Typologie(ën)

kerk/kathedraal/basiliek

Ontwerper(s)

Jules Jacques VAN YSENDIJCKarchitect1894-1895

Fernand SYMONSarchitect1907-1908

Jacques FRANCQUARTarchitect1621-1642

Julien DE RIDDERarchitect1934

Juridisch statuut

Beschermd sinds 10 november 1955

Stijlen

Neobarok
Barok

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2005-2007

id

Urban : 16985
lees meer

Beschrijving

De kerk in (neo-)barok is westelijk georiënteerd en ligt in het perspectief van de Baljuwstraat, op de grens van de gemeentes Elsene en Sint-Gillis. Ze werd in twee fasen gebouwd: van 1894-1895 naar plannen van de architect Jules Jacques Van Ysendyck en van 1907-1908 naar plannen van de architect Fernand Symons. De gevel van begin 17e eeuw is afkomstig van de voormalige augustijnenkerk.

Augustijnenkerk
Kerk in Brabantse barok, tussen 1621 en 1642 gebouwd door architect Jacques Francquart (1583-1651) op vraag van de augustijnenorde (sinds 1589 in Brussel gevestigd), en verbonden met het kloostergebouw in de Wolvengracht dat naar plannen van dezelfde architect tussen 1610 en 1615 werd gebouwd.
Jacques Francquart keerde na een verblijf in Rome in 1608 naar Brabant terug en vestigde zich in Brussel waar hij in opdracht van Albrecht en Isabella werkte en in 1616 de bouw van de jezuïetenkerk (gesloopt in 1812) op zich nam. In zijn werk koppelde hij op een eigenzinnige manier de traditionele Brabantse stijl aan de Italiaanse barok. Dit persoonlijke idioom komt in de gevel van de augustijnenkerk tot uiting door de introductie van een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. die de verticaliteit benadrukt ten koste van de horizontale renaissancistische lijnen (kordons, sierlijsten).

Grondplan van de augustijnenkerk (Des Marez, G., 1921, p. 241) vergeleken met het grondplan van de Drievuldigheidskerk, waarbij de verschillende bouwfasen zijn aangegeven (Tekening van architect De Ridder, 1972, Archief van de kerkfabriek van de Drievuldi

Het grondplan bestond uit drie beuken. De hoofdbeuk was van de zijbeuken gescheiden door scheibogen op Dorische zuilen. De zijbeuken eindigden in twee rechthoekige kapellen. Het schip eindigde in een diep koor met een veelhoekige apsis. De kerk had geen dwarsbeuk.

De kerk werd in 1796 gesloten door de revolutionaire troepen, maar heropende in 1805 haar deuren. Ze werd in 1816 onder het Hollandse bewind van het huis Oranje-Nassau omgevormd tot protestantse kerk en kreeg na de Brabantse Omwenteling talrijke bestemmingen: theaterzaal, tentoonstellingszaal, postkantoor. In 1892 werd besloten om de kerk te slopen voor de aanleg van het Brouckèreplein die kaderde in de stedenbouwkundige campagne voor de aanleg van de grote lanen in Brussel. De kerk werd in 1893-1894 gedemonteerd.

Geschiedenis
Van in het begin voorzag het bij K.B. van 20.02.1864 goedgekeurde rooilijnenplan betreffende de aanleg van de straten en pleinen op het grondgebied tussen de Louizalaan, de Waterloosesteenweg en de Charleroisesteenweg, in de bouw van een katholieke kerk in het hart van de nieuwe Tenboswijk. Aanvankelijk werd als locatie voor deze kerk het huidige Albert Leemansplein gekozen. Uiteindelijk werd ze gebouwd op de kruising van de Franz Merjaystraat en de Hervormingsstraat en dit met de steun van een comité voorgezeten door baron Victor d'Huart die op 20.05.1881 een overeenkomst tekende met de bankier Georges Brugmann, eigenaar van meerdere hectaren grond in de wijk. Om de waarde van zijn gronden te verhogen, steunde Georges Brugmann, die zelf weliswaar protestant was, de bouw van de nieuwe kerk. Ze werd op voorstel van het comité gewijd aan de Heilige Drievuldigheid, die zowel bij de protestanten als de katholieken het voorwerp is van een dogma.

Drievuldigheidskerk, hoofdingang (foto 2007).

Bij K.B. van 25.03.1886 werd de kerk tot parochiekerk gepromoveerd. Al snel werd ze te klein door de sterke demografische groei van de wijk (zie Hervormingsstraat). Na talrijke debatten over de locatie van een nieuwe kerk, besliste de regering over de kwestie door toestemming te geven voor de aankoop van een bouwgrond in het verlengde van de Baljuwstraat. Ze keurde tevens het voorstel goed van minister Auguste Beernaerts om in de nieuwe parochiekerk de gevel van de voormalige augustijnenkerk die gesloopt zou worden, te integreren. Door een overeenkomst van 06.01.1893, stond de staat, die eigenaar was van het monument, de gevel ervan gratis af aan de kerkfabriek van de Drievuldigheidskerk.

De plannen voor het nieuwe gebouw, goedgekeurd bij K.B. van 15.04.1893, werden toevertrouwd aan architect J. J. Van Ysendyck. Deze leerling van Eugène Viollet-le-Duc, die aan talrijke restauratieprojecten meewerkte, was tevens de belangrijkste vertegenwoordiger van de historiserende stroming van de tweede helft van de 19e eeuw in Brussel.

De bouw van de Drievuldigheidskerk verliep in twee fasen. De eerste campagne duurde van 1894 tot 1895. De plannen van architect J. J. Van Ysendyck voorzagen in het hergebruik van de gevel, de recuperatie van talrijke stenen elementen en grafmonumenten en een getrouwe overname van het barokke grondplan van de augustijnenkerk. Dit was een van de eerste keren dat in Brussel delen van een te slopen gebouw werden gedemonteerd om te worden opgenomen in een nieuw gebouw dat het volume en de bestemming van het oorspronkelijke gebouw respecteert. Bij de inhuldiging op 30.04.1895 was de kerk slechts half afgewerkt, want de kerkfabriek had te kampen met financiële problemen. Het gebouw achter de gevel van J. Francquart bestond uit drie beuken van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een provisorisch koor.

Zicht op de Drievuldigheidskerk vanaf de Baljuwsstraat, voor de aanleg van het voorplein, ca. 1897 ([i]Mémoire d’Ixelles[/i], 63-64, 1996, p. 43).

De tweede bouwcampagne had plaats tussen 1907 en 1908. In 1903 belastte de kerkfabriek architect Fernand Symons met de voltooiing van de kerk en de aanpassing van de oorspronkelijke plannen door de toevoeging van een dwarsbeuk.

Met het geld van talrijke schenkingen werden de bakstenen zijgevels van de kerk in 1918 bekleed met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen..

In 1933 vestigde de Belgische Vereniging der leden van de soevereine militaire hospitaalorde van Sint Jan van Jeruzalem (ook bekend als de Orde van Malta), voorgezeten door prins Étienne de Croy, officieel haar zetel in de Drievuldigheidskerk. De orde verfraaide de kerk met opmerkelijke glas-in-loodramen met de wapens van de ridders (dwarsbeuk en koor) en liet in 1934 een bijgebouw optrekken naar plannen van architect J. De Ridder (afb. 4). In dit bijgebouw ter hoogte van het koor bevinden zich een sacristie, een doopkapel, een catecheselokaal, een werkruimte en een bibliotheek.

In 1967-1973 werd de gevel gerestaureerd door architect Y. De Ridder en werden enkele reparaties uitgevoerd in het interieur.
In 1997 sloot de gemeente Elsene de kerk voor het publiek. Ze werd na december 2005 heropend en toen werd tevens de restauratie gepland.

Beschrijving

Voorgevel in Brabantse barok, voornamelijk in steen van Grimbergen (sommige elementen in Gobertange). Twee registersVensterstrook in een topgevel. gescheiden door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. In het eerste registerVensterstrook in een topgevel. bevinden zich drie deuren onder gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken. en bekronend oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tussen monumentale gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Dorische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Boven het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. dat over de hele breedte van het gebouw loopt, bevindt zich de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met centraal een monumentaal frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., doorbroken door een cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. Het tweede registerVensterstrook in een topgevel. bestaat uit centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. onder pseudofronton, geflankeerd door monumentale gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Corinthische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en voluutvormige klauwstukken. Het derde registerVensterstrook in een topgevel. bestaat uit een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. onderbroken door aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning. met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd., waarachter zich een kleine klokkentoren bevindt met galmbord. Eerste en derde registerVensterstrook in een topgevel. bekroond met monumentale kandelabers.

Drievuldigheidskerk, zuidelijke zijgevel (foto 2006).

Zijgevels in neobarokNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.).. Bakstenen gevels bekleed met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en met hardstenen elementen (dorpels, sokkel enz.). Het onderste registerVensterstrook in een topgevel. telt vijf rondboogvensters gescheiden door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., het bovenste vijf hoge rondboogvensters. De zuidelijke dwarsbeuk (Afrikaansestraat) en de noordelijke dwarsbeuk (Notarisstraat) hebben telkens één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met groot rondboogvenster tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Beide dwarsbeuken bekroond met een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en een monumentaal, thans onvolledig, frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met centraal een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. onder gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Het dak was vroeger bedekt met natuurleisteen die in 1965 werd vervangen door kunstleisteen. Aan de westkant bevindt zich een bronzen monument (gieterij Verbeyst) op sokkel in hardsteen voor de soldaten van de Drievuldigheidsparochie die sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog, ontworpen door beeldhouwer Henri-Joseph Holemans (1894-1973).

Grondplan in de vorm van een Latijns kruis. Schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee zijbeuken eindigend in een rechthoekige kapel. De hoofdbeuk eindigt in een koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een apsis met vlakke achtermuur, geflankeerd door sacristieën. In tegenstelling tot de augustijnenkerk heeft de kerk een dwarsbeuk met twee kleine kapellen.

Bijgebouw in 1934 voor de Orde van Malta toegevoegd op de hoek van de Afrikaansestraat en de Waterleidingsstraat (architect J. De Ridder). Het rechthoekige gebouw met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). elementen en gevel in Gobertange telt één bouwlaag onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Veelhoekige traptoren onder klokvormig dak met lantaarn. Getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geprofileerde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief.. Twee grote dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..

Drievuldigheidskerk, schip (foto 2007).

Interieur
Schip en zijbeuken onder spitsbooggewelf, met rondboogvormige gordelbogen. De gewelven hebben een houten structuur, bekleed met stuc en imiteren de typische bakstenen gewelven. De hoofdbeuk is gescheiden van de zijbeuken door zuilen, waarvan de sokkel en schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn.  in Gobertange dateren uit de eerst bouwfase en afkomstig zijn uit de voormalige augustijnenkerk. De sokkels en schachtenDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn.  van de zuilen uit de tweede bouwfase zijn in hardsteen. Al deze zuilen hebben hetzelfde kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met plantenmotieven in licht reliëf. De kruising van de dwarsbeuk wordt gekenmerkt door samengestelde zuilen, het koor door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Muren oorspronkelijk beschilderd met grijsgeel imitatie metselwerk. Vloer bekleed met visgraatparket gecombineerd met hardstenen gangpaden.

Belangrijkse meubilair
Afkomstig uit de augustijnenkerk: tweeëntwintig grafstenen in de dwarsbeuk en de zijbeuken; gepolychromeerde houten beelden van de Heilige Monica en Sint-Augustinus in de hoofdbeuk (17e eeuw?); polychroom reliëf met de wapens van Filips IV van Spanje (gedateerd 1642), boven het orgel. Andere interessante elementen: zes eiken biechtstoelen van het midden van de 18e eeuw, met daarboven een kruisweg in terracotta bestaande uit veertien hauts-reliëfs in neorenaissanceArchitectuurstijl (ca. 1860-1914) die zich inspireert op de renaissance, een kunststroming ontstaan in het Italië van de 15e eeuw en die er o.m. op gericht was de bouwkunst van de Grieks-Romeinse oudheid te doen herleven. omlijstingen, eind 19e eeuw; hoofdaltaar in wit marmer van Skyros, van de hand van beeldhouwer J. Devroy, ca. 1945; groot orgel in neoclassicistische stijl, in 1938 gebouwd door Georges Haupt (Groothertogdom Luxemburg).
Sinds 2005 (eigendom van het OCMW van 1000 Brussel): uitzonderlijke eiken preekstoel en altaar van de hand van de Antwerpse beeldhouwer Jean-François Van Hool, ca. 1845. Deze twee prestigieuze stukken zijn afkomstig uit de kapel van het Sint-Janshospitaal op de Kruidtuinlaan. Ze werden in 1861 gekocht door de Raad der Godshuizen en werden in 1937 overgebracht naar de kapel van het Brugmannhospitaal.

Drievuldigheidskerk, detail van de preekstoel (foto 2007).

Glas-in-loodramen

- Glas-in-loodramen van de vier eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het schip: uitgevoerd door meester-glazenier L. De Contini en geplaatst in 1895, tijdens de eerste fase van de bouw van de kerk.
Op de benedenverdieping, centraal medaillonRonde of ovale cartouche. met buste van een heilige, omlijst door architecturaal decor met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; het is uitgevoerd in erg lichte en een beperkt aantal kleuren zodat het op een grisailleGetekende of geschilderde voorstelling in verschillende tinten grijs of bruin. lijkt.

- Glas-in-loodramen van de vijfde travee: hernemen het model van de vorige; uitgevoerd door meester-glazenier Peyes van Antwerpen en in 1908 geplaatst toen de kerk werd vergroot.
Iconografie noordzijde (van links naar rechts): Sint-Lodewijk, Maria met Kind, Sint-Adelheid, Sint-Felix, Sint-Anna.
Iconografie zuidkant (van rechts naar links): Sint-Hubertus, Sint-Jozef, Sint-Antonius van Padua, Sint-Carolus Borromeus en Sint-Barbara.
Op de verdieping glas-in-lood in grisailleGetekende of geschilderde voorstelling in verschillende tinten grijs of bruin. uitgevoerd door de ateliers Henri Brigode fils, Brussel.

- Glas-in-loodramen van dwarsbeuk en koor: ingewijd in 1938 en uitgevoerd door het atelier van de Brusselse meester-glazenier Florent Prosper Colpaert, naar kartons van de schilder Louis Charles Crespin, in opdracht van de Orde van Malta en van Albert Michiels, titulair kanunnik van de kerk. Glas-in-loodramen in neobarokNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). geïnspireerd door de technieken van de 17e eeuw: overvloedig gebruik van email op grote glasoppervlakken en het loden netwerk gereduceerd tot de eenvoudigste expressievorm.
Iconografie. Bijbelse scènes en taferelen uit heiligenlevens. Drie ervan refereren aan Belgische families die tot de Orde van Malta behoren en die herkenbaar zijn aan hun wapens.

Drievuldigheidskerk, glas-in-loodraam van de zuidelijke dwarsbeuk met Sint-Joris (© IRPA-KIK, Brussel) (foto 2005).

- glas-in-loodraam van de zuidelijke dwarsbeuk: gedateerd met 1938 en gesigneerd ‘L. C. Crespin inv. ET DEL. COLPAERT fec'. In het midden staat Sint-Joris die de draak velt en het riddersideaal belichaamt. Omringende wapenschilden van ridders van de Orde van Malta.

-glas-in-loodraam van de noordelijke dwarsbeuk: gedateerd met 1938 en gesigneerdL. C. Crespin inv. ET DEL. COLPAERT fec'. De compositie lijkt op die van het glasraam in de zuidelijke dwarsbeuk. In het midden zet paus Celestinus III de kardinaalshoed op het hoofd van Sint-Albertus van Leuven, bisschop van Luik en patroonheilige van de voorzitter van de vereniging, van prins Albert de Ligne, van de titulair kannunik van de kerk Albert Michiels en van koning Albert I. Heraldisch decor van de ridders van de Orde van Malta.

-glas-in-loodraam van het koor: achter het hoofdaltaar in de as van de hoofdbeuk, voorstelling van het doopsel van Christus: Jezus wordt in de Jordaan gedoopt door Sint-Jan-de-Doper, patroonheilige van de Orde van Malta. Onderaan in een cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. ‘d.d. rev canon. Alvertvs michiels. ordin. melitens. capell. convent. ad non. hvjvs ecclesiae pastor. anno dni mcm xxxvii', met links aansluitend het volle kruis van de Orde en rechts het embleem van de parochie (op veld van keel, het zilveren Maltezer kruis met acht punten, beladen met drie stukken, symbool van de drievuldigheid één en twee; rechts en links van het schildhoofd, respectievelijk de wapens van Elsene en van Sint-Gillis).

Beschermd op 10.11.1955.

Bronnen

Archieven
Archieven van de Kerkfabriek van de H. Drievuldigheidskerk, niet geklasserd fonds.

Publicaties en studies
ABEELS, G., Démolition du temple des Augustins, la Senne, Ministère de la Communauté Française, s.d., pp. 79-82.
ABEELS, G., Les pionniers de la photographie à Bruxelles, Europese bibliotheek, Nederland, 1977, pp. 84-87.
Bruxelles, construire et reconstruire. Architecture et aménagement urbain 1780-1914 (tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van België, Brussel, 1979, pp. 117-121.
Bruxelles, Monuments et sites classés, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dienst Monumenten en Landschappen, 1994, p.45.
CAPELLE, P., OSAER, T., VAN INNIS, G. (coll), et al., Les églises à Bruxelles, Mechelen, 1995.
COEKELBERGHS, D., JANSSENS, W., Répertoire photographique du mobilier des sanctuaires de Belgique. Province de Brabant canton d'Ixelles I et II, IRPA-KIK, Brussel, 1979, pp. 19-21.
DEROM, P., Les sculptures de Bruxelles. Catalogue raisonné, Patrick Derom Gallery, Brussel, 2002, p. 109.
DES MAREZ, G., Traité d'architecture dans son application aux monuments de Bruxelles, Touring club van België, Brussel, 1921, pp. 151, 233-236, 238.
DES MAREZ, G., Traité d'architecture dans son application aux monuments de Bruxelles, Touring club van België, Brussel, 1958, pp. 362-363.
DUBREUCQ, J., Bruxelles 1000. Une histoire Capitale. Deel 5. Sectie 5 "la section de la Monnoye", 1998, pp. 395, 423, 424.
Inventaire des Orgues en Région Bruxelles-Capitale, Organum Novum asbl, Directie Monumenten en Landschappen, Brussel, 2005, p. 92.
KATSANOU, V., PEETERSILLE, C., et al., Drievuldigheidskerk Ixelles & Saint-Gilles, Sumary of projet work. Integrated Project Work, Conservation project for a building and its urban contexte (Eindverhandeling Centrum Raymond Lemaire, KUL), 2004-2005.
PHILIPPOT, P., COECKELBERGHS, D., LOZE, P., VAUTHIER, D., L'architecture religieuse et la sculpture baroques dans les Pays-Bas méridionaux et la principauté de Liège 1600-1770, Pierre Mardaga éditeur, Luik, 2003, pp. 59-61.
PLANTENGA, J. H., L'architecture religieuse dans l'ancien duché de Brabant depuis le règne des archiducs jusqu'au gouvernement autrichien (1598-1713), uitg. Martinus Nijhoff, Den Haag, 1926, pp. 57-68.
TERLINDEN, Ch., Histoire du Temple des Augustins et de Drievuldigheidskerk, Éd. J. Duculot, Gembloux, 1964, pp. 1-47.
VAN HAVERMAET, H., Le temple des Augustins à Bruxelles, Alliance typographique, Brussel,1890.

Tijdschriften
LOMBAERDE, P., ‘Projet de l'église de la Trinité', A+, 61, 1979, pp. 17-18.
DE VOS, T., ‘Présence à Ixelles de l'ordre des Chevaliers de St Jean de Jérusalem, de Rhodes et de Malte', Brabant Toerisme, 1, 1985, pp. 44-45.
DE VOS, T., ‘Les vitraux de l'église de la Trinité à Bruxelles se rapportant à l'Ordre Souverain de Malte', Brabant Toerisme, 1, 1987, pp. 44-46.
‘Ixelles: Église Sainte-Trinité', Bulletin CRMS, XXXII, 1893, p. 196.
‘Ixelles: Église Sainte-Trinité', Bulletin CRMS, XXXV, 1896, p. 43.
‘Ixelles: Église Sainte-Trinité', Bulletin CRMS, XLIII, 1904, p. 25.
HAINAUT, M., ‘L'église de la Trinité', Mémoire d'Ixelles, 63-64, 1996, pp. 27-52.
‘Église des Augustins', Nouvelle rare de Bruxelles, 1, 1843 pp. 35-37.

Persartikels
BAUDELOT, M., ‘Trinité: Ixelles prête à rouvrir l'église, St-Gilles pas…', La Capitale, 09.07.2004.
DUPREZ, M., ‘L'hôpital Brugmann poursuit sa rénovation. Classée, la chapelle sera restaurée', Le Soir, 19.04.2005.
V. J., ‘Un opéra à la Trinité?', La Tribune de Bruxelles, 124, 19.05.2005.

Onuitgegeven studien
Drievuldigheidskerk à Bruxelles. Dossier d'expertise et annexe, Bureau Origin Engineering & Architecture, Brussel, mei 2004.
Communes d'Ixelles et de Saint-Gilles. Étude pour la conservation des vitraux de la nef et de la façade occidentale de l'église de la Trinité, onuitgegeven studie, Brussel, Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, s.d. (2005).