Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Albert DUMONT – architect – 1896-1904
Auguste HEBBELYNCK – architect – 1896-1904
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Monumentaal gemeentehuis in Franse renaissancestijl, n.o.v. arch. Albert Dumont in samenwerking met arch. Auguste Hebbelinck.
Geschiedenis. Naar het einde van de 19e eeuw was het gemeentehuis in het hart van de gemeente (zie Sint-Gillisvoorplein nr. 1, huidig politiecommissariaat) te klein geworden. Op 28.05.1896 besloot de gemeenteraad daarom in het hart van de nieuwe Zuidwijk een nieuw en waardig stadhuis te bouwen. Uit de twintig ontwerpen voor de architectuurwedstrijd koos men uiteindelijk Consilio manuque n.o.v. Albert Dumont (1853-1920).
De gemeenteraad keurde de plannen op 17.03.1898 goed en besteedde de werken op 01.11.1899 uit aan ondernemer Monnoyer. Reeds bij de aanvang der werken doken er stabiliteitsproblemen op. Het stadhuis zou immers boven een oude zavelgroeve verrijzen. De problemen werden verholpen door de linkervleugel op een betonraster te laten rusten, terwijl het belfort op een betonmassief zou steunen. De eerste steenlegging geschiedde op 02.09.1900. Het gebouw werd uiteindelijk op 24.07.1904 plechtig ingehuldigd. Een commissie, opgericht onder impuls van schepen Morichar, stond in voor de verfraaiing van de gevels met beelden en bas-reliëfs die allegorisch naar het gemeentelijk leven zouden verwijzen. Architect Dumont en kunstenaar Julien Dillens leidden de werken en coördineerden tevens de binneninrichting. Voor de financiering van het rijke interieur putte men uit het daartoe speciaal opgerichte Petermannfonds.
Het stadhuis is als monument beschermd sinds 08.08.1988. Tussen 1990 en 2002 werd het exterieur gerestaureerd onder leiding van arch. Paul Willems en G. Bedoret.
Grondplan. Het symmetrisch opgevat stadhuis is op een hellend terrein gebouwd. Haar symmetrische as valt samen met de stedenbouwkundige as die door de Paul De Jaerlaan en de Jef Lambeauxlaan wordt gevormd. Haar hoefijzervormig grondplan omsluit een binnenkoer die uitgeeft op het Maurice Van Meenenplein. De lange rechthoekige hoofdvleugel (A & B) ligt evenwijdig met de Savoiestraat. Het centraal rechthoekige paviljoen (A) bepaalt met haar risaliterende gevels het karakter van deze vleugel. Haar hoeken worden gevormd door telkens twee licht vooruitgeschoven paviljoenen, waarbij het ene naar de Savoiestraat (C) reikt, terwijl het andere (D) zich naar de aangrenzende straten wenden (Lombardije- en Arthur Diderichstraat). De koer wordt omsloten door twee gebogen zijvleugels (H) die aan het Van Meenenplein eindigen in vooruitgeschoven rechthoekige paviljoenen (J). In de hoek tussen de hoofdvleugel en de linker zijvleugel ligt het belfort. Het vormt het enige asymmetrische element van het gebouw en bepaalt het geheel.
Bouwmaterialen. De ruwbouw en haar gevelbekleding onderscheiden zich door de aangewende materialen. De ruwbouw bestaat uit de combinatie van traditionele materialen als hardsteen en lokale baksteen en moderne materialen als metalen lateien en gewapend beton. De gevels zijn daarentegen bekleed met Boomse baksteen, Savonnières- en Euvillesteen en roze Vogezen graniet. Aan de koerzijde zijn de gevels volledig in natuursteen: benedenverdieping in Savonnières afgewisseld met granieten banden, soms in bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., uitwaaierend boven boogvormige openingen; verdiepingen volledig in Savonnières. Deze gevels worden verfraaid door talrijke standbeelden in Carrarra-marmer of Euville-steen. De zij- en achtergevels hebben een minder rijke afwerking en kenmerken zich door de overvloedig gebruikte Boomse baksteen. Ze worden verlevendigd door witstenen banden of graniet op de benedenverdieping. De metalen dakspanten dragen de leien daken. De ramen zijn overwegend in hout, enkel aan de Savoiestraatzijde zijn ze in metaal.
Algemene opbouw. Over het algemeen worden de opstanden homogeen behandeld. Enkel de gevels aan de koer zijn rijker uitgevoerd, in het bijzonder deze van het centraal paviljoen (A), de vooruitgeschoven paviljoenen (J) en de bekroning van het belfort (E). De gevels hebben twee bouwlagen. Het centraal paviljoen is echter hoger en heeft een derde bouwlaag. Door het hellende terrein wordt de sokkel, naar het Van Meenenplein toe, steeds hoger. De muuropeningen zijn meestal rechthoekige en hebben op de benedenverdieping soms een middenstijl. Op de verdiepingen worden de kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. meestal geflankeerd door Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. of zuilen. De gevels worden bekroond door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met een doorlopende blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Het gebouw wordt grotendeels door steile zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. afgedekt. Enkel de beeldbepalende volumes hebben een paviljoendak met sierlijke vorstkammenKamvormige, geajoureerde bekroning in steen of metaal op de nok van een dak. en makelaars1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant. in zink. De zoldersRuimte onder het dak. worden verlicht door grootse dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. in Euvillesteen met een rechthoekige vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. meestal tussen Corinthische pilarenVrijstaande ondersteuning van een boog of hoofdgestel in de vorm van een ronde, vierkante of polygonale pijler. en onder een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met akroterieVersieringsmotief, op de hoek - in mindere mate op de top - van het hoofdgestel; vaak in de vorm van een palmet of griffioen.. Hoger in het dak bevinden zich houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en bakstenen schoorstenen met witstenen hoekblokken. De daknok wordt afgedekt door een zinken slab. De achtergevel volgt dezelfde thema's als de voorgevel, maar in een sobere variant: dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. en zuilen komen minder voor, terwijl de muuropeningen een vereenvoudigde overkraging kennen. De meeste dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. zijn hier bijvoorbeeld in hout uitgevoerd.
Opstand van de hoofdvleugel aan de koerzijde. Het centrale paviljoen (A) van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt geflankeerd door vleugels (B) van telkens vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Het paviljoen heeft op de benedenverdieping een imposante voorbouw met wagenhal en centrale eretrap. De licht vooruitspringende verdiepingen van het paviljoen worden gekenmerkt door een superpositie van de Ionische orde op de eerste verdieping en de Corinthische orde op de volgende verdieping. Centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) worden op de eerste verdieping geflankeerd door telkens een deur met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. onder ovaal medaillonRonde of ovale cartouche.. De gevel wordt centraal bekroond door een groots uitgewerkt dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met tweelicht onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Boven het frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. staan panelen met respectievelijk het opschrift “Hotel de Ville” en het wapenschild van de gemeente. Het dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. wordt uiteindelijk bekroond door een vergulde bronzen adelaar van Alfred-Egide Crick op een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..
Achterzijde van de hoofdvleugel. Het centraal paviljoen (A) herhaalt hier grotendeels, maar sober, de gevelopstand van haar koerzijde. Haar drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bevatten een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. tussen klimmende drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op de benedenverdieping, rondboogvormige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. op de verdiepingen en rechthoekige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op de laatste verdieping. Het centrale stenen dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. is hier minder gedecoreerd. De risaliterende zijtraveeën worden bekroond door een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en hebben op de begane grond een deur onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op de verdiepingen. Het hoofdpaviljoen wordt geflankeerd door inspringende vleugels, telkens voorafgegaan door een lager volume en een koer. Dit volume heeft twee lagere bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een dakterras afgesloten door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Tegen het hoofdpaviljoen rijst boven dit terras een toren van twee bouwlagen uit. De toren wordt bekroond door een rotonde van Corinthische pilarenVrijstaande ondersteuning van een boog of hoofdgestel in de vorm van een ronde, vierkante of polygonale pijler. onder een kegelvormig dak met makelaar1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant.. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder de toren is licht gebombeerdGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont..
De hoeken van de hoofdvleugel worden benadrukt door telkens twee licht vooruitgeschoven paviljoenen, waarbij het ene paviljoen naar de Savoiestraat (C) reikt, terwijl het andere (D) zich naar de aangrenzende straten wenden (Lombardije- en Arthur Diderichstraat). Hun belangrijkste gevels tellen telkens drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en hebben een dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. boven hun middenrisaliet. De paviljoenen aan de zijstraten (D) onderscheiden zich op de verd. door hun ritmerende Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en hun twee beeldnissen. Deze paviljoenen hebben twee zijgevels: één langs de gebogen zijvleugels, met twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarvan de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. bekroond wordt door een stenen dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. en een andere zijgevel langs de Savoiestraat van drie smalle traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rondboogvensters op de verdiepingen.
De gebogen zijvleugels. Waar deze vleugels (H) loodrecht aansluiten op de hoofdvleugel bevinden zich de overhoeks geplaatste rondboogvormige toegangsportieken (F). De vleugels hebben aan de koerzijde zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Aan de straatzijde leiden toegangswegen tussen de vleugels en hun evenwijdige granieten keermuren naar de korfboogvormige kelderingangen. De straatgevels van de zijvleugels worden gekenmerkt door alternerende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Hun risaliterende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn volledig uit steen en worden op de verdiepingen geflankeerd door Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. De andere traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bestaan uit Boomse baksteen met granieten banden op de benedenverdieping en Savonnières-hoekblokken op de verdiepingen.
De overgang van de gebogen vleugels naar de voorbouwen worden aan de koer telkens benadrukt door een fijn torentje (I). Op haar verdieping vindt men allegorische bas-reliefs: links de Vruchtbaarheid van Jean-Marie Hérain en rechts de Rijkdom van édouard Roskam. Het torentje wordt bekroond door een Corinthische rotonde en kegelvormig dak met daklantaarn en ovale œil-de-bœufs.
De voorbouwen. Beiden (J) bestaan uit twee gevels van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): één gevel aan de koerzijde, de andere aan de pleinzijde, met een bijkomende blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. zijgevel. De twee gevels hebben op de verdiepingen een ingeschreven Ionische colonnadeZuilenrij met hoofdgestel.. Aan de koerzijde zijn de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdiepingen eerder sober uitgevoerd en worden ze bekroond door een medaillonpaneel. Aan het plein bevat de sokkel een centrale deur onder een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Op de verdiepingen wordt het centraal kruisvensterVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. geflankeerd door beeldnissen onder rechthoekige panelen met de opschriften “ANNO” en “1904”. Beide gevels hebben een hoog en breed uitgewerkt dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met bekronend aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning.. Aan de pleinzijde bevinden zich op deze aediculaeVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning. verguld bronzen vogels: links een haan van Joseph Baudrenghien en rechts een uil van égide Rombaux.
Het belfort. De laatste risaliterende traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de linkse gebogen zijvleugel vormt de sokkel van het belfort (E). Op de benedenverdieping bevindt zich haar rondboogvormige toegang. De eerste verdieping bestaat uit Savonnières- en Euvillebanden, terwijl haar attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. een rechthoekige erkertje ondersteunt. Daarboven verrijst het elegante bakstenen belfort van drie bouwlagen met belijnende kordons, ritmerende lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en hoekstenen. Het wordt bekroond door een geribde koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. op een achthoekige tamboerTrommel; ringvormige of polygonale onderbouw waarop een koepel rust. met daklantaarn en makelaar1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant.. De overgang tussen de vierkante kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met haar balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en de achthoekige tamboerTrommel; ringvormige of polygonale onderbouw waarop een koepel rust. wordt verzorgd door luchtbogen en verlevendigd door wijzerplaten en verguld bronzen engelen van Léon Vogelaar.
Het torentje aan de rechter zijvleugel. Dit torentje (G) vormt de tegenhanger van het belfort en bevindt zich eveneens in de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de zijvleugel. Op de benedenverdieping vinden we haar rondboogvormige toegangsdeur. Boven de tweede verdieping wordt de toren overhoeks ingesnoerd tot een achthoekig torentje met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder een achthoekige leien koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met makelaar1. Versiering op de nok van een dak in de vorm van een decoratieve metalen, terracotta of houten stang; - 2. Middenstijl van een dakspant..
De standbeelden. De gevels worden door talrijke beelden verrijkt.
Het hoofdpaviljoen (A) aan de koerzijde: de aanzet van de eretrap wordt geflankeerd door bronzen gebeeldhouwde voeten van verdwenen lantaarns van Auguste Puttemans. Op de eerste verdieping vinden we allegorische Carrara-marmer beelden: de Arbeid en het Recht van Julien Dillens en het Onderwijs en de Gerechtigheid van Jacques de Lalaing. De attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. wordt bekroond door vier Euville-beelden: de Solidariteit van Victor Rousseau, de Openbare Gezondheid van Pierre-Jean Braecke, de Openbare Veiligheid van Jean-Baptiste De Keyzer, de Financieën van Désiré Weygers, de Openbare Dienstverlening van Léandre Grandmoulin en de Wederkerigheid van Alphonse de Tombay.
Centraal op de binnenkoer staat het bronzen beeld “de Godin van Bocq” van Jef Lambeaux.
De voorbouwen (J) aan de pleinzijde: Euville-standbeelden in de nissen: links de Kunst van Isidore-Liévin De Rudder en de Wetenschap van Charles Samuel en rechts de Industrie van Henri Boncquet en de Handel van Arsène Matton. Boven de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.: links het Gas van Fernand Schirren en het Water van Godefroid De Vreese en rechts het Tramwezen van Jacques Marin, het Moederschap en de Kinderbescherming van Eugène Canneel en de Elektriciteit van Paul Dubois. Op de sokkel vinden we naast bronzen oorlogsherdenkingsplaten, links een herinneringsplaat aan burgemeester M. Van Meenen van Paul Stoffyn.
Aan de ingang van beide torens (E & H) van de zijvleugels vinden we links de bronzen Brandweerman van Victor De Haan en rechts de bronzen arbeider van Paul Stoffyn.
In de nissen van de hoekpaviljoens (D) vinden we Chauvigny-Trésorsteen beelden met links de Literatuur en de Wetenschap van Alphonse de Tombay en rechts de Schilderkunst en de Beeldhouwkunst van Paul Dubois.
Interieur. Hoofdpaviljoen: wagenhal met witstenen beelden in nissen van Isidore-Liévin De Rudder, toegankelijk via smeedijzeren poorten met “S(int-)G(illis)” monogram; er achter liggende grote erehal met links en rechts inhuldigingspaneel; aanzet eretrap geflankeerd door marmeren beeldgroepen de Kracht en de Bedachtzaamheid van Isidore-Liévin De Rudder, op eerste bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. de Wellust, marmeren beeld van Jef Lambeaux; bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd plafond met centrale allegorie op de Waarheid, de Goedheid en de Schoonheid door vader en zoon Cluysenaer; kooflijst met de Vier Seizoenen en allegorische muurschilderingen de Kracht en de Sereniteit van Albert Ciamberlani; beschilderde cassetteplafonds met de Nijverheid en de Handel van Jacques de Lalaing; gebrandschilderde wapenschilden van Brabant en Sint-Gillis; op eerste verdieping bustes van verschillende burgemeesters van Sint-Gillis van Charles Samuel, Gustave De Vreese, Eugène Canneel.
Gelijkvloers toegankelijk via portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in oksel van de vleugels; portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. gedomineerd door granieten zuil en gestuct plafond.
In rechtervleugel is traphal naar eerste verdieping ondergebracht met gedenkteken aan Albert Dumont van Paul Wissaert, twee marmeren gedenkplaten aan slachtoffers Wereldoorlogen, plaasteren beeldengroep van Lucien Cousin.
Eerste verdieping met voornaamste zalen en kabinetten. Centraal de Grote Hal, thans de Europazaal, naar de wapenschilden van de verschillende zustersteden; eclectische ruimte met parket onder beschilderd tongewelf van Omer Dierickx met centraal allegorie op de democratie namelijk De Vrijheid die op de Mens uitstraalt en voorstelling van de Vier Seizoenen; wapenschilden van Brabant, België en Sint-Gillis op pendanten; boven ingang raadzaal (rechts) Minerva en in tympaan De Raad der Wijzen; boven ingang trouwzaal (links) allegorie op het Huwelijk en in tympaan Venus zendt Amor naar de Aarde.
Trouwzaal (links): neoclassicistisch interieur met meubilair uit Cubaans (acajou-)hout; houten parket, onvoltooide plafondschildering van Fernand Khnopff met o.a. centrale voorstelling van de Dierenriem gedragen door Dag en Nacht, naast andere allegorieën zoals de Vier Seizoenen, de Man, de Vrouw en de Vier Elementen; (verbleekte) zijden wandbespanning n.o.v. het echtpaar Isidore-Liévin De Rudder met voorstellingen verwijzend naar het huwelijk, namelijk de Verloving, het Huwelijk en de Familie en verwijzingen naar het huwelijksleven het Werk, de Vrije Tijd, de Rust en het Begin en het Einde van het Leven. Achterliggende zuilengalerij met mozaïekvloer en olie op doek, namelijk de Lente en de Zomer, gesigneerd émile Fabry, 1922.
Raadzaal (rechts): eiken lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en meubilair in Franse renaissancevormgeving; houten parket; bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd cassetteplafond; verhalende fresco's over het ontstaan en evolutie van Sint-Gillis van Eugène Broerman, namelijk de Stad in de Duinen, de Terugkeer na het Zaaien, de Oogst en allegorie op de ontplooiende stad); gebrandschilderde wapenschilden van de verschillende gemeenten van de Brusselse agglomeratie. Achterliggende zuilengalerij met mozaïekvloer en olie op doek, namelijk de Herfst en de Winter, gesigneerd émile Fabry, 1922.
Linkervleugel: circulatieruimte met museale uitstalling van o.a. giften aan gemeente. Aansluitend Cereszaal met imposant marmeren (sarancolin, Groene Campan en Pyrenees) schoorsteen van Acker, Egide Rombaux en Evrard met Ceresstandbeeld van Egide Rombaux, verguld reliëf met Lena en de Zwanen boven schouwmond van Egide Rombaux en Georges Houtstont.
Rechtervleugel: traphal met schilderijen van o.a. Antoine Wiertz, Alfred Cluysenaar, Léopold Speeckaert. Sectiezaal met meubels en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in satiné rubané. Collegezaal met lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in satiné rubané en tamarindehout. Kabinet van de Burgemeester met meubels en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in amarant (acajouhout van Cayenne); schouwmantel met bronzen ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. in Lodewijk XV-stijl en Lodewijk XVI-garnituur in brons en marmer.
Bronnen
GASG/OW (niet geklasseerd fonds).
Cercle d'histoire et de documentation de Saint-Gilles.
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
BERNIER, F., Monographie de Saint-Gilles-lez-Bruxelles, P. Weissenbruch, Brussel, 1904, pp. 73-90.
DE KEYSER, G., Les dossiers de l'urbanisme de Saint-Gilles, Commune de Saint-Gilles, 1996, pp. 22-33.
Kunst en openbaar erfgoed, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, Sprimont, 1999, pp. 40-47.
Séance inaugurale de l'hôtel de ville, 24 juillet 1904, Commune de Saint-Gilles-lez-Bruxelles, Huysmans, 1904.
Stedelijke en architecturale gehelen in Sint-Gillis, Dienst monumenten en landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gemeente Sint-Gillis, 1999, pp. 16-17.
STYNEN, H., (o.l.v.), Het huis in het midden: gemeentehuizen van de Brusselse agglomeratie, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1988 (Monografieën Bouwkundig Erfgoed; 4), pp. 95-103.
Tijdschriften
Bulletin CRMS, 1875, XIV, p. 264 ; 1881, XX, p. 251 ; 1899, XXXVIII, p. 130 ; 1903, XLII, p. 220 ; 1904, XLIII, p. 19 ; 1905, XLIV, pp. 64, 92 ; 1909, XLVIII, pp. 17, 33 ; 1911, L, pp. 57, 83, 165.
OGONOVSZKY-STEFFENS, J., ‘ La décoration murale de la cage d'escalier d'honneur de l'Hôtel de ville de Saint-Gilles exécutée par Albert Ciamberlani ', Cahiers bruxellois, t. XXVIII, 1987, pp. 85-107.
L'Émulation, 1903, kol. 91-93.
‘ Maison communale de Saint-Gilles (Bruxelles) ', L'Émulation, 1906, pl. 1-6.
‘ Maison communal de St-Gilles, ensemble du plafond de la salle des pas-perdus au 1er étage, peinture décorative par Omer Dierickx ', L'Émulation, 8, 1909, pl. 44-45.
DHUICQUE, E., ‘ Albert Dumont ', L'Émulation, 2, 1921, pp.17-25, pl. 3.
‘ Les peintures décoratives de Ciamberlani à l'Hôtel Communal de Saint-Gilles ', Tekhné, 7, 1911, pp. 77-79.
PREST, P., ‘ Les lampadaires d'A. Puttemans à l'Hôtel Communal de Saint-Gilles ', Tekhné, 80, 1912, pp. 813-814.
Websites
De kunstenaars van het stadhuis