Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1775-1800
Laurent-Benoit DEWEZ – 1775-1800
Arnould WINCQZ – Steenkapper – 1625-1667
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Meestal gaat het om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel met deze fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis. (Fragmentarische elementen die in het gebouw bewaard zijn gebleven (bv. constructieve elementen in de kelders van het gebouw in de Boterstraat nr. 40); kelders die waarschijnlijk oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Coudenbergh of de kapel van Nassau).
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33255
Beschrijving
Herenhuis van het
dubbelhuistype, in Lodewijk XVI-stijl, uit 1775-1800; drie bouwlagen en vier
traveeën onder later mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien). In oorsprong deel uitmakend van een
geheel van twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. woningen met spiegelbeeldschema, waarvan het ruimere
rechterpand met enkelhuisopstand van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (nr. 7) werd gesloopt.
Achtergevel en achtergebouwen wijzen op een oudere, 17e eeuwse-kem. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met verzorgd stucdecor. In de derde travee rondboogpoort met imposten, geprofileerde booglijst, guirlande, voluutsleutel en schijven, geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; houten vleugeldeur. Aansluitend balkon met diamantkopconsoles en gesmeed ijzeren hek met rozetpatroon. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lage derde bouwlaag. Benedenvensters vanop de natuurstenen sokkel, met in 1861 toegevoegde omlijsting en vouwluiken; bovenvensters met geriemde omlijsting en doorgetrokken lekdrempels. Tweede bouwlaag verrijkt met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en voluutsleutels tussen guirlandes, panelen boven de lateien, en schijven waaruit neerhangende guirlandes op de penanten. Derde bouwlaag met vlakke sluitstenen en entablementen. Latere kroon- en tandlijst; twee afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oren, aan weerszijden van een latere dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met booglijst.
Intérieur. Markante eiken eretrap met ruim beloop doorlopend tot de tweede verdieping : fraai gebeeldhouwde trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. met voluutSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en rankwerkVersiering bestaande uit een buigzame, slingerende tak, versierd met lofwerk., leuning van fijne balustersVaasvormige spijl van een borstwering. afgewisseld met geajoureerde panelen met stafwerk en vaasmotief in de hoeken. Vertrekken op begane grond en eerste verdieping met bewaarde stucplafonds, houtwerk en enkele schouwen in Lodewijk XVI-stijl.
Achtergevel, west- en zuidelijk vleugel aan de binnenplaats in traditionele bak- en zandsteenstijl uit de 17e eeuw, verankerd door middel van lelieankers met gekrulde spie, de kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. met negblokken en tweeledige latei voor zover niet aangepast. Achterpuntgevel, vermoedelijk een verkleinde trap- of tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken., met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top, het rondbogige middenluik met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en waterlijst. Ondiepe westvleugel met twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldak met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Zuidvleugel met zeldzaam bewaarde, hardstenen arcade in barokstijl : vier geblokte en geprofileerde rondbogen met voluutsleutel, op drie Toscaanse zuilen en twee halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt., de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. gevuld met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bovenliggende verdieping verbouwd.
Achtergevel en achtergebouwen wijzen op een oudere, 17e eeuwse-kem. Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met verzorgd stucdecor. In de derde travee rondboogpoort met imposten, geprofileerde booglijst, guirlande, voluutsleutel en schijven, geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; houten vleugeldeur. Aansluitend balkon met diamantkopconsoles en gesmeed ijzeren hek met rozetpatroon. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., haast vierkant op de lage derde bouwlaag. Benedenvensters vanop de natuurstenen sokkel, met in 1861 toegevoegde omlijsting en vouwluiken; bovenvensters met geriemde omlijsting en doorgetrokken lekdrempels. Tweede bouwlaag verrijkt met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en voluutsleutels tussen guirlandes, panelen boven de lateien, en schijven waaruit neerhangende guirlandes op de penanten. Derde bouwlaag met vlakke sluitstenen en entablementen. Latere kroon- en tandlijst; twee afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oren, aan weerszijden van een latere dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met booglijst.
Intérieur. Markante eiken eretrap met ruim beloop doorlopend tot de tweede verdieping : fraai gebeeldhouwde trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. met voluutSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en rankwerkVersiering bestaande uit een buigzame, slingerende tak, versierd met lofwerk., leuning van fijne balustersVaasvormige spijl van een borstwering. afgewisseld met geajoureerde panelen met stafwerk en vaasmotief in de hoeken. Vertrekken op begane grond en eerste verdieping met bewaarde stucplafonds, houtwerk en enkele schouwen in Lodewijk XVI-stijl.
Achtergevel, west- en zuidelijk vleugel aan de binnenplaats in traditionele bak- en zandsteenstijl uit de 17e eeuw, verankerd door middel van lelieankers met gekrulde spie, de kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. met negblokken en tweeledige latei voor zover niet aangepast. Achterpuntgevel, vermoedelijk een verkleinde trap- of tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken., met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in top, het rondbogige middenluik met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en waterlijst. Ondiepe westvleugel met twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldak met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Zuidvleugel met zeldzaam bewaarde, hardstenen arcade in barokstijl : vier geblokte en geprofileerde rondbogen met voluutsleutel, op drie Toscaanse zuilen en twee halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt., de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. gevuld met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bovenliggende verdieping verbouwd.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 6913 (1861).
Publicaties en studies
HENNE A., WAUTERS A., 1975, III, fig. 1158.