Koninklijk Atheneum Victor Horta
Retoricastraat 14-16
Studentenstraat 15-17
Louis Moricharplein 56
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Edmond QUÉTIN – architect – 1880
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Schoolcomplex in eclectische stijl met polychroom parementGangbaar geveltype in België tussen 1890 en 1914, gekenmerkt door een speelse verwerking van kleurrijke materialen en tal van ornamenten; vaak gevels met een asymmetrische compositie. en neo-Vlaamse renaissance-elementen n.o.v. gemeentelijk arch. Edmond Quétin, 1880; uitgebreid met grote vleugel in 1960 en 1978.
Ontworpen volgens typeprogramma voor schoolgebouwen bepaald door stedelijke besluiten van Stad Brussel uit jaren 1870-1880. Vroeger École communale de Saint-Gilles-Bruxelles genoemd. Middelbare jongensschool, uitgebreid met afdeling Grieks-Latijn in 1900-1901 en met muziekschool in 1903. Het complex omvat nu het Koninklijk Atheneum Victor Horta en de vzw Itinéraires (op Moricharplein).
Het complex beslaat driekwart van bouwblok tussen Retoricastraat, Studentenstraat en Moricharplein. Omheiningmuur rond centraal gebouw (C) met grote overdekte binnenkoer. Gebouw wordt geflankeerd door twee parallelle volumes, een vóór Moricharplein (D), andere aan binnenkant van bouwblok (A). Langs Studentenstraat, uitbreiding uit 1960 en 1978 waardoor noordelijke delen van oorspronkelijke volumes verdwenen. Oorspronkelijke volumes hebben alle drie bakstenen (Veurne) gevels versierd met friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., sierankers en wit- en hardsteen elementen; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardstenen breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.; hoofdzakelijk getoogde muuropeningen, sommige op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met kleine openingen voor verluchting van klaslokalen; traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Centraal gebouw (C) is rechthoekig. Twee bouwlagen en tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met centrale toegang. Voorbouw in Retoricastraat met drie bouwlagen. Identieke voorbouw aan Studentenstraatzijde gesloopt voor bouw van nieuwe vleugel. Bewaarde voorbouw met hoofdgevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) heeft breder middenrisaliet onder rijk versierde topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met hardstenen vrijmetselaarssymbolen. RisalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met op eerste verdieping drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. en getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en op tweede verdieping groot getoogd drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt..
Interieur: grote overdekte binnenkoer omgeven door klaslokalen. Op eerste verdieping van binnenkoer, galerij op metalen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; eerste verdieping bekroond door halve bouwlaag en geritmeerd door getoogde nissen; stomp zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. op bewaard metalen gebinte met dito trekkers en elegante consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., beglaasde nok wellicht gewijzigd; deels bewaard houten meubilair n.o.v. Edmond Quétin.
Overdekte binnenkoer oorspronkelijk in tweeën verdeeld door verplaatsbare tussenwand. Ommuurde speelplaats eveneens opgedeeld door muur (B) in dezelfde as. Elke speelplaats had toegang via respectievelijk straat (E, H).
Volume op Moricharplein (D), rechthoekig en bevatte eveneens klaslokalen. Achtergevel met aangrenzend overdekte binnenplaats. Gebouw vroeger links geflankeerd door speeltuin (I) en rechts door tuintje (F). In oorsprong tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), maar twee laatste aan rechterzijde gesloopt voor uitbreiding uit 1960-1978. Aanvankelijk twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. met toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. in derde en achtste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); laatst genoemde uitkragend op verdiepingen en vroeger bekroond met topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met dezelfde symbolen als die van centraal gebouw, en telkens hardstenen plaat met opschrift “MDCCCLXXXII école moyenne”. Zes centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vóór 1904 verhoogd met extra bouwlaag in dezelfde stijl; oorspronkelijke topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. hierbij hergebruikt en toevoeging van paneel voor opschrift boven twee centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Volume binnen bouwblok (A) met één bouwlaag en oorspronkelijk van Retoricastraat tot Studentenstraat. Omvatte verscheidene lokalen, waaronder turnzaal en tekenzalen. Volume nu tot tweederden herleid. In Retoricastraat geveltop met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder getrapte geveltop met centrale cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. in gebeeldhouwde hardsteen. Rechts, ondiep volume met twee bouwlagen en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (G), geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en elk bekroond door topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. onder gebeeldhouwde cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. en topstuk. Getoogde kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. op benedenverdieping en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op verdiepingen. Achter omheiningmuur, klein houten gebouwtje met lamberkijnvormend kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Bronnen
GASG/DS – (1960), – (1978).
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
BERNIER, F., Monographie de Saint-Gilles-lez-Bruxelles, P. Weissenbruch, Brussel, 1904, pp. 134-135, 138-140.
Notices sur la contribution de la commune de Saint-Gilles-lez-Bruxelles à l'Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles 1910, Brussel, 1910, pp. 11-13.
Tijdschriften
‘ Ecole communale de Saint-Gilles ; architecte M. Edmond Quétin ', L'Émulation, 1884, kol. 134-135, pl. 43-45.