Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1800-1825
Stijlen
Neoclassicisme
Empire
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33654
Beschrijving
Markant
geheel van twee vrijwel identieke herenhuizen, in laatclassicistische stijl met
empire-inslag, te dateren in het begin van de 19e eeuw.
Telkens dubbelhuisopstand, gemarkeerd door een gedesaxeerd middenrisaliet met koetspoort en bekronende dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., in spiegelbeeld; drie bouwlagen en vier traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien, pannen). Oorspronkelijk bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels. Gedrongen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. belijnd door hoge sokkel en zware, geprofileerde puilijst. Brede korfboogpoort met neuten, geprofileerde imposten, liggende diamantkopsleutel, tondi met leeuwenkop in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. en geprofileerd entablement. Lage getraliede vensters met lekdrempel, boven keldermonden. Hoge bel-etage met rechthoekige vensters in vlakke omlijsting vanaf de puilijst, met geprofileerde lekdrempel en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Lagere derde bouwlaag met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in vlakke omlijsting met staande diamantkopsleutel en geprofileerde lekdrempel, boven paneel met neuten. Gevelbeëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., fries met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Ruim geprofileerd œil-de-bœuf met vleugelstukken, booglijst op gestrekte uiteinden en consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en radiale tracering.
Nr. 55. RisalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Sokkel, keldermonden en benedenvensters aanzienlijk verlaagd, waarvoor bouwaanvraag van 1889. Houten vleugeldeur met panelen met schijven en radiale waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Achtergevel met vlak omlijste openingen, panelen op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van hoogste verdieping zuidelijke aanbouw met drie bouwlagen en vijf + vier traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., in strakke neoclassicistische stijl uit zelfde periode of later in eerste kwart 19e eeuw. Noordelijke aanbouw uit 1889.
Interieur : hal geritmeerd door Dorische pilasters, zuilen aan weerszijden van de toegang tot het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., waarop entablement. Eretrap met trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. en leuning met rozetten.
Nr. 57. Behouden ordonnantie met risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), doch ontpleisterd : baksteen met zandstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., omlijstingen en cordons, en hardstenen lekdrempels. Zelfde vleugeldeur met bijkomende guirlandes en vernieuwd smeedwerk in de waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Voorheen binnenplein, ten oosten afgesloten door halfronde stallingen, overdekt en opnieuw bebouwd voor «Banque d’Outremer» naar ontwerp van architect Jules Brunfaut van 1919- 1921, gepaard met interieurwijzigingen.
Telkens dubbelhuisopstand, gemarkeerd door een gedesaxeerd middenrisaliet met koetspoort en bekronende dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., in spiegelbeeld; drie bouwlagen en vier traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien, pannen). Oorspronkelijk bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevels. Gedrongen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. belijnd door hoge sokkel en zware, geprofileerde puilijst. Brede korfboogpoort met neuten, geprofileerde imposten, liggende diamantkopsleutel, tondi met leeuwenkop in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. en geprofileerd entablement. Lage getraliede vensters met lekdrempel, boven keldermonden. Hoge bel-etage met rechthoekige vensters in vlakke omlijsting vanaf de puilijst, met geprofileerde lekdrempel en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.. Lagere derde bouwlaag met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in vlakke omlijsting met staande diamantkopsleutel en geprofileerde lekdrempel, boven paneel met neuten. Gevelbeëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., fries met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Ruim geprofileerd œil-de-bœuf met vleugelstukken, booglijst op gestrekte uiteinden en consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en radiale tracering.
Nr. 55. RisalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Sokkel, keldermonden en benedenvensters aanzienlijk verlaagd, waarvoor bouwaanvraag van 1889. Houten vleugeldeur met panelen met schijven en radiale waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Achtergevel met vlak omlijste openingen, panelen op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van hoogste verdieping zuidelijke aanbouw met drie bouwlagen en vijf + vier traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., in strakke neoclassicistische stijl uit zelfde periode of later in eerste kwart 19e eeuw. Noordelijke aanbouw uit 1889.
Interieur : hal geritmeerd door Dorische pilasters, zuilen aan weerszijden van de toegang tot het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., waarop entablement. Eretrap met trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. en leuning met rozetten.
Nr. 57. Behouden ordonnantie met risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), doch ontpleisterd : baksteen met zandstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., omlijstingen en cordons, en hardstenen lekdrempels. Zelfde vleugeldeur met bijkomende guirlandes en vernieuwd smeedwerk in de waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Voorheen binnenplein, ten oosten afgesloten door halfronde stallingen, overdekt en opnieuw bebouwd voor «Banque d’Outremer» naar ontwerp van architect Jules Brunfaut van 1919- 1921, gepaard met interieurwijzigingen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 15599 (1889), 27388 (1919-1921), 15600.