Typologie(ën)
villa
kunstenaarsatelier
kunstenaarsatelier
Ontwerper(s)
Paul HAMESSE – architect – 1904
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme met pittoresk karakter
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Lambrechts-Woluwe (Apeb - 2010-2012)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 20981
Beschrijving
Villa in eclectische stijl met invloeden van de pittoreske stijl en de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession., voormalige woning met atelier van de schilder Arthur Rogiers, n.o.v. architect Paul Hamesse, 1904.
In 1898 had de architect een eerste atelier gebouwd voor de kunstenaar, met art-nouveau-invloed, op nr. 103 Keizer Karelstraat.
De villa maakt deel uit van een bijzonder homogene huizenrij ontworpen in het eerste kwart van de 20e eeuw, van nr. 26 tot nr. 36.
Gebouw loodrecht op de straat gelegen binnen een huizenblok en toegankelijk via een private doorgang die aan de straatkant is afgesloten met een hek tussen bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Die doorgang ligt nu achter nr. 36.
Deze villa had oorspronkelijk bescheiden afmetingen en werd herhaaldelijk uitgebreid. Hij heeft een U-vormige plattegrond en bestaat uit een hoofdvolume onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. geflankeerd door twee vleugels onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. In de rechtervleugel bevonden zich oorspronkelijk de belangrijkste ruimten van de woning, in de linkervleugel het atelier. Gevels in rode baksteen, oorspronkelijk benadrukt door witte baksteen, nu beschilderd. Uitspringende daken. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling.
Hoofdvolume met inspringende toegang, tussen een kleine voorbouw en een rond torentje dat na 1924 werd toegevoegd. Klimmende topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. op de voorbouw; brede dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. van latere datum op de top van het dak.
Rechtervleugel oorspronkelijk van twee bouwlagen onder een dak met gebroken vlakken, met vakwerk op de verdieping. Toevoeging van een halve bouwlaag na 1924. TrapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. achter een terras, op latere datum voorzien van een pergola en van een houten balkon op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in hetzelfde materiaal.
Linkervleugel oorspronkelijk van één bouwlaag onder wolfdak. De trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. was voorzien van een garage-ingang met hellende inrit, alsook van een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met hoog en smal centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het atelier verlichtte. Verbouwd en uitgebreid, vóór 1924, naar het model van de rechtervleugel. Twee glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat., die op de verdieping T-vormig en met houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Op de rechterflank, groot bijgebouw uit 1924 in dezelfde stijl, van één bouwlaag op hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Werd kort nadien voorzien van een veelhoekige voorbouw.
In 1898 had de architect een eerste atelier gebouwd voor de kunstenaar, met art-nouveau-invloed, op nr. 103 Keizer Karelstraat.
De villa maakt deel uit van een bijzonder homogene huizenrij ontworpen in het eerste kwart van de 20e eeuw, van nr. 26 tot nr. 36.
Gebouw loodrecht op de straat gelegen binnen een huizenblok en toegankelijk via een private doorgang die aan de straatkant is afgesloten met een hek tussen bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Die doorgang ligt nu achter nr. 36.
Deze villa had oorspronkelijk bescheiden afmetingen en werd herhaaldelijk uitgebreid. Hij heeft een U-vormige plattegrond en bestaat uit een hoofdvolume onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. geflankeerd door twee vleugels onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. In de rechtervleugel bevonden zich oorspronkelijk de belangrijkste ruimten van de woning, in de linkervleugel het atelier. Gevels in rode baksteen, oorspronkelijk benadrukt door witte baksteen, nu beschilderd. Uitspringende daken. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling.
Hoofdvolume met inspringende toegang, tussen een kleine voorbouw en een rond torentje dat na 1924 werd toegevoegd. Klimmende topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. op de voorbouw; brede dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. van latere datum op de top van het dak.
Rechtervleugel oorspronkelijk van twee bouwlagen onder een dak met gebroken vlakken, met vakwerk op de verdieping. Toevoeging van een halve bouwlaag na 1924. TrapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. achter een terras, op latere datum voorzien van een pergola en van een houten balkon op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in hetzelfde materiaal.
Linkervleugel oorspronkelijk van één bouwlaag onder wolfdak. De trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. was voorzien van een garage-ingang met hellende inrit, alsook van een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met hoog en smal centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het atelier verlichtte. Verbouwd en uitgebreid, vóór 1924, naar het model van de rechtervleugel. Twee glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat., die op de verdieping T-vormig en met houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Op de rechterflank, groot bijgebouw uit 1924 in dezelfde stijl, van één bouwlaag op hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Werd kort nadien voorzien van een veelhoekige voorbouw.
Bronnen
Archieven
GASLW/DS 1414 (1904/1924).
AAM/Fonds Paul Hamesse.
Prentkaartenverzameling Daniel Frankignoul (Gemeentelijk Museum van Sint-Lambrechts-Woluwe).
Websites
Brussel, stad van architecten - Paul Hamesse