Typologie(ën)
herenhuis
architectenwoning
architectenwoning
Ontwerper(s)
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Eclectisme
Neogotiek
Neo-Vlaamse renaissance
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2007-2009
id
Urban : 19082
Beschrijving
EclectischVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. herenhuis met referenties naar Italiaanse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz., 1872-1897; persoonlijke woning van arch. Paul Saintenoy (1862-1952).
De architect kocht de woning uit 1872 van wisselagent Ferdinand Grosjean in 1897. In datzelfde jaar paste Paul Saintenoy de gevel aan en breidde het huis achteraan uit met een aanbouw. De tuin reikte oorspronkelijk tot aan de Mercelisstraat, maar werd in 1954 verkaveld en dichtgebouwd (Mercelisstraat nr. 56 en 58). De familie Saintenoy bleef het huis bewonen tot aan het overlijden van Paul Saintenoy in 1952. Sinds 1956 is het eigendom van de vzw ‘Mission catholique hongroise'.

Witstenen voorgevel (24 m) met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Drie eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder leien mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met œils-de-bœufKleine ronde, ovale of achthoekige dakkapel; meestal in zink., vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond door paviljoendakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. met eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en atelierraam in noordelijke zijde; Italiaanse invloed merkbaar in behandeling van venster- en poortomlijstingen. Vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) sober opgevat met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en gedeeltelijk onder plat dak. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard: ramenVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met (paars gekleurd) glas tussen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd.. In toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. mogelijks 18e eeuwse gerecupereerde smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal..
Achtergevel met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met eenvoudige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Links uitbouw van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diep; in tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed balkon met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Ornamentiek van achtergevel vergelijkbaar met straatgevel, uitbouw weliswaar in baksteen met simili-banden en overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... ; glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op benedenverdieping. Klein terras afgezoomd met Korinthische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. (recuperatie).

Interieur.
Het interieur weerspiegelt de stijlpluraliteit en interesses van de veelzijdige (restauratie)architect. Paul Saintenoy gold rond 1900 als één van vertegenwoordigers van de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. (zie Old England, 1899), maar legde zich evenzeer toe op historiserendeArchitectuurstrekking (ca. 1850 - 1914) die bijna letterlijk stijlen uit het verleden herneemt, zoals gotiek, renaissance,... architectuur (zie Apotheek Delacre, 1895). Als pleitbezorger van oude Brusselse architectuur trad hij onder meer ook op als restauratie-architect voor bijvoorbeeld het Ravensteinhof (1899). Dit interieur bevat niet enkel stijlreferenties, maar ook tal van gerecupeerde bouwmaterialen uit inmiddels gesloopte Brusselse woningen.
Grote hal met klassieke bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). leidt rechtstreeks naar tuin, rechts naar grootse gewelfde kelder (ca. 150 m²) met keuken, dienstruimtes en diensttrap; verder toegang tot iets hoger gelegen gang. Deze geeft uit op traphal, bibliotheek, groot salon en eetkamer; allen met houten vloer en Hongaars eikenhouten deuren met koperen art-nouveaubeslag.
Gang met houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met mechanisch wandweefsels en kleurrijk cassettenplafond.

Traphal met rondboogportiek met centrale pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in neorenaissancestijl; links bordestrap in Lodewijk XIII-stijl met rococotrappaal met voorstelling van St.-Michiels, naar verluidt gerecupereerd uit afgebroken huis in de Zandstraat; rechts onder eerste bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. gerecupereerde Vlaamse renaissancedeuren en -omlijsting; op eerste trapbordes deels gerecupereerde 16de eeuwse paneeldeur met monogram ‘P' en ‘F' en uitgesnedenVerdiept aanbrengen, beitelen,… (onleesbare) tekst; ter hoogte van tweede bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. met plaasteren St.-Michiels met draak, voorstudie van het door de architect ontworpen Paleis van de Stad Brussel voor de wereldtentoonstelling te Brussel van 1897, en rondboogvenster gedeeltelijk gevuld met glas-in-loodraam in art-nouveaustijl getekend, “Evaldre, Bruxelles”.
Eetkamer (voorzijde) met manshoge lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en pseudocassettengewelf met renaissancegrisailles op imitatiegoudleer.

Bibliotheek (achteraan) met neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. balkenzoldering; moerbalk op gebeeldhouwde kraagstenen in vorm van zittende mansfiguren; doorlopend art-nouveaufries met verwijzingen naar architectuur (passer, tekendriehoek, schietlood, …) en in overhoekse bovenhoek voorstelling van smid.
Groot salon met vergelijkbaar plafond met gebeeldhouwde kraagstenen, fraaie parketvloer en schitterend art-nouveauglasraam, ‘l'ondine enigmatique', geïnspireerd op ‘la vague' van Privat Livemont en uitgevoerd door Raphaël Evaldre.
Op verdieping: ouderlijke slaapkamer en badkamer thans respectievelijk kapel en sacristie, een salon in neorenaissanceArchitectuurstijl (ca. 1860-1914) die zich inspireert op de renaissance, een kunststroming ontstaan in het Italië van de 15e eeuw en die er o.m. op gericht was de bouwkunst van de Grieks-Romeinse oudheid te doen herleven. en enkele kinderkamers.
Onder het dak noordelijk gericht atelier met breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., dienstkamers en waterreservoir.
Beschermd op 2.07.1992.
De architect kocht de woning uit 1872 van wisselagent Ferdinand Grosjean in 1897. In datzelfde jaar paste Paul Saintenoy de gevel aan en breidde het huis achteraan uit met een aanbouw. De tuin reikte oorspronkelijk tot aan de Mercelisstraat, maar werd in 1954 verkaveld en dichtgebouwd (Mercelisstraat nr. 56 en 58). De familie Saintenoy bleef het huis bewonen tot aan het overlijden van Paul Saintenoy in 1952. Sinds 1956 is het eigendom van de vzw ‘Mission catholique hongroise'.

Witstenen voorgevel (24 m) met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Drie eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder leien mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met œils-de-bœufKleine ronde, ovale of achthoekige dakkapel; meestal in zink., vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond door paviljoendakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. met eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en atelierraam in noordelijke zijde; Italiaanse invloed merkbaar in behandeling van venster- en poortomlijstingen. Vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) sober opgevat met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en gedeeltelijk onder plat dak. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard: ramenVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met (paars gekleurd) glas tussen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd.. In toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. mogelijks 18e eeuwse gerecupereerde smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal..
Achtergevel met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met eenvoudige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Links uitbouw van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diep; in tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed balkon met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Ornamentiek van achtergevel vergelijkbaar met straatgevel, uitbouw weliswaar in baksteen met simili-banden en overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... ; glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op benedenverdieping. Klein terras afgezoomd met Korinthische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. (recuperatie).

Interieur.
Het interieur weerspiegelt de stijlpluraliteit en interesses van de veelzijdige (restauratie)architect. Paul Saintenoy gold rond 1900 als één van vertegenwoordigers van de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. (zie Old England, 1899), maar legde zich evenzeer toe op historiserendeArchitectuurstrekking (ca. 1850 - 1914) die bijna letterlijk stijlen uit het verleden herneemt, zoals gotiek, renaissance,... architectuur (zie Apotheek Delacre, 1895). Als pleitbezorger van oude Brusselse architectuur trad hij onder meer ook op als restauratie-architect voor bijvoorbeeld het Ravensteinhof (1899). Dit interieur bevat niet enkel stijlreferenties, maar ook tal van gerecupeerde bouwmaterialen uit inmiddels gesloopte Brusselse woningen.
Grote hal met klassieke bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). leidt rechtstreeks naar tuin, rechts naar grootse gewelfde kelder (ca. 150 m²) met keuken, dienstruimtes en diensttrap; verder toegang tot iets hoger gelegen gang. Deze geeft uit op traphal, bibliotheek, groot salon en eetkamer; allen met houten vloer en Hongaars eikenhouten deuren met koperen art-nouveaubeslag.
Gang met houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met mechanisch wandweefsels en kleurrijk cassettenplafond.

Traphal met rondboogportiek met centrale pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in neorenaissancestijl; links bordestrap in Lodewijk XIII-stijl met rococotrappaal met voorstelling van St.-Michiels, naar verluidt gerecupereerd uit afgebroken huis in de Zandstraat; rechts onder eerste bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. gerecupereerde Vlaamse renaissancedeuren en -omlijsting; op eerste trapbordes deels gerecupereerde 16de eeuwse paneeldeur met monogram ‘P' en ‘F' en uitgesnedenVerdiept aanbrengen, beitelen,… (onleesbare) tekst; ter hoogte van tweede bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. met plaasteren St.-Michiels met draak, voorstudie van het door de architect ontworpen Paleis van de Stad Brussel voor de wereldtentoonstelling te Brussel van 1897, en rondboogvenster gedeeltelijk gevuld met glas-in-loodraam in art-nouveaustijl getekend, “Evaldre, Bruxelles”.
Eetkamer (voorzijde) met manshoge lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en pseudocassettengewelf met renaissancegrisailles op imitatiegoudleer.

Bibliotheek (achteraan) met neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. balkenzoldering; moerbalk op gebeeldhouwde kraagstenen in vorm van zittende mansfiguren; doorlopend art-nouveaufries met verwijzingen naar architectuur (passer, tekendriehoek, schietlood, …) en in overhoekse bovenhoek voorstelling van smid.
Groot salon met vergelijkbaar plafond met gebeeldhouwde kraagstenen, fraaie parketvloer en schitterend art-nouveauglasraam, ‘l'ondine enigmatique', geïnspireerd op ‘la vague' van Privat Livemont en uitgevoerd door Raphaël Evaldre.
Op verdieping: ouderlijke slaapkamer en badkamer thans respectievelijk kapel en sacristie, een salon in neorenaissanceArchitectuurstijl (ca. 1860-1914) die zich inspireert op de renaissance, een kunststroming ontstaan in het Italië van de 15e eeuw en die er o.m. op gericht was de bouwkunst van de Grieks-Romeinse oudheid te doen herleven. en enkele kinderkamers.
Onder het dak noordelijk gericht atelier met breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur., dienstkamers en waterreservoir.
Beschermd op 2.07.1992.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 21-123; 230-56; 230-58.
GAE/DS 21-123; 230-56; 230-58.
Publicaties en studies
DE KUN, N., Cahiers de l'hôtel Saintenoy, 4 tome, 1994.
NÉMETH, F., The House of Paul Saintenoy, hotel Saintenoy, memoir M. SC. Degree in architecture, KUL, 1992.
Tijdschriften
DULIÈRE, C., ‘Het huis Saintenoy', in: De woonstede door de eeuwen heen, 76, Brussel, 1987, pp. 80-83.
KALLAY, O., ‘L'Hôtel Saintenoy – la Maison Hongroise', in: Maisons d'hier et d'aujourd'hui, 123, Brussel, 1999, pp. 31-36.
Andere
DULIÈRE, C., Classement éventuel de l'immeuble 123 rue de l'Arbre-Bénit, Commission royale des Monuments et Sites, Brussel, 1987.