Typologie(ën)
woning met kunstenaarsatelier
Ontwerper(s)
Antoine WIERTZ – schilder – 1850-1853
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2011-2013
id
Urban : 21432
Beschrijving
Voormalig atelier met woning en grote tuin, gebouwd i.o.v. de Belgische Staat door en voor kunstschilder Antoine Wiertz, 1850-1853. Sinds 1866 ingericht als museum, gewijd aan de schilder.
Geschiedenis
Antoine Wiertz (Dinant, 1806 – Elsene, 1865) was een schilder van historie-, genre- en portretstukken. Hij staat bekend om zijn monumentale doeken met veelal mythologische taferelen. Voorts was hij een begenadigd beeldhouwer en productief schrijver.
Reeds vanaf het eind van de jaren 1840 werd Wiertz geplaagd door de zoektocht naar een geschikte atelierruimte voor het maken van zijn grote werken. Met de moed der wanhoop richtte hij zich in 1850 tot Minister van Binnenlandse Zaken, Charles Rogier, om zijn atelier op kosten van de staat te laten oprichten. In ruil schonk hij een aantal van zijn grootse werken aan de staat. Volgens Wiertz kon het gebouw eveneens gebruikt worden als museum, tentoonstellingsruimte of atelier voor andere kunstenaars.
In juli 1850 werd een overeenkomst gesloten tussen Wiertz en de Staat. In ruil voor een drietal werken werd 30.000 fr. ter beschikking gesteld voor de bouw van het atelier. In 1851 kocht Wiertz het perceel aan de Vautierstraat aan. Ondanks het gebruik van goedkope materialen bleken de fondsen voor de voltooiing van het project algauw ontoereikend. Opnieuw in ruil voor een aantal werken van Wiertz maakte de staat in 1853 opnieuw een som vrij voor de voltooiing van het atelier. Twee jaar later was de ruwbouw zo goed als af, maar diende de afwerking (bepleistering, vloeren,…) nog worden aangevat. Naast de woning met achterliggend atelier liet Wiertz tegen de noordelijke atelierwand een folly plaatsen. Deze pseudo-ruïne was een vrije interpretatie van Wiertz van de Poseidontempel van Paestum.
Onderhoud van de woning en het atelier van Wiertz zouden sinds 1853 op de kosten van de staat gebeuren.
In 1861 werd een derde contract met de staat gesloten. Wiertz vreesde dat door verlenging van de rue Remorquer (huidige Wiertzstraat) zijn atelier ingesloten zou geraken door huizen. In ruil voor Le Phare de Golgothe kon hij de aanpalende grond kopen.
Vlak voor zijn dood, in 1865, maakte Wiertz duidelijk dat hij zijn volledige oeuvre aan de staat naliet, onder de uitdrukkelijke wens dat alle doeken in het atelier bleven. Bijna een jaar later besloot men het atelier toch als museum in te richten. De eerste conservator was Hendrik Conscience (zie ook gedenkplaat).
Tussen 1868 en 1872 kreeg het museum een nieuwe toegang, werd de woning aangepast voor de conservator en werd links de conciërgewoning gebouwd (huidige ingang). In 1872 ommuurde men de hoger gelegen tuin n.o.v. architect Willame. Een jaar later verdween een deel van nepruïne aan de noordelijke gevel van het atelier. Deze folly zou vermoedelijk reeds rond de jaren 1930 grotendeels verdwenen zijn, thans rest enkel overwoekerd fragment.
Sinds de bouw van het complex diende men voorturend aanpassing- en herstellingswerken door te voeren.
Beschrijving
Voormalige woning (A) met achterliggend atelier (B) en conciërgewoning (C) op groots perceel met ommuurd en beboomd park in landschappelijke stijl (D).
Het complex bevat het grootste deel van Wiertz creaties: bescheiden doeken tot monumentale werken, schetsen, aantekeningen, beeldhouwwerken, enz.
Rechthoekig hoofdvolume bestaande uit woning en atelier met bebouwde oppervlakte van 705 m².
Woning (A) met neoclassicistische inslag, met drie bouwlagen, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diep en onder plat zinken dak. Gevels in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Rechthoekige muuropeningen; in eerste twee bouwlagen per traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) binnen dezelfde nis en oorspronkelijk voorzien van luiken; centrale toegang, thans met houten portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen naar oorspronkelijk model.
Sober interieur met over drie bouwlagen, centrale circulatiezone met slechts één kamer aan weerzijden ervan. Atelier toegankelijk via kamers van benedenverdieping.
Atelier (B) opgevat als grote rechthoekige loods (ca. 36 x 15 m) onder afgevlakt zinken zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met lichtstroken in kunststof (voorheen glas). BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. buitenmuren met steunberen. Oorspronkelijk enkel poort aan zuidelijke muur, thans de toegang vanuit voormalige conciërgerie naar atelier.
Sober interieur. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren en parket in visgraatmotief onder houten ankerbalkgebinte met ijzeren trekkers. Naast poort naar conciërgerie, enkel vleugeldeur en kleinere deur naar voormalige woning. Bewaarde trompe-l'œilmuurschildering n.h.v. Wiertz: halfnaakte vrouw spiedend achter deurkier.
Voormalige conciërgewoning (C) in neoclassicistische stijl, thans hoofdingang tot het museum. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met luiken en vleugeldeur. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Achter conciërgewoning, enfilade van drie zenithaal verlichte kamers.
Park (D) met slingerende grindpaden en één restant van vroegere folly, met name tuinhuisje in vorm van afgeknotte zuil, maar thans volledig overwoekerd. Hoger gelegen tuin ommuurd en geritmeerd door geboste pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Smeedijzeren toegangshek tussen geblokte pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) verlenen via trappen toegang tot hoger gelegen voormalige conciërgewoning. Pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) oorspronkelijk bekroond met thans verdwenen siervazen.
Beschermd als monument (museum) en landschap (tuin) op 23.10.1997
Geschiedenis
Antoine Wiertz (Dinant, 1806 – Elsene, 1865) was een schilder van historie-, genre- en portretstukken. Hij staat bekend om zijn monumentale doeken met veelal mythologische taferelen. Voorts was hij een begenadigd beeldhouwer en productief schrijver.
Reeds vanaf het eind van de jaren 1840 werd Wiertz geplaagd door de zoektocht naar een geschikte atelierruimte voor het maken van zijn grote werken. Met de moed der wanhoop richtte hij zich in 1850 tot Minister van Binnenlandse Zaken, Charles Rogier, om zijn atelier op kosten van de staat te laten oprichten. In ruil schonk hij een aantal van zijn grootse werken aan de staat. Volgens Wiertz kon het gebouw eveneens gebruikt worden als museum, tentoonstellingsruimte of atelier voor andere kunstenaars.
In juli 1850 werd een overeenkomst gesloten tussen Wiertz en de Staat. In ruil voor een drietal werken werd 30.000 fr. ter beschikking gesteld voor de bouw van het atelier. In 1851 kocht Wiertz het perceel aan de Vautierstraat aan. Ondanks het gebruik van goedkope materialen bleken de fondsen voor de voltooiing van het project algauw ontoereikend. Opnieuw in ruil voor een aantal werken van Wiertz maakte de staat in 1853 opnieuw een som vrij voor de voltooiing van het atelier. Twee jaar later was de ruwbouw zo goed als af, maar diende de afwerking (bepleistering, vloeren,…) nog worden aangevat. Naast de woning met achterliggend atelier liet Wiertz tegen de noordelijke atelierwand een folly plaatsen. Deze pseudo-ruïne was een vrije interpretatie van Wiertz van de Poseidontempel van Paestum.
Onderhoud van de woning en het atelier van Wiertz zouden sinds 1853 op de kosten van de staat gebeuren.
In 1861 werd een derde contract met de staat gesloten. Wiertz vreesde dat door verlenging van de rue Remorquer (huidige Wiertzstraat) zijn atelier ingesloten zou geraken door huizen. In ruil voor Le Phare de Golgothe kon hij de aanpalende grond kopen.
Vlak voor zijn dood, in 1865, maakte Wiertz duidelijk dat hij zijn volledige oeuvre aan de staat naliet, onder de uitdrukkelijke wens dat alle doeken in het atelier bleven. Bijna een jaar later besloot men het atelier toch als museum in te richten. De eerste conservator was Hendrik Conscience (zie ook gedenkplaat).
Tussen 1868 en 1872 kreeg het museum een nieuwe toegang, werd de woning aangepast voor de conservator en werd links de conciërgewoning gebouwd (huidige ingang). In 1872 ommuurde men de hoger gelegen tuin n.o.v. architect Willame. Een jaar later verdween een deel van nepruïne aan de noordelijke gevel van het atelier. Deze folly zou vermoedelijk reeds rond de jaren 1930 grotendeels verdwenen zijn, thans rest enkel overwoekerd fragment.
Sinds de bouw van het complex diende men voorturend aanpassing- en herstellingswerken door te voeren.
Beschrijving
Voormalige woning (A) met achterliggend atelier (B) en conciërgewoning (C) op groots perceel met ommuurd en beboomd park in landschappelijke stijl (D).
Het complex bevat het grootste deel van Wiertz creaties: bescheiden doeken tot monumentale werken, schetsen, aantekeningen, beeldhouwwerken, enz.
Rechthoekig hoofdvolume bestaande uit woning en atelier met bebouwde oppervlakte van 705 m².
Woning (A) met neoclassicistische inslag, met drie bouwlagen, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diep en onder plat zinken dak. Gevels in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Rechthoekige muuropeningen; in eerste twee bouwlagen per traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) binnen dezelfde nis en oorspronkelijk voorzien van luiken; centrale toegang, thans met houten portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen naar oorspronkelijk model.
Sober interieur met over drie bouwlagen, centrale circulatiezone met slechts één kamer aan weerzijden ervan. Atelier toegankelijk via kamers van benedenverdieping.
Atelier (B) opgevat als grote rechthoekige loods (ca. 36 x 15 m) onder afgevlakt zinken zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met lichtstroken in kunststof (voorheen glas). BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. buitenmuren met steunberen. Oorspronkelijk enkel poort aan zuidelijke muur, thans de toegang vanuit voormalige conciërgerie naar atelier.
Sober interieur. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren en parket in visgraatmotief onder houten ankerbalkgebinte met ijzeren trekkers. Naast poort naar conciërgerie, enkel vleugeldeur en kleinere deur naar voormalige woning. Bewaarde trompe-l'œilmuurschildering n.h.v. Wiertz: halfnaakte vrouw spiedend achter deurkier.
Voormalige conciërgewoning (C) in neoclassicistische stijl, thans hoofdingang tot het museum. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met luiken en vleugeldeur. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Achter conciërgewoning, enfilade van drie zenithaal verlichte kamers.
Park (D) met slingerende grindpaden en één restant van vroegere folly, met name tuinhuisje in vorm van afgeknotte zuil, maar thans volledig overwoekerd. Hoger gelegen tuin ommuurd en geritmeerd door geboste pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Smeedijzeren toegangshek tussen geblokte pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) verlenen via trappen toegang tot hoger gelegen voormalige conciërgewoning. Pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) oorspronkelijk bekroond met thans verdwenen siervazen.
Beschermd als monument (museum) en landschap (tuin) op 23.10.1997
Bronnen
Publicaties en studies
BRAUMAN, A., DEMANET, M., Le Parc Léopold (1850-1950). Le Zoo, la cité scientifique et la ville, AAM, Brussel, 1985.
VAN SANTVOORT, L., Het 19de-eeuwse kunstenaarsatelier in Brussel (doctoraal proefschrift, sectie Kunstwetenschappen en Archeologie, VUB), Brussel, 1995-1996, volume A, nr. 1850/1.
Websites
Wiertzmuseum
Opmerkelijke bomen in de nabijheid