Typologie(ën)
driegevelvilla
Ontwerper(s)
Paul VIZZAVONA – architect – 1908-1912
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Lambrechts-Woluwe (Apeb - 2010-2012)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 20982
Beschrijving
Villa in art-nouveaustijl, n.o.v. architect Paul Vizzavona, ca. 1910. Gesigneerd op een van de vier hardstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die nu naar de achterzijde zijn verplaatst. Uitgebreid in 1953 en 1958 n.o.v. architect André Honincks.
De villa sluit een bijzonder homogene huizenrij ontworpen in het eerste kwart van de 20e eeuw, van nr. 26.
Huis loodrecht op de weg, oorspronkelijk inspringend t.o.v. de straat, en aangebouwd tegen een ander gebouw. Gevel in gele Silesische baksteen met witstenen elementen.
Bestond oorspronkelijk uit twee parallelle rechthoekige volumes, inspringend t.o.v. elkaar, zonder straatgevel. Deze volumes hadden twee bouwlagen onder pseudomansarde en plat dak, rechts voorzien van een extra verdieping vooraan, om een hoektoren te simuleren.
Tegen de gemeenschappelijke muur, linker volume afgebroken door een schuine traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een veelhoekige voorbouw van één bouwlaag onder terras en bekroond door een hoog tentdak. In 1953 werd aan dit volume aan de straatkant een lager rechthoekig bijgebouw toegevoegd. Op het dakterras hiervan en op het terras van de veelhoekige voorbouw werd in 1958 een volledig beglaasde wintertuin ingericht.
Rechter volume van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en met zijgevel; het hogere gedeelte onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met metalen korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en plat dak, met in de laatste bouwlaag aan de straatkant een T-vormige muuropening met borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en op de zijgevel in de tweede bouwlaag een balkon.
In de hoek gevormd door deze twee volumes, rond toegangsbordes, nu onder markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. ; T-vormige deur links, glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. rechts.
Aan de achtergevel, veranda uit 1953.
Steekboogvormige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige versierd met glas-in-loodramen met bloemenmotief, enkele met dubbele beglazing; schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling, hier en daar vervangen. Deur met getraliede bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Rondbogige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met vleugel- en schouderstukken. Traliewerk, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met ingewerkte bloempotten, consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. in fijn bewerkt smeedijzerTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… in art-nouveaustijl.
Interieur met talrijke bewaarde decorelementen in art-nouveaustijl: trap, houtwerk, waaronder de deuromlijstingen; marmeren mozaïekvloer; glas-in-loodramen, waarvan die van het daklicht die het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlichten. Enkele verwijzingen naar de Vlaamse renaissancestijl in de salon: glas-in-loodramen, schoorsteen, plafond.
Omheiningsmuur aan de straatkant met twee hekken met art-nouveaumotief, aangevuld met metalen panelen, dat links vast, tussen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) uit 1956.
Beschermd 01.10.1998.
De villa sluit een bijzonder homogene huizenrij ontworpen in het eerste kwart van de 20e eeuw, van nr. 26.
Huis loodrecht op de weg, oorspronkelijk inspringend t.o.v. de straat, en aangebouwd tegen een ander gebouw. Gevel in gele Silesische baksteen met witstenen elementen.
Bestond oorspronkelijk uit twee parallelle rechthoekige volumes, inspringend t.o.v. elkaar, zonder straatgevel. Deze volumes hadden twee bouwlagen onder pseudomansarde en plat dak, rechts voorzien van een extra verdieping vooraan, om een hoektoren te simuleren.
Tegen de gemeenschappelijke muur, linker volume afgebroken door een schuine traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een veelhoekige voorbouw van één bouwlaag onder terras en bekroond door een hoog tentdak. In 1953 werd aan dit volume aan de straatkant een lager rechthoekig bijgebouw toegevoegd. Op het dakterras hiervan en op het terras van de veelhoekige voorbouw werd in 1958 een volledig beglaasde wintertuin ingericht.
Rechter volume van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en met zijgevel; het hogere gedeelte onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met metalen korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en plat dak, met in de laatste bouwlaag aan de straatkant een T-vormige muuropening met borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en op de zijgevel in de tweede bouwlaag een balkon.
In de hoek gevormd door deze twee volumes, rond toegangsbordes, nu onder markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. ; T-vormige deur links, glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. rechts.
Aan de achtergevel, veranda uit 1953.
Steekboogvormige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige versierd met glas-in-loodramen met bloemenmotief, enkele met dubbele beglazing; schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling, hier en daar vervangen. Deur met getraliede bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Rondbogige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met vleugel- en schouderstukken. Traliewerk, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met ingewerkte bloempotten, consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. in fijn bewerkt smeedijzerTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… in art-nouveaustijl.
Interieur met talrijke bewaarde decorelementen in art-nouveaustijl: trap, houtwerk, waaronder de deuromlijstingen; marmeren mozaïekvloer; glas-in-loodramen, waarvan die van het daklicht die het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlichten. Enkele verwijzingen naar de Vlaamse renaissancestijl in de salon: glas-in-loodramen, schoorsteen, plafond.
Omheiningsmuur aan de straatkant met twee hekken met art-nouveaumotief, aangevuld met metalen panelen, dat links vast, tussen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) uit 1956.
Beschermd 01.10.1998.
Bronnen
Archieven
GASLW/DS 8183 (1953), 9392 (1958).