Typologie(ën)

school

Ontwerper(s)

Pierre M. PORTOarchitect1962

Jo DE BOUWERarchitect1930-1932

Auguste DRIESENarchitect1930-1934

FRERE MARES-JOSEPH / CHARLES-LOUIS DE PAUWarchitect1893-1905

Stijlen

Art deco
Eclectisme
Modernisme
Neogotiek

Onderzoek en redactie

1997-2004

id

Urban : 3361
lees meer

Beschrijving

Complex van twee scholen binnen eenzelfde bouwblok van 94 are tussen Ierlandstraat, M. Wilmottestraat, Spanjestraat en Morisstraat.
NW gedeelte van deze vierhoek in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. genomen door Institut Saint-Luc, in min of meer rechthoekig complex rond twee binnenpleinen (C en E), toegankelijk via Ierlandstraat.
ZO gedeelte in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. genomen door Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle, met hoofdingang in Morisstraat. Klaslokalen geschikt rond een grote speelplaats (L) en overdekte binnenplaats (N), parallel met Spanjestraat en Ierlandstraat.

Toen in 1892 werd beslist om in Sint-Gillis een Sint-Lucasschool op te richten in navolging van die in Gent (1862) en Schaarbeek (1887) bestond in de gemeente geen katholiek onderwijs voor jongens. Broeder Marès-Joseph, pseudoniem van Charles De Pauw, broeder van de Christelijke Scholen en één van de oprichters van de Sint-Lucasscholen, lag aan de basis van dit project. Hij kreeg financiële en politieke steun van leden van de katholieke hoge burgerij, onder meer van barones de Monin-Rendeux, Henri Calmeyn en Henri Carton de Wiart, en tevens van zijn hiërarchische oversten: kardinaal Goossens en de Broeders van de Christelijke Scholen.

Het plan van broeder Marès-Joseph omvatte de oprichting van drie scholen op dezelfde site: een hogeschool, de Sint-Lucasschool, een middelbare school, Saint-Jean-Baptiste de la Salle en een kosteloze basisschool voor de kleine burgerij en minder begoeden, gevormd door Institut Saint-Albert en Institut de la Sainte-Trinité. De lokalen van deze twee laatste scholen, vandaag verdwenen, werden geannexeerd en getransformeerd door Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle.

Drie grote bouwfasen. De eerste van 1894 tot 1910: oprichting van gebouwen naar plannen van broeder Marès-Joseph van 1893: lange bakstenen gebouwen in neo-gotische stijl onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., grotendeels in centrum van perceel; ruime binnenplaatsen en tuinen aan straatzijde afgesloten met muur; kapel (I) voor gemeenschappelijk gebruik door de verschillende scholen.Huidige vestiging min of meer volgens deze plannen, uitgezonderd vleugels uitkijkend op Spanjestraat en deel van Willemottestraat (A en K).

Meeste plannen n.o.v. Marès-Joseph, geassisteerd door arch. Hucq, Georges Dhaeyer en Léopold Pepermans. Gebouwen gebouwd door aannemer Joseph Detry.

Eerst bouw van Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle dat in 1895 zijn deuren opende. Vervolgens Institut Saint-Albert en Institut de la Sainte-Trinité, en ten slotte het Sint-Lucascomplex dat in oktober 1904 zijn deuren opende.

Tweede bouwfase van 1930 tot 1934: oprichting van groot art-decogebouw bestemd voor de Sint-Lucasschool (A) op hoek van Spanjestraat en M. Wilmottestraat, n.o.v. arch. Auguste Driesen en architectenbureau J. De Bouver.

Derde bouwfase, geleid door arch. Pierre M. Porto, begint in jaren 1950 met vervanging van toegangsgebouw van Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle (T) in Morisstraat, en met bouw van door Marès geplande kapel (I). In 1962 gevolgd door oprichting van nieuwe vleugel (K) voor Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle, langs Spanjestraat en verbouwing van oude vleugel van basisschool (G).

In jaren 1980 meerdere renovaties van bestaande gebouwen van Sint-Lucasschool (A en H), n.o.v. arch. Jean Bredoux.


Institut supérieur Saint-Luc Jean Béthune

Complex in Ierlandstraat en M. Wilmottestraat bestaande uit gebouwen van verschillende datum.

Vier vleugels opgericht tussen 1903 en 1910 rond noordelijk binnenplein (E). Deze over meerdere jaren gespreide bouw, leverde niet altijd perfecte oplossingen voor problemen als de glooiing van het terrein en de verbinding tussen de verschillende gevels.

Oorspronkelijk drie bakstenen gevels geritmeerd door witte bakstenen banden en boogruggenBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam.. Gebouchardeerde hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met metselwerk in hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Oorspronkelijk allemaal zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.; sommige dakschilden later voorzien van dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  met roedeverdeling. Aan straatzijde gevels geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., op benedenverdieping driehoekig, op verdiepingen rechthoekig; pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. bekroond met kleine stenen druiplijst.

Vleugel in Wilmottestraat (B) n.o.v. arch. Léopold Pepermans, 1903-1906. ZadeldakDak met twee hellende dakvlakken. vervangen door vierde bouwlaag met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder plat dak (1934). Gelijkaardige gevels naar binnenplein en straatkant met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie. Aan straatkant meestal tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met spitsboog onder gemeenschappelijke ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. Oorspronkelijk winkelpui in één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op twee; nu slechts twee bewaard. Aan kant van binnenplein op benedenverdieping brede muuropeningen met spitsbogen, uitgevend op overwelfde gang. In tweede bouwlaag steekboogvensters, overwegend tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst., onder spitsboogvormige ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.; in boogveldenEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). kleine cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met blazoen van een bouwkundig ambacht. In derde bouwlaag drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., die aan straatkant onder versmallende latei met accoladeboogBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen.. Langs Ierlandstraat op nr. 57 en hoek met M. Wilmottestraat vleugel (B) met drie symmetrische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. met brede deur; drieledig impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met spitsbogen onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. Op eerste verdieping boven ingang brede erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met paviljoendak.
Interieur: toegangshal onder kruisribbengewelf; groot spitsboogvenster; bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met glas-in-lood: de Maagd Maria, Sint-Lucas en een engel.

Vleugel in Ierlandstraat (F) n.o.v. Marès-Joseph, 1905. Aan straatkant zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met gevarieerde muuropeningen. Op benedenverdieping enkele tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. onder spitsboog en ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op verdiepingen telkens in inspringend muurvlak. In twee eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op verdiepingen tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met stenen omlijsting en drielob, onder gemeenschappelijke ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. Achtergevel aan kleine binnenplaats met meestal getoogde muuropeningen van verschillende grootte en niet gealigneerd.

Vleugel (H) langs binnenplaats richting Morisstraat van 1906; in 1983 volledig verbouwd.

Vleugel (D) tussen de twee binnenplaatsen, van 1910. Oorspronkelijk twee bouwlagen; in 1983 derde, volledig beglaasde bouwlaag toegevoegd (arch. Jean Bredoux). Gevels allebei met zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). In tweede bouwlaag tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. met steekbogen onder spitsboogvormige ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. Benedenverdieping verschillend: die van noordelijke gevel met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met steekbogen onder brede ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.; die van zuidelijke gevel vormen galerij met hardstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…).


Ierlandstraat nr. 59. Kapel (I) voorzien door Marès-Joseph. Eerste bouwlaag van 1905, n.o.v. de architect, moest dienst doen als te verhuren wijnopslagplaats. Tweede bouwlaag van 1908, n.o.v. arch. Georges Dhaeyer. Pas in 1952 toevoeging van derde bouwlaag en inrichting van de kapelverdieping, n.o.v. arch. Pierre M. Porto.

Bakstenen puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met rechte aandaken. Centrale koetspoort met steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. In tweede bouwlaag drie vergelijkbare blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.. In derde bouwlaag centrale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met glas-in-lood: de Drievuldigheid. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met klimmend boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. en bekroond met hardstenen kruis. Modernistisch interieur van kapel van 1952-1953; momenteel sportzaal van Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle, waarmee ze in verbinding staat.

Interieur. Basilicaal grondplan met zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), twee bouwlaag en drie beuken: een hoog middenschip geflankeerd door twee lagere zijbeuken. Inkom van koor aan straatkant met monumentale rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.; toegemaakt bij verbouwing tot sportzaal. In ander uiteinde van kapel orgelgalerij. Middenschip verlicht door hoge rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met glas-in-lood: blauwe en gele geometrische motieven; cassetteplafond. In de muren gebouwde sobere biechtstoelen. Aan koor grenzende muren beschilderd met bijbels tafereel. Koor onder breed tongewelf, met rechts twee halvemanen. Muur tot op halve hoogte bedekt met zwarte geaderde marmeren lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Altaar in beige marmer op drie treden in zwarte marmer.

Nr. 61. Links van kapel klein gebouw (J) n.o.v. arch. Georges Dhaeyer, 1908. Bakstenen gevel onder plat dak met dezelfde indeling als twee eerste bouwlagen van kapel.

Hoek Spanjestraat en M. Wilmottestraat nr. 33-33a. Art-decohuis met L-vormig grondplan (A) grenzend aan voormalige binnenplaats van Institut Saint-Albert en Institut de la Sainte-Trinité (C). Benedenverdieping n.o.v. arch. Auguste Driesen, 1930; verdiepingen n.o.v. architectenbureau J. De Bouver, 1932-1934. Wegens stabiliteitsproblemen hele gebouw versterkt door arch. Jacques Buchel.
Bakstenen gevel van drie bouwlagen met betonnen en hardstenen elementen. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met grote dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in Spanjestraat bewaard; in M. Wilmottestraat grotendeels vervangen door sheddak (arch. Jean Bredoux, 1983). Aan straatzijde tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), vijf in elke straat, aan weerszijden van een monumentale blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw., bekroond met een driehoekig hardstenen sluitstuk. Laag bandvenster in bovenkant van benedenverdieping in M. Wilmottestraat Benedenverdieping in Spanjestraat nu blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Verdiepingen geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op kraagsteen waarop telkens embleem refererend naar onderwijsdisciplines. In tweede en derde bouwlaag bandvormende twee- of drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere.. In vierde bouwlaag smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gescheiden door geometrische modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst. van friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van Spanjestraat bekroond met imposante kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met gestileerd frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Vrij eenvoudige gevels aan binnenplaats met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gescheiden door bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muurdammen.

Institut Saint-Jean-Baptiste de la Salle.

Ingang in Morisstraat nr. 19. Complex omgeven door afsluitingsmuur langs Morisstraat en Ierlandstraat. Twee vleugels van verschillende datum. Grootste, tijdens eerste bouwfase (1894-1910) opgetrokken gedeelte, heeft homogeen aspect.

Grotendeels uit twee bouwlagen waarin meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met bakstenen stijlen en hardstenen lateien; ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., in sommige gevels met doorlopend  hardstenen kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Op verdiepingen meestal onder spitsboogvormige ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. In hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. van alle gevels geometrisch metselwerk. SchilddakenDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. met houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met uitspringend dakstoeltje.

Morisstraat nr. 19. Sobere en monumentale hardstenen toegangsportiek (T) n.o.v. arch. Pierre M. Porto, 1956, ter vervanging van toegangsportiek met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van 1895.

In as van portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. aan overkant van kleine binnenplaats, toegangsgebouw van 1895 (R) met drie ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevel met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. uitgevend op inspringende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.; groot spitsboogvenster; rechthoekige zijvensters. Boven toegang op verdiepingen, kleine nis met beeld van Saint-Jean-Baptiste de la Salle en twee kinderen. Gebouw links geflankeerd door klein volume van één bouwlaag (Q) met portiersloge uitgevend op kleine binnenplaats.
Interieur: in portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. van toegangsgebouw drie steekboogdeuren naar vestibule; leidt links naar vierkant trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met mooie glas-in-loodramen: reiger en iris in eerste bouwlaag en plantenmotieven in tweede bouwlaag.

Groot binnenplein ten Z; in Morisstraat lange vleugel van 1894 (P), waarvan zuidelijke hoek samenvalt met die van Morisstraat en Spanjestraat. Voorzien van polygonaal torentje met smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. waarachter een diensttrap. Deze vleugel (P) vormt L-vorm samen met vleugel van 1899 (M); vleugel is langer en grenst in NO aan binnenplein. Langs Spanjestraat vleugel (arch. Pierre M. Porto, 1962), waarvan inkom in Spanjestraat nr. 54. Modernistische gevel met vier bouwlagen onder terrasdak; bandvensters met metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  afgewisseld met blauwe ‘glasal'-panelen.

Tussen binnenplein van Saint-Jean-Baptiste de la Salle (L) en dat van Saint-Luc (C), vleugel (G) n.o.v. Marès-Joseph, 1896, vroeger betrokken door Institut Saint-Albert en Institut de la Sainte-Trinité. Benedenverdieping bewaard uitzicht; verdiepingen verbouwd in modernistische stijl (1962).

Toegangsgebouw rechts geflankeerd door haaks geplaatst bouwvolume (S) van 1906 en 1910; aan Morisstraat puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met rechte aandaken. Aansluitend bij dit volume en in dezelfde as lange vleugel van 1910 (O), met drie bouwlagen en negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).

Achter toegangsgebouw grote rechthoekige, overdekte binnenplaats (N) in eclectische stijl n.o.v. arch. Georges Dhaeyer, 1908. Op verdiepingen doorlopende  galerij met vervangen ijzeren leuning, aan de smalle zijden rustend op metalen kraagstenen. In twee bouwlaag laterale venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op. en steekboogdeuren naar klaslokalen. Sommige daarvan met bewaard meubilair, o.a. studiezaal en fysica- en scheikundeklas. SchilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. met zichtbaar spant en dakbeschotBedekking van een kap, bestaande uit planken die over de gordingen zijn aangebracht; vaak als bebording van leien dakbedekking,. Houten spantbenen met metalen trekkers. Beglaasde nok.

Bronnen

Archieven
GASG/DS 57: 265 (1903), 318(1905); 59: 159 (1905), 186 (1908), 87 (1953); 61: 186 (1908); 33-37: 265 (1903), 37 (1904), 368 (1906), 210 (1930), 168 (1934), 41 (1981); 19: 3714 (1894),100 (1895), 670 (1896).
Verzameling postkaarten Dexia Bank.

Publicaties en studies
DONATELLA, F., L'Institut Saint-Luc à Saint-Gilles (Mémoire de licence en Histoire) UCL, Louvain-la-neuve, 1989.
École Saint-Luc, Institut Jean Béthune, 77, rue d'Irlande, Saint-Gilles-lez-Bruxelles, Enseignement professionnel et artistique. Rapport sur l'œuvre, Bruxelles, 1912.
STERCKX, P., Fragments d'histoire des origines de l'Institut Saint Luc à Saint-Gilles, Nevada, 1986, p. 28.