Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
orgel
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
orgel
Ontwerper(s)
Edmond SERNEELS – architect – 1905-1923
Georges COCHAUX (-SEGARD) – architect – 1905
Jean-Émile KERKHOFF – orgelbouwer – 1916
Stijlen
Neogotiek
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
- Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DMS-DML - 2000)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 15562
Beschrijving
Kerk in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl, in de traditie van de spitsboogstijl uit de 12e en 13e eeuw.
De bouw neemt een aanvang in 1905 n.o.v. de architect Edmond Serneels en Georges Cochaux. Bij gebrek aan voldoende financiële middelen, zou ze pas voltooid worden in 1935. In 1906 waren drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de beuk en het koor voltooid. De inwijding vond plaats op 26 november van dat jaar; de kerk kreeg toen de naam Sint-Antonius van Padua. In 1930 drongen de parochiebewoners er bij de gemeenteraad op aan de kerk te voltooien. In 1931 werd de constructie van de laatste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de toren, het baptisterium, de orgeltribune en van het ingangsportaal met monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. trap tegenover de Jules Maloulaan besproken.
Gevels met parementGevel- of muurbekleding. in arduinen breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van Namèche onder leien bedaking. Volgens uitgelengd plan, driebeukige kerk met middenbeuk van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vlakke koorsluiting. Geen transept.
Asymmetrische voorgevel voorafgegaan door monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. trap die naar portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). leidt: centrale puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., rechts geflankeerd door vierkante klokkentoren onder vierkante torenspits met kruis en kleine hoektorentjes, links ronde hoektoren onder kegeldak waarin draaitrap die naar orgeltribune leidt. Spitsboogportaal bestaande uit drie deuren en vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.. Middenbeuk verlicht door bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en roosvenstersRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood..

Zijgevels met twee torentjes voorafgegaan door vier puntvormige kapelgevels onder leien zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met spitsboogvensters en bekronende nissenUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld.. Aan weerszijden van het koor sacristie en kapel onder gecombineerd zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Koor verbouwd in 1964 n.o.v. architect Dom Grégoire Watelet. Rond 1965 constructie van een moderne kapel in linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en verbouwing koor, sacristie en kapel volgens plannen die goedgekeurd werden door de abdij van Maredsous.
Interieur
Gebruik van baksteen afgewisseld met natuurstenen banden voor zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., gordelbogen, kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en basementen en met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. wanden voor polychroom effect. Middenbeuk onder gebroken tongewelf met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, verlicht door lichtbeuk met spitsbogige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en één met rondbogige; per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondboogvensters. Zijbeuk met onderling verbanden kapellen onder gebroken en gelambriseerde tongewelven.
Meubilair
Heiligenbeelden vóór pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Orgeltribune met stenen, opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van middeleeuwse inspiratie. Koor verlicht door drie spitsboogvensters en roosvensterRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. met glasramen door meester-glazenier Edouard Steyaert, geplaatst in 1927; de acht glasramen in de zijbeuken zijn het werk van meester-glazenier Colpaert. In 1949 discussies omtrent het plaatsen van twee glasramen in het baptisterium door Weemaes: het eerste glasraam met 'Mozes die water uit de rotsen slaat', het tweede met 'Het doopsel van Christus'.
Zijaltaar uit 1923 n.o.v. architect Edmond Serneels. In 1933 plaatsing van twee beelden in het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).; een H. Benedictus en een H. Antonius, beiden door beeldhouwer Vergaert. Twee decoratieve panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met 'De verschijning van de Maagd in Lourdes' en 'Pius IX verkondigt het dogma van de onbevlekte ontvangenis' van schilder Jos Desmedt. Biechtstoel van beeldhouwer De Maertelaere uit 1934.

Kruisweg op doek uit 1935 door Jos Desmedt. De in 1911 gewijde klokken van edelsmid Pirotte zijn verdwenen en vervangen. Tribune met neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. orgel vervaardigd door orgelbouwer Emile Kerkhoff in 1916.
Links van de grote kerktrap arduinen buste van architect Edmond Serneels op sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. in gelijkaardig materiaal met inscriptie: 'EDMOND SERNEELS / ARCHITECTE / 1875-1934'; werk van beeldhouwer De Valériola.
De bouw neemt een aanvang in 1905 n.o.v. de architect Edmond Serneels en Georges Cochaux. Bij gebrek aan voldoende financiële middelen, zou ze pas voltooid worden in 1935. In 1906 waren drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de beuk en het koor voltooid. De inwijding vond plaats op 26 november van dat jaar; de kerk kreeg toen de naam Sint-Antonius van Padua. In 1930 drongen de parochiebewoners er bij de gemeenteraad op aan de kerk te voltooien. In 1931 werd de constructie van de laatste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de toren, het baptisterium, de orgeltribune en van het ingangsportaal met monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. trap tegenover de Jules Maloulaan besproken.
Gevels met parementGevel- of muurbekleding. in arduinen breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van Namèche onder leien bedaking. Volgens uitgelengd plan, driebeukige kerk met middenbeuk van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vlakke koorsluiting. Geen transept.
Asymmetrische voorgevel voorafgegaan door monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. trap die naar portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). leidt: centrale puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., rechts geflankeerd door vierkante klokkentoren onder vierkante torenspits met kruis en kleine hoektorentjes, links ronde hoektoren onder kegeldak waarin draaitrap die naar orgeltribune leidt. Spitsboogportaal bestaande uit drie deuren en vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.. Middenbeuk verlicht door bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en roosvenstersRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood..
Zijgevels met twee torentjes voorafgegaan door vier puntvormige kapelgevels onder leien zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met spitsboogvensters en bekronende nissenUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld.. Aan weerszijden van het koor sacristie en kapel onder gecombineerd zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Koor verbouwd in 1964 n.o.v. architect Dom Grégoire Watelet. Rond 1965 constructie van een moderne kapel in linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en verbouwing koor, sacristie en kapel volgens plannen die goedgekeurd werden door de abdij van Maredsous.
Interieur
Gebruik van baksteen afgewisseld met natuurstenen banden voor zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., gordelbogen, kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en basementen en met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. wanden voor polychroom effect. Middenbeuk onder gebroken tongewelf met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, verlicht door lichtbeuk met spitsbogige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en één met rondbogige; per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondboogvensters. Zijbeuk met onderling verbanden kapellen onder gebroken en gelambriseerde tongewelven.
Meubilair
Heiligenbeelden vóór pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Orgeltribune met stenen, opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van middeleeuwse inspiratie. Koor verlicht door drie spitsboogvensters en roosvensterRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. met glasramen door meester-glazenier Edouard Steyaert, geplaatst in 1927; de acht glasramen in de zijbeuken zijn het werk van meester-glazenier Colpaert. In 1949 discussies omtrent het plaatsen van twee glasramen in het baptisterium door Weemaes: het eerste glasraam met 'Mozes die water uit de rotsen slaat', het tweede met 'Het doopsel van Christus'.
Zijaltaar uit 1923 n.o.v. architect Edmond Serneels. In 1933 plaatsing van twee beelden in het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).; een H. Benedictus en een H. Antonius, beiden door beeldhouwer Vergaert. Twee decoratieve panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met 'De verschijning van de Maagd in Lourdes' en 'Pius IX verkondigt het dogma van de onbevlekte ontvangenis' van schilder Jos Desmedt. Biechtstoel van beeldhouwer De Maertelaere uit 1934.
Kruisweg op doek uit 1935 door Jos Desmedt. De in 1911 gewijde klokken van edelsmid Pirotte zijn verdwenen en vervangen. Tribune met neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. orgel vervaardigd door orgelbouwer Emile Kerkhoff in 1916.
Links van de grote kerktrap arduinen buste van architect Edmond Serneels op sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. in gelijkaardig materiaal met inscriptie: 'EDMOND SERNEELS / ARCHITECTE / 1875-1934'; werk van beeldhouwer De Valériola.
Bronnen
Archieven
KCML 1.1, Etterbeek. Sint-Antonius van Paduakerk.
Publicaties en studies
COEKELBERGHS, D., JANSSENS, W., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant. Kanton Etterbeek, KIK, Brussel, 1978, p. 15.
Inventaire exhaustif des orgues en région bruxelloise, La Renaissance de l'Orgue, Brussel, 1992, p. 73.
Persartikels
BROU, W., “A Etterbeek…Saint-Antoine de Padoue” in Le Folklore brabançon, 226, 1980, pp. 177-183.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
KCML 1.1, Etterbeek. Sint-Antonius van Paduakerk.
Publicaties en studies
COEKELBERGHS, D., JANSSENS, W., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant. Kanton Etterbeek, KIK, Brussel, 1978, p. 15.
Inventaire exhaustif des orgues en région bruxelloise, La Renaissance de l'Orgue, Brussel, 1992, p. 73.
Persartikels
BROU, W., “A Etterbeek…Saint-Antoine de Padoue” in Le Folklore brabançon, 226, 1980, pp. 177-183.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest