Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
Camille DAMMAN – architect – 1932-1934
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art deco
Neoromaans
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2005-2007
id
Urban : 16435
Beschrijving
Modern romaanse driebeukige kruiskerk met art-deco-invloeden door aannemer M. E. Marit en n.o.v. arch. Camille Damman, 1934.
Geschiedenis
Het kerkontwerp kwam reeds voor op het stedenbouwkundig ontwerp voor de nieuwe ‘Berkendaelwijk' van landmeter César Boon (20 september 1898). Voorzien op haar huidige locatie, zou ze het sluitstuk vormen van de zicht-as van de Louis Lepoutrelaan. In 1909 werd daartoe een wedstrijd uitgeschreven die gewonnen werd door architect Camille Damman. Door geschillen tussen en binnen zowel de wereldlijke als geestelijke overheden duurde het echter tot het K.B. 22.03.1910 vooraleer de parochie ‘l'Annonciation de la Sainte-Vierge' kon ontstaan, maar van een volwaardige parochiekerk was er nog geen sprake. In afwachting gingen de erediensten door in de Drievuldigheidskerk. Uiteindelijk stemde de gemeente toch toe tot de oprichting van een nieuwe kerk op het G. Brugmannplein. Een maand later, in januari 1913, werd Camille Damman door de kerkfabriek aangesteld als architect voor de nieuwe kerk. Aanvankelijk voorzag men een grootse neoromaanse kerk in natuursteen met een asymmetrische westelijke torenpartij en een zware vieringtoren. In 1914 startte men de werken, maar door de onvoorziene en zware kosten voor de fundering en voornamelijk door het uitbreken van WO I werden de werken algauw stilgelegd. Een voorlopige kerk verrees desalniettemin in de J. Stallaertstraat (zie Joseph Stallaertstraat nr. 6). Na de oorlog, in 1927, verhuisde de pastorij van de C. Lemonnierlaan nr. 15 naar de nieuwbouw in J. Stallaertstraat (zie Joseph Stallaertstraat nr. 8-10), eveneens naar een ontwerp van Camille Damman. De stijgende materiaalkosten en gebrekkige fondsen leidde ertoe dat de kerkfabriek een nieuw kerkontwerp van de architect verlangde dat kleiner en voornamelijk goedkoper zou zijn. Frédéric Brugmann, neef en opvolger van grootgrondbezitter Georges Brugmann, speelde door zijn dotatie van 1.500.000 BEF een belangrijke rol in het tot stand komen van deze nieuwe parochiekerk. In 1932 werd de eerste steen van het schip met beuken en transept gelegd. Een jaar later waren tevens het koor en de sacristie voltooid. In 1934 werd de kerk uiteindelijk ingewijd.

Beschrijving
Niet-georiënteerde driebeukige kruiskerk met toren naast hoofdportaal en afgeronde kooromgang geflankeerd door rechthoekige sacristie en vergaderruimte. Schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), transeptarmen van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), twee koortraveeën en afgerond koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Bruine bakstenen gevels met decoratief baksteenmetselwerk en witstenen elementen. Rondboogvensters binnen getrapte omlijsting en met hoge sleutels uit staand metselwerk. Rondboogportalen onder roosvenster binnen brede bakstenen omlijsting en onder driehoekige geveltop bekroond door witstenen kruis; uitspringende transeptportalen onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Hoofdportaal links geflankeerd door vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. van zijbeuk en rechts door robuuste vierkante toren met aan elke zijde hoog smal rondboogvenster onder twee rondboogvormige galmgaten.
Licht metalen dakgebinte (Ateliers de construction Alph. Bouillon) onder leien zadel-, lessenaar-, of puntdaken (toren en vierkante dakruiter).

Interieur en meubilair
Bakstenen wanden en gordelbogen, tegelvloeren in mozaïek (Maison De Braeckelaer) of rouge belge voor plinten en koortreden en wit bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. tongewelven (akoestiek).
Rondboogvormige scheibogen onder repetitieve banden en decoratieve sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. uit staand metselwerk. ArcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. op witstenen zuilen of bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…); alternerend in schip. Schip, transept en koor sterk verlicht door lichtbeuk met rondboogvensters.
Aan weerszijden van kooromgang kapellen onder spits kruisgewelf. Sacristie en vergaderzaal van kerkfabriek bereikbaar via kooromgang; onderliggende kerkschat en bibliotheek.
Beeldhouwwerk
In het koor gebeeldhouwde witstenen beelden (v.l.n.r. St.-Jacob, St.-Pieter, St.-Andreas, St.-Jan) gesigneerd Pierre De Soete, 1934. Eenvoudig wit marmeren altaar met sober Mariabeeld door beeldhouwer Oscar Sinia, 1947. In koormomgang altaar in zware en groene marmer met koperen reliëfs met afbeelding van knielende Sinte-Germana en Sint-Fernandus en omringd door koperen hekwerk. Kubistische art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. biechtstoelen in rouge royale en carraramarmer, door Julien De Ridder. Marmeren doopvont met inscriptie ‘C.J.J. Emerentiana Prins me dedit' en ‘Fl(oris). De Cuijper me fecit', 1934; koperen deksel eveneens door De Cuijper, maar gestolen in 2002 en vervangen door nieuwe creatie n.o.v. atelier Slabbinck (Brugge). Smeedwerk rond baptisterium door René Torchebus, 1934.
Bronzen missiekruis door Oscar De Clerck, 1937.
Houten beelden met o.a. Christus aan kruis uit XVII, twee engelen uit XVIII B, Calvarie met Maria-Magdalena uit XVI.

Glas-in-loodramen
Fraaie glasramen in kooromgang en roosvensters. Roosvensters n.o.v. meester-glazenier Charles Crespin, maar uitgevoerd door Jacques Colpaert: boven hoofdportaal voorstelling van Maria-Blijde-Boodschap met inscriptie ‘in memoriam … Brugmann de Walzin', boven linker transeptarm Christus Pantocrates omringd door engelen en boven rechter transeptarm Maagd met kind omringd door engelen in roosvenster. Kooromgang met vier glas-in-loodramen met voorstellingen betreffende de geboorte van Christus, getekend ‘don / de la famille / U.J. Lambert. / 1965. / Création / J. Colpaert'.

Orgel
In oorsprong romantisch orgel door Huis Slootmaeckers uit Brussel, 1916. Gerestaureerd in 1932 en in 1934 overgebracht naar nieuwe kerk door Meense firma Agneesens. Verbouwd tot neoclassicistisch instrument door Huis Stevens, 1964. Uitgebreid met romantisch type in 2000.
Klok
Uit XVIII, gegoten door Huis Van den Gheyn en mogelijk afkomstig uit beiaard van St.-Jacob-op-Koudenberg.
Geschiedenis
Het kerkontwerp kwam reeds voor op het stedenbouwkundig ontwerp voor de nieuwe ‘Berkendaelwijk' van landmeter César Boon (20 september 1898). Voorzien op haar huidige locatie, zou ze het sluitstuk vormen van de zicht-as van de Louis Lepoutrelaan. In 1909 werd daartoe een wedstrijd uitgeschreven die gewonnen werd door architect Camille Damman. Door geschillen tussen en binnen zowel de wereldlijke als geestelijke overheden duurde het echter tot het K.B. 22.03.1910 vooraleer de parochie ‘l'Annonciation de la Sainte-Vierge' kon ontstaan, maar van een volwaardige parochiekerk was er nog geen sprake. In afwachting gingen de erediensten door in de Drievuldigheidskerk. Uiteindelijk stemde de gemeente toch toe tot de oprichting van een nieuwe kerk op het G. Brugmannplein. Een maand later, in januari 1913, werd Camille Damman door de kerkfabriek aangesteld als architect voor de nieuwe kerk. Aanvankelijk voorzag men een grootse neoromaanse kerk in natuursteen met een asymmetrische westelijke torenpartij en een zware vieringtoren. In 1914 startte men de werken, maar door de onvoorziene en zware kosten voor de fundering en voornamelijk door het uitbreken van WO I werden de werken algauw stilgelegd. Een voorlopige kerk verrees desalniettemin in de J. Stallaertstraat (zie Joseph Stallaertstraat nr. 6). Na de oorlog, in 1927, verhuisde de pastorij van de C. Lemonnierlaan nr. 15 naar de nieuwbouw in J. Stallaertstraat (zie Joseph Stallaertstraat nr. 8-10), eveneens naar een ontwerp van Camille Damman. De stijgende materiaalkosten en gebrekkige fondsen leidde ertoe dat de kerkfabriek een nieuw kerkontwerp van de architect verlangde dat kleiner en voornamelijk goedkoper zou zijn. Frédéric Brugmann, neef en opvolger van grootgrondbezitter Georges Brugmann, speelde door zijn dotatie van 1.500.000 BEF een belangrijke rol in het tot stand komen van deze nieuwe parochiekerk. In 1932 werd de eerste steen van het schip met beuken en transept gelegd. Een jaar later waren tevens het koor en de sacristie voltooid. In 1934 werd de kerk uiteindelijk ingewijd.

Beschrijving
Niet-georiënteerde driebeukige kruiskerk met toren naast hoofdportaal en afgeronde kooromgang geflankeerd door rechthoekige sacristie en vergaderruimte. Schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), transeptarmen van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), twee koortraveeën en afgerond koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Bruine bakstenen gevels met decoratief baksteenmetselwerk en witstenen elementen. Rondboogvensters binnen getrapte omlijsting en met hoge sleutels uit staand metselwerk. Rondboogportalen onder roosvenster binnen brede bakstenen omlijsting en onder driehoekige geveltop bekroond door witstenen kruis; uitspringende transeptportalen onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Hoofdportaal links geflankeerd door vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. van zijbeuk en rechts door robuuste vierkante toren met aan elke zijde hoog smal rondboogvenster onder twee rondboogvormige galmgaten.
Licht metalen dakgebinte (Ateliers de construction Alph. Bouillon) onder leien zadel-, lessenaar-, of puntdaken (toren en vierkante dakruiter).

Interieur en meubilair
Bakstenen wanden en gordelbogen, tegelvloeren in mozaïek (Maison De Braeckelaer) of rouge belge voor plinten en koortreden en wit bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. tongewelven (akoestiek).
Rondboogvormige scheibogen onder repetitieve banden en decoratieve sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. uit staand metselwerk. ArcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. op witstenen zuilen of bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…); alternerend in schip. Schip, transept en koor sterk verlicht door lichtbeuk met rondboogvensters.
Aan weerszijden van kooromgang kapellen onder spits kruisgewelf. Sacristie en vergaderzaal van kerkfabriek bereikbaar via kooromgang; onderliggende kerkschat en bibliotheek.
Beeldhouwwerk
In het koor gebeeldhouwde witstenen beelden (v.l.n.r. St.-Jacob, St.-Pieter, St.-Andreas, St.-Jan) gesigneerd Pierre De Soete, 1934. Eenvoudig wit marmeren altaar met sober Mariabeeld door beeldhouwer Oscar Sinia, 1947. In koormomgang altaar in zware en groene marmer met koperen reliëfs met afbeelding van knielende Sinte-Germana en Sint-Fernandus en omringd door koperen hekwerk. Kubistische art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. biechtstoelen in rouge royale en carraramarmer, door Julien De Ridder. Marmeren doopvont met inscriptie ‘C.J.J. Emerentiana Prins me dedit' en ‘Fl(oris). De Cuijper me fecit', 1934; koperen deksel eveneens door De Cuijper, maar gestolen in 2002 en vervangen door nieuwe creatie n.o.v. atelier Slabbinck (Brugge). Smeedwerk rond baptisterium door René Torchebus, 1934.
Bronzen missiekruis door Oscar De Clerck, 1937.
Houten beelden met o.a. Christus aan kruis uit XVII, twee engelen uit XVIII B, Calvarie met Maria-Magdalena uit XVI.

Glas-in-loodramen
Fraaie glasramen in kooromgang en roosvensters. Roosvensters n.o.v. meester-glazenier Charles Crespin, maar uitgevoerd door Jacques Colpaert: boven hoofdportaal voorstelling van Maria-Blijde-Boodschap met inscriptie ‘in memoriam … Brugmann de Walzin', boven linker transeptarm Christus Pantocrates omringd door engelen en boven rechter transeptarm Maagd met kind omringd door engelen in roosvenster. Kooromgang met vier glas-in-loodramen met voorstellingen betreffende de geboorte van Christus, getekend ‘don / de la famille / U.J. Lambert. / 1965. / Création / J. Colpaert'.

Orgel
In oorsprong romantisch orgel door Huis Slootmaeckers uit Brussel, 1916. Gerestaureerd in 1932 en in 1934 overgebracht naar nieuwe kerk door Meense firma Agneesens. Verbouwd tot neoclassicistisch instrument door Huis Stevens, 1964. Uitgebreid met romantisch type in 2000.
Klok
Uit XVIII, gegoten door Huis Van den Gheyn en mogelijk afkomstig uit beiaard van St.-Jacob-op-Koudenberg.
Bronnen
Archieven
Archieven van de Kerkfabriek van de O.L.V. Boodschapkerk.
Tijdschriften
W. P., « L'église Notre-Dame de l'Annonciation à Ixelles, architecte C. Damman », Bâtir, 40, 1936, pp. 594-595.
VAN CAULAERT, J.-F., « Une église à la plaine de Berkendael- les débuts de la paroisse de l'Annonciation », Mémoire d'Ixelles, 73-74, 1999, pp. 17-37.
« L'église de N.D. de l'Annonciation », L'Ossature Métallique, 1, 1935, pp. 3-8.
Archieven van de Kerkfabriek van de O.L.V. Boodschapkerk.
Tijdschriften
W. P., « L'église Notre-Dame de l'Annonciation à Ixelles, architecte C. Damman », Bâtir, 40, 1936, pp. 594-595.
VAN CAULAERT, J.-F., « Une église à la plaine de Berkendael- les débuts de la paroisse de l'Annonciation », Mémoire d'Ixelles, 73-74, 1999, pp. 17-37.
« L'église de N.D. de l'Annonciation », L'Ossature Métallique, 1, 1935, pp. 3-8.