Typologie(ën)

villa
herenhuis

Ontwerper(s)

Eugène A. LINSSENarchitect1923

Georges RICQUIERarchitect1936-1938

René PECHERElandschapsarchitect1936-1938

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Beaux-Artsstijl

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2004

id

Urban : 17406
lees meer

Beschrijving

Groot herenhuis in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. n.o.v. arch. Eugène A. Linssen, 1923; verbouwd n.o.v. arch. Georges Ricquier i.s.m. met tuinarch. René Pechère (1936 en 1938).

Twee bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Oorspronkelijke hoofdgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) opgevat als dubbelhuisGebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas. mets erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op verdieping van zijtraveeën. Arch. Ricquier geeft het gebouw vanaf 1936 neoclassicistische allure. Hij voegde zijgevels met inrijpoort toe en een breed terras met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. voor hoofdgevel. ErkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. vervangen door telkens twee rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. (1938).


Witstenen gevel. Op benedenverdieping rondboogvensters met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en op verdieping rechthoekig met smeedijzeren leuning. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) begrensd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. bekroond door frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Zijvleugels lichtjes terugwijkend met portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. uit rondboogvormige muuropeningen tussen schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug.. Dak bedekt met koper; houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder in- en uitzwenkende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Oorspronkelijk schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .

Bronnen

Archieven
AAM, fonds Georges Ricquier.
GASPW/DS 432 (1923), 25 (1936), 18 (1938).