur project. Om regelmatig geldmiddelen te kunnen ophalen deed men een beroep op de orde der oblaten van Maria en bouwde men een voorlopige kerk in neogotische stijl (1904-1905). Dat gebouw bestaat nog en maakt deel uit van het Heilig-Hartcollege van Ganshoren. Op 12.10.1905 legde koning Leopold II zelf de eerste steen van de basiliek. Aan de funderingen werd in 1909 begonnen, maar kort nadien overleed de koning. Op de vooravond van de eerste wereldoorlog was alleen de fundering van het koor klaar.
Na de oorlog pookte kardinaal Mercier, die de leiding over de werkzaamheden had overgenomen, de vaderlandsliefde en het geloof op om middelen te vergaren. Het ontwerp-Langerock bleek echter tegen die tijd te duur en voorbijgestreefd. Er werd een wedstrijd uitgeschreven, maar geen enkel ontwerp werd goed genoeg bevonden. Daarop werd architect Albert Van huffel aanbevolen door kardinaal Mercier en Dom Sébastien Braun, monnik in Maredsous. Diens ontwerp voor een basiliek werd in 1921 door het comité goedgekeurd. Wel eiste de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen dat er een maquette zou worden gemaakt. Precies met die maquette won Van huffel in 1925 de grote architectuurprijs op de internationale expo van decoratieve kunst in Parijs – de Exposition Internationale des Arts Décoratifs, waarvan de naam aan de basis ligt van een nieuwe stijl: art deco. Om de werkzaamheden te laten opschieten werd een lening afgesloten. De funderingen werden aangepast met Franki-palen, zodat de bouw van het koor mogelijk werd. De apsis werd in 1935 ingehuldigd en opengesteld voor de eredienst. Twee maand eerder was Albert Van huffel overleden en was zijn rechterhand, ingenieur-architect Paul Rome, hoofdarchitect geworden. Opnieuw werden de werkzaamheden onderbroken, deze keer door de tweede wereldoorlog. Na de vijandelijkheden werd de draad weer opgenomen en nam de staat met zijn eerste toelagen in het kader van de strijd tegen de werkloosheid 46% van het loon van de arbeiders op de werf voor zijn rekening. In 1951 was het hoofdschip van de basiliek af.
De inrichting van de basiliek is bewust sober gehouden. Beelden werden op aanwijzen van Van huffel aangebracht op plaatsen waar ze hun voordeel konden doen met het lichtspel maar zonder het globale plaatje te verstoren. Voor hem was beeldhouwwerk geen versiering maar een onderdeel van de architectuur. De expressionistische beelden zijn van de hand van George Minne en Harry Elstrom. Het liturgisch meubilair in het koor en de apsis werd vervaardigd op basis van tekeningen van Albert Van huffel. De rest van het meubilair is van Paul Rome maar sluit aan bij de algemene lijn die Van huffel tekende, weliswaar aangepast aan de nieuwe tijd, meer bepaald door vereenvoudiging. In zijn geheel biedt het kerkmeubilair dan ook een homogene aanblik. Glas-in-loodramen kwamen er vanaf 1937, naarmate de bouw vorderde en nieuwe giften binnenkwamen. Ze zijn ontworpen door een tiental kunstenaars, onder wie Anto-Carte, Louis-Charles Crespin, Jan Huet, Michel Martens en Jean Slagmuylder, en vervaardigd in verschillende werkplaatsen, waaronder die van Colpaert, Maes en Crickx. In hun geheel maken de glas-in-loodramen een veeleer ongelijksoortige indruk. Albert Van huffel liet geen aanwijzingen na voor het vervaardigen van een coherent geheel van kerkzilver. Sommige stukken zijn specifiek gemaakt voor de altaren van de basiliek, andere werden ter gelegenheid van evenementen geschonken. De kerkschat is dus niet homogeen maar wel uniek in België doordat ze uitsluitend is samengesteld uit werkstukken van de 20ste eeuw.
De basiliek werd uiteindelijk opgeleverd in 1970. Vanaf het einde van de jaren 1990 stelde men vast dat het terracotta afschilferde en barsten begon te vertonen, doordat terracotta en beton verschillend reageren op temperatuurschommelingen. In 2003 werd begonnen met restauratiewerkzaamheden: de voegen werden uitgeslepen en vervangen door soepele voegen om de spanning op het terracotta te verkleinen. De verwarming werd in 2006 vervangen om de temperatuurschommelingen op te vangen.
Beschrijving
De basiliek staat op een bevoorrechte plaats in de stad. Ze vormt een baken in het stadslandschap, een doordacht concept dat al meegaat sinds inspecteur-opzichter Victor Besme in 1866 het overzichtsplan voor de uitbreiding en verfraaiing van de Brusselse agglomeratie uitwerkte. Het gebouw dat op die plaats moest komen (V. Besme had destijds aan een Nijverheidspaleis in gedachten) vormde toen het orgelpunt van de nieuwe wijk die hij langsheen het kanaal dacht aan te leggen, is onbelemmerd van ver te zien en rechtstreeks met het stadscentrum verbonden via een brede laan.
Traditioneel grondplan in de vorm van een Latijns kruis. De architect gaf de voorkeur aan de interne organisatie van het gebouw. De gevels vormen dan de uitdrukking van het grondplan en niet omgekeerd. Het circulatieplan is helder en rationeel, met een zeer groot middenschip waarvan alle delen naar het hoofdaltaar gericht zijn, op de kruising met het transept, onder de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.. Tien straalkapellen (negen voor de toenmalige provincies, één voor het Belgisch-Congo van toen) bevinden zich aan de uiteinden van de transeptarmen. De basiliek is een "accordeonkerk": de apsis kan afzonderlijk worden gebruikt als parochiekerk, met een eigen altaar (koor van het Heilig Sacrament); het grote schip kan op zich gebruikt worden met het hoofdaltaar (hoofdkoor onder de koepel), maar ook de twee transeptarmen, elk met een zijkapel met een eigen altaar. De zijbeuken van het schip doen dienst als kooromgangen. De koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. is aan de buitenkant bolvormig, terwijl het binnenwelfvlak een veelhoek met 16 ribben is. Dankzij de Franki-palen in de fundering ervan vormt de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. een volkomen autonome en zelfdragende constructie die zonder de steun van de volumes ernaast kan. De koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. is van gewapend beton, bedekt met koper.
Buitenzijde
Baksteengevel met twee veelhoekige, geribde torens (elk met een koepel) en een fronton bekroond met een mystiek lam (waar nog een Christus in majesteit bij moest komen, maar die is nooit gemaakt). Monumentale ingang (drie poorten), voorafgegaan door een halfronde galerij in natuursteen, waarvan het platte dak als een enorm balkon is uitgevoerd voor openluchtmissen, versierd met beelden van de vier evangelisten (beeldhouwer: Harry Elstrom, 1954-1963). Van huffel had tussen de evangelisten bas-reliëfs en een mozaïek getekend, maar die zijn nooit gerealiseerd. Boven het balkon bevindt zich een grote gevelopening, onderverdeeld in zeven verticale ramen (ingevuld met glas-in-lood) die samen in een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. zijn gevat.
Schip onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., zijbeuken aan weerszijden onder plat dak. Iedere traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is voorzien van gevelopeningen die verdeeld zijn in vier verticale ramen. Elke transeptarm, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., wordt voorafgegaan door een veelhoekige kapel onder halfkoepel en vijf straalkapellen onder kegeldak. Viering van het transept overhuifd door een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met lichtkoepeltje, omsloten door een gaanderij, die op haar beurt omkaderd is door een basement dat een balkon vormt waarvan elke hoek geflankeerd wordt door een half in de muur gemetseld veelhoekig torentje, bedoeld opdat de bisschoppen het land in de vier windrichtingen zouden kunnen zegenen. Alle daken zijn bedekt met koper. Kroonlijsten met kalfstanden en in zigzag, geometrische sluitstukken, ribben, die het geheel zijn art-decostijl verlenen.
Achteraan: apsis met ervoor een bronzen kruisbeeld dat in 1947 werd vervaardigd naar het ontwerp van beeldhouwer George Minne. Kruis van gewapend beton. De poorten van ingang 8 zijn bekleed met koper (edelsmid: Henri Joseph Holemans).
Interieur
Het algemene skelet is van gewapend beton. De gebruikte materialen zijn belvédèrebaksteen en industrieel vervaardigd terracotta. Voor terracotta is gekozen omdat het economisch interessanter, in serie geproduceerd, makkelijk afwasbaar en vuurbestendig is. Baksteen en terracotta doen dienst als verloren bekisting voor het gieten van het beton.
Schip geritmeerd met bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. van beton-terracotta onder tongewelf, afwisselend bekleed met baksteen en terracotta. Zijbeuken onder gaanderij. Twee oksalen in terracotta. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en pendentieven van de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. bekleed met terracotta; binnenwelfvlak in ruw beton gelaten. Aan weerszijden van het transept: monumentale trap in terracotta. Onder de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.: ciborium van terracotta met daaronder het hoofdaltaar en erboven vier geknielde engelen en een bronzen kruisbeeld (beeldhouwer Harry Elstrom, 1950-1951); kegeldak bekleed met platen van gehamerd koper (edelsmid Henri Joseph Holemans).
In de apsis: altaar van het Heilig Sacrament uit Algerijns onyx op een sokkel van zwart marmer. Retabel van Pyrenees marmer met daarop het bronzen standbeeld van het Heilig Hart (beeldhouwer George Minne). Het altaar, de kandelaars en de godslamp zijn van de hand Albert Van huffel met het oog op de inhuldiging van de apsis in 1935. De eenvoudiger zijaltaren zijn eveneens van Van huffel. Ook de biechtstoelen die in de muren van de basiliek verwerkt zijn, de sacristie en de wijwatervaten zijn op basis van zijn tekeningen gemaakt.
Het altaar onder het ciborium is dan weer van de hand van Paul Rome en is uiterst sober uitgevoerd in Italiaans wit marmer. Paul Rome was eveneens de ontwerper van de bisschopstroon, uitgevoerd in hetzelfde marmer en bekleed met wit leder, en van de bijzonder eenvoudige altaren in de straalkapellen. Hij ontwierp ook de doopvont, naast de narthex onder de zuidelijke toren.
De grote glas-in-loodramen boven het groot oksaal boven de ingang, stellen het Laatste Oordeel en de Aanbidding van het Mystiek Lam voor (Anto-Carte, J. Maes en F. Crickx, 1956). In de apsis gaat het om de Eucharistie (J. Slagmuylder en M. Weemaes, 1949-1956), terwijl de ramen van het hoofdschip het leven van Jezus voorstellen (Anto-Carte, J. Maes en F. Crickx, 1952-1954); die van het triforium beelden de heiligen af (L.C. Crespin, M. Hizette en J. Colpaert, 1954-1959), die van de gaanderijen de acht zaligheden (J. Huet, 1957-1962). Het recentst zijn de glas-in-loodramen van het transept; een ervan stelt koning Boudewijn en koningin Fabiola voor (P. Majerus, 1995).
De basiliek herbergt twee orgels van Joseph Loncke (groot orgel van 1959 en klein orgel van 1965) en een orgel van Genf (1962) dat in 2001 werd aangekocht omdat het groot orgel niet bereikbaar was zolang het terracotta werd gerestaureerd.
Bronnen
Publicaties en studies
VANDENBREEDEN, J., DE PUYDT, R.M., Basiliek/basilique Koekelberg art-decomonument/monument art déco, Brussel/Tielt, Racines/Lannoo, 2005.
RION, P., De basiliek van Koekelberg. Architectuur en hedendaagse geschiedenis, Louvain-la-Neuve, UCL, 1986.
Tijdschriften
"Basilique de Koekelberg", Revue des archéologues et historiens d’art de Louvain, 2000.
OGONOVSZKY, J., "L’Art Déco au service du culte: la Basilique nationale du Sacré-Cœur de Koekelberg, gardienne du trésor de l’orfèvrerie nationale religieuse Art Déco", Les Nouvelles du Patrimoine, nr. 99, januari-februari-maart 2003, pp. 23-25.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest